Alleen voor privé gebruik



deel 15 – 28 november  1922

Ik was aan het bidden en werd helemaal één met de allerheiligste Wil van God, maar met wat twijfels over alles wat mijn lieve Jezus me blijft vertellen over deze allerheiligste Wil. En terwijl Hij me tegen zich aandrukte, zei Hij, terwijl Hij licht in mijn brein stortte: “Mijn dochter, mijn Wil is begin, midden en einde van iedere kracht. Zonder het zaad van mijn Wil kun je die niet een echte kracht noemen. Het is als het zaad voor de plant: nadat zijn wortels in de grond zijn doorgedrongen, wordt de boom hoger naarmate de wortels die het zaad bevat dieper gaan. Dus eerst is er het zaad. Dit vormt de wortels. De wortels hebben de kracht om de plant te laten uitschieten onder de aarde. En als de wortels erin verzinken, worden de takken gevormd, die zo hoog groeien dat zij een mooie kroon vormen. En deze zal de glorie van de boom vormen die beladen met overvloed van vruchten die nuttig zijn en de glorie vormen van degene die het zaad zaaide.

Dit is het beeld van mijn Kerk. Het zaad is mijn Wil waaruit Zij werd geboren en uitgroeide. Maar het kost tijd om de boom te laten groeien. En voor sommige bomen duurt het eeuwen eer zij vrucht dragen. Hoe kostbaarder de plant, hoe langer het duurt. Hetzelfde geldt voor de boom van mijn Wil die zeer kostbaar is, edel en goddelijk, de hoogste en daarom kostte het tijd om te groeien en de vruchten bekend te maken. Dus de Kerk heeft het zaad gekend en zonder het zaad is er geen heiligheid. Dan heeft Zij de takken zien groeien, maar het is steeds de zelfde boom die zich uitbreidde. Nu leert Zij de vruchten kennen om zichzelf ermee te voeden en ervan te genieten. En dit zal mijn glorie zijn en mijn kroon, zowel van alle krachten als van de hele Kerk.

Welnu waarom verwonder je je als Ik in plaats van de vruchten van mijn Wil eerder te tonen, Ik die jou heb geopenbaard na zo vele eeuwen? Hoe zou Ik de vruchten bekend kunnen maken als de boom nog niet gevormd was? Alles gaat om deze manier: als iemand koning moet worden, wordt de koning niet gekroond voor het koninkrijk, het leger, de dienaren en het koninklijk paleis gereed is – hij wordt pas aan het slot gekroond. En als iemand de koning zou willen kronen zonder het koninkrijk, het leger etc dat zou een scherts koning zijn. Welnu, mijn Wil moest de kroon van alles zijn en de vervulling van mijn glorie vanwege het schepsel, omdat zij alleen in mijn Wil kan zeggen: “Ik heb alles voltooid”. En als Ik alles wat Ik wens in haar voltooid aantref, laat Ik haar niet alleen de vruchten kennen, maar Ik voed haar en Ik laat haar zo’n hoogte bereiken dat zij iedereen overtreft. Daarom heb Ik graag en zorg Ik ervoor dat de vruchten, de uitwerking, het onmetelijk heil dat mijn Goddelijke Wil bevat en het grote goed dat de ziel ontvangt door er in te leven, bekend wordt. Als dat niet bekend wordt, hoe kan er dan naar verlangd worden? En nog minder kan men er dan door gevoed worden. En als Ik het leven in mijn Goddelijke Wil niet bekend had gemaakt – wat het betekent, de waarde die het heeft – zou de kroon op de schepping in de vermogens ontbreken en mijn werk zou een werk zijn zonder kroon. Besef dan hoe nodig het is dat alles wat Ik je heb verteld over mijn Wil geopenbaard en bekend wordt. En ook de reden waarom Ik je zo stimuleer en dat Ik altijd zorg dat je de gewone weg van anderen verlaat. En als Ik dit en ook de genaden die Ik hun gaf na hun dood bekend maak, in jouw geval daarentegen sta Ik toe dat wat Ik je heb verteld over mijn Wil bekend wordt terwijl je nog leeft. Als het niet bekend wordt, zal het niet worden gewaardeerd, noch bemind. Kennis zal als mest zijn voor de boom die de vruchten zal doen rijpen. En als die eenmaal goed rijp zijn, zullen de schepselen zich met hen voeden. Wat zal mijn en jouw tevredenheid groot zijn”.


deel 15 – 8 december  1922

Ik schrijf uit gehoorzaamheid en ik bied alles aan aan mijn lieve Jezus. Ik verenig me met het offer van zijn gehoorzaamheid om de genade en de kracht te krijgen om het te doen zoals Hij het wil. En nu, oh mijn Jezus, reik me uw heilige hand en het Licht van uw intelligentie en schrijf samen met mij. Ik overwoog het grote wonder van de onbevlekte ontvangenis van mijn Koningin en hemelse Mama en in mijn binnenste hoorde ik Hem zeggen: “Mijn dochter, de onbevlekte ontvangenis van mijn geliefde Mama was wonderbaarlijk en zo prachtig, dat Hemel en aarde verbaasd waren en begonnen te feesten. Alle drie de goddelijke Personen wedijverden met elkaar: de Vader stortte een onmetelijke zee van macht uit, Ik, de Zoon stortte een onmetelijke zee van wijsheid uit en de H. Geest een onmetelijke zee van eeuwige liefde die, in elkaar overgaand een enkele zee vormden. En in het centrum van deze zee had de ontvangenis van deze Maagd plaats, uitverkozen te midden van de gekozenen. Dus de Godheid beheerde de substantie van deze ontvangenis en deze zee was niet alleen de levenskern van dit wonderbaarlijke en unieke schepsel maar die bleef rondom haar – niet alleen om Haar te verdedigen tegen alles wat Haar zou kunnen overschaduwen, maar om Haar ieder ogenblik nieuwe schoonheid te schenken, nieuwe genaden, macht, wijsheid, liefde, voorrechten etc. Dus haar kleine natuur werd ontvangen in het centrum van deze zee en werd gevormd en groeide onder invloed van deze goddelijke golven, zo hevig dat zo gauw dit edele en unieke schepsel werd gevormd, de Godheid niet wilde wachten zoals het gewoonlijk doet met andere schepselen – Het wilde haar omhelzingen, de beantwoording van haar liefde, haar kussen en zich verheugen in haar onschuldige glimlach. Daarom gaf ik haar zo gauw haar ontvangenis was geschied, het gebruik van de rede. Ik begiftigde haar met alle wetenschappen, Ik maakte haar bewust van onze vreugden en onze smarten betreffende de Schepping. Zelfs van de moederlijke schoot kwam Zij naar de Hemel, aan de voet van onze Troon om Ons haar omhelzingen te schenken, het antwoord van haar liefde, haar tedere kussen en zich in onze armen werpend, lacht Ze Ons toe met zulk een vreugde van dankbaarheid en dankzegging als om onze glimlach op te vangen. Oh hoe mooi was het om te zien hoe dit onschuldig en bevoorrechte schepsel, verrijkt met alle goddelijke kwaliteiten, in ons midden kwam, één en al liefde en vertrouwen, zonder angst. In feite verwekt alleen de zonde afstand tussen Schepper en schepsel, verbreekt de liefde, lost het vertrouwen op en brengt angst teweeg. Dus, Zij komt in ons midden als Koningin die, met haar liefde, door Ons geschonken, over Ons heerst, Ons verrukt, Ons feestelijk maakt en steeds meer Liefde bemachtigt. En Wij laten Haar dit doen, verheugen Ons over de liefde die Ons verrukt en stellen Haar aan als Koningin van Hemel en aarde.

Hemel en aarde juichen en feesten samen met Ons, omdat zij na zo vele eeuwen hun Koningin hebben. De zon glimlacht in zijn licht en acht zich gelukkig omdat Hij de Koningin mag dienen door Haar Licht te geven. Het hemelgewelf, de sterren en het hele universum lacht van vreugde en viert feest omdat zij hun Koningin verheugen door Haar de harmonie en de schoonheid van de sferen te tonen. En ook de aarde glimlacht en voelt zich waardiger omdat zij mag dienen tot residentie van de Vorstin en door haar voetstappen wordt betreden. Alleen de hel huilt en voelt hoe die kracht verliest door de heerschappij van deze soevereine Vrouwe.

Maar weet je wat de eerste act was van dit hemels Schepsel toen Ze zich voor het eerst voor onze troon bevond? Zij erkende dat al het kwaad van de mens de breuk is geweest tussen zijn Wil en die van zijn Schepper. Zij beefde en zonder uitstel bond Zij haar wil vast aan de voet van mijn troon, zelfs zonder het te willen weten. En mijn Wil bond zichzelf vast aan Haar en stelde Zichzelf aan tot centrum van haar leven zodat alle stromen, alle relaties, alle verbindingen tussen Haar en Ons zich openden en er was geen geheim dat Wij haar niet toevertrouwden. Dit was inderdaad de mooiste, de grootste, heldhaftigste daad die Zij stelde: haar Wil aan onze voeten neer te leggen, een act die Ons verrukte en Haar aanstelde tot koningin van allen. Zie je wat het betekent je zelf te binden aan mijn Wil en je eigen wil niet te kennen?

De tweede act was Zichzelf uit liefde voor Ons op te dragen als offer. De derde: Ons de eer de glorie van de hele Schepping te brengen die de mens had weggenomen van Ons door zijn eigen wil te doen. En zelfs vanuit de moederschoot weende Zij uit liefde voor Ons omdat Zij zag hoe Wij beledigd werden. En Zij weende van verdriet over de schuldige mens. Oh, hoe ontroerden Ons deze onschuldige tranen en hoe verhaastten die de zo verlangde Verlossing. Deze koningin had de overhand, bond Ons en bemachtigde oneindige genaden van Ons. Zij liet Ons zo neerbuigen naar de mensheid, dat Wij Haar niet konden weerstaan, en Wij wisten niet hoe haar herhaalde verzoeken te negeren. Maar waar vandaan kwam zoveel macht van Haar en zoveel invloed op de Godheid? Aha, je heb het begrepen: het was de macht van onze Wil die in Haar werkzaam is, die terwijl Hij over Haar heerste, Haar maakte tot beheerder van God zelf. En bovendien, hoe zouden Wij zo’n onschuldig schepsel kunnen weerstaan in het bezit van de macht en de heiligheid van onze Wil? Het zou zijn alsof Wij tegen Onszelf in gingen. Wij konden onze goddelijke kwaliteiten in Haar zien. De weerspiegeling van onze heiligheid, van de goddelijke wegen, van onze liefde, van onze macht etc over Haar gestort als golven; ook onze Wil, die haar centrum was, die alle weerspiegelingen van onze goddelijke kwaliteiten aantrok en Zichzelf maakte tot kroon en verdediging van de Godheid die in Haar woont. Als deze onbevlekte Maagd de Goddelijke Wil niet als levenscentrum had gehad, zouden alle andere voorrechten en privileges waarmee We Haar zo verrijkten, daarmee vergeleken absoluut niets zijn geweest. Dit bevestigde en beschermde voor Haar zo vele voorrechten; nog sterker: het vermenigvuldigde ieder ogenblik weer nieuwe.

Dit is de reden waarom Wij Haar aanstelden tot Koningin van allen; omdat Wij, als Wij werkzaam zijn, dat doen met rede, wijsheid en rechtvaardigheid. Zij gaf nooit leven aan haar menselijke wil, maar onze Goddelijke Wil was altijd ongeschonden in Haar. Hoe zouden Wij tot een ander schepsel kunnen zeggen: Gij zijt de Koningin van de Hemel, de zon, de sterren... als de hemel, de zon, de aarde zich zouden onttrekken aan het regime en het beheer van dit schepsel. Alles zou in hun waardeloze taal hebben uitgeroepen: ‘Wij willen haar niet’ wij zijn haar meerdere, omdat wij ons nooit onttrokken hebben aan uw eeuwig Willen – zoals Gij ons schiep, zo zijn wij. Dit zou de zon hebben uitgeroepen met zijn licht, de sterren met hun schittering, de zee met zijn golven en al het andere. Integendeel, zo gauw zij alle de heerschappij van deze voortreffelijke Maagd ondervonden die, bijna als hun zuster, nooit haar eigen wil wilde kennen, maar alleen die van God, vierden zij niet alleen feest, maar zij voelden zich vereerd hun Koningin te hebben en zij bewogen zich rond Haar in processie en brachten Haar eer – de maan als voetenbank voor haar voeten, de sterren als kroon, de zon als diadeem, de engelen als dienaren en de mensen als wachters. Iedereen – iedereen bracht Haar glorie en betuigde Haar eer. Er is geen eer en glorie die niet aan onze Wil gegeven kan worden – ofwel binnenin Ons werkzaam in ons eigen centrum, of levend in het schepsel.

Maar weet je wat de eerste act was van deze edele Koningin, toen Zij uit de moederschoot geboren werd en Zij haar ogen opende voor het licht van deze wereld hier beneden? Toen Zij werd geboren, zongen de engelen liedjes voor de hemelse Baby en Zij was verrukt. Haar prachtige ziel verliet haar kleine lichaam vergezeld van engelenkoren en Zij ging rond in Hemel en aarde en verzamelde al de liefde die God had verspreid over de hele schepping. En doordringend in de Hemel, kwam Zij aan de voet van onze troon en bood Ons weer alle liefde van de hele schepping aan en sprak haar eerste, ‘dank U’ uit namens allen. Oh, hoe gelukkig voelden Wij Ons bij het horen van het ‘dank U’ van dit Babykoninginnetje. En Wij bevestigden in Haar alle genaden, alle gaven zodat Zij alle andere schepselen samen overtrof. Toen stortte Zij zich in onze armen en deelde in onze vreugde, badend in de zee van alle tevredenheid, verfraaid met nieuwe schoonheid, met nieuw licht en nieuwe liefde. Zij pleitte weer voor de mensheid en bad onder tranen dat het eeuwig Woord zou neerdalen om haar broeders te redden. Maar terwijl Zij dit deed, liet onze Wil Haar weten dat Zij af moest dalen naar de aarde en onmiddellijk verliet Zij onze tevredenheid en vreugden en vertrok, om wat te doen? Onze Wil. Wat een krachtige magneet was onze Wil die op aarde verbleef in deze pasgeboren Koningin! De aarde leek Ons niet langer vreemd. We voelden Ons niet langer genoodzaakt haar te treffen, gebruik makend van onze rechtvaardigheid. We bezaten de macht van onze Wil in dit onschuldige kind dat onze armen tegenhield, vanuit de aarde Ons toelachte en die rechtvaardigheid omzette in genaden en lieflijke glimlach. Zodat het eeuwig Woord zijn tocht versnelde, niet in staat deze zoete verrukking te weerstaan. Oh, wonder van mijn Goddelijke Wil, alles wordt van U verwacht, door U wordt alles voltooid en er is geen groter wonder dan Mijn Wil in het schepsel”.


deel 15 – 16 december  1922

Ik overwoog de act waarin het eeuwig Woord uit de Hemel neerdaalde en ontvangen werd in de schoot van de onbevlekte Koningin. En vanuit mijn binnenste stak mijn altijd lieflijke Jezus een arm uit, legde die om mijn hals en zei me in mijn binnenste: “Mijn geliefde dochter, als de ontvangenis van mijn hemelse Mama wonderbaar was en Zij werd ontvangen in de zee die ontsprong uit de drie goddelijke Personen, mijn ontvangenis had niet plaats in de zee die uit Ons ontsprong maar in de grote zee die verbleef binnen in Ons – onze Godheid – die neerdaalde in de maagdelijke schoot van deze Maagd en Ik werd ontvangen. Het is waar dat wordt gezegd dat het Woord ontvangen werd, maar mijn hemelse Vader en de H. Geest waren niet te scheiden van Mij. Het is waar dat Ik de werkzame rol had maar Zij werkten mee.

Stel je twee reflectoren voor waarvan de één hetzelfde reflecteert in de ander. Er zijn drie subjecten de één in het midden speelt de werkende, lijdende, vragende rol. De andere twee zijn erbij, werken er mee samen en zijn toeschouwers. Dus Ik zou kunnen zeggen dat één van de twee reflectoren de allerheiligste Drie-eenheid is en de ander mijn lieve Mama. Tijdens haar korte leven bereidde Zij, door altijd in mijn Wil te leven, in haar maagdelijke schoot voor Mij de kleine goddelijke bodem waarin Ik, eeuwig Woord, Mijzelf moest bekleden met menselijk vlees, omdat Ik nooit zou neerdalen in menselijke bodem. En terwijl de Drie-eenheid in Haar werd weerspiegeld werd Ik ontvangen. Dus terwijl die zelfde Drie-eenheid in de Hemel bleef, werd Ik ontvangen in de schoot van deze edele Koningin. Alle andere dingen, hoe groots, edel, verheven en wonderbaar ook, vielen daarbij in het niet – zelfs de ontvangenis van de Koningin – Maagd. Er is niets, geen liefde, grootheid of macht die vergelijkbaar is met mijn ontvangenis. Hier is geen sprake van het leven vormen maar van het Leven insluiten, wat leven geeft aan allen; niet van uitzetten maar van krimpen zodat Ik kon ontvangen worden; en niet om te ontvangen maar om te geven – Degene die alles schiep en Zichzelf opsloot binnenin een geschapen en kleine Mensheid. Dit zijn alleen werken van een God en wel van een God die liefheeft en die, koste wat kost, het schepsel wil verbinden met zijn liefde om bemind te worden.

Maar dit is nog niets. Weet je waar al mijn liefde, al mijn macht en wijsheid opvlammen? Zo gauw de goddelijke macht deze kleine Mensheid vormde, zo klein, vergelijkbaar met de grootte van een hazelnoot, maar met alle ledematen in verhouding gevormd en het Woord werd er in ontvangen, ontving de onmetelijkheid van mijn Wil die alle schepselen van verleden, heden en toekomst insluit, al de levens van de schepselen daarin. En naarmate mijn Mensheid groeide, groeiden zij binnenin Mij. Dus zelfs ofschoon Ik alleen leek te zijn, konden alle schepselen die in Mij ontvangen waren, gezien worden wanneer die bekeken worden onder de microscoop van mijn Wil. Het gebeurde met Mij zoals wanneer men kristal-helder water ziet: zelfs ofschoon dat helder lijkt, als dat bekeken wordt onder een microscoop, hoeveel microben kun je dan zien? Mijn ontvangenis was zo en zo groots dat het wiel van de eeuwigheid stagneerde en in extase de ontelbare excessen van mijn liefde zag en alle wonderen tezamen. De totale expansie van het universum kreeg een schok toen Degene gezien werd die leven geeft aan alles, hoe die kromp, Zichzelf verkleinde, alles in zich sloot om wat te doen? Om de levens van allen te nemen en allen herboren te laten worden”.


deel 15 – 21 december  1922

Ik voelde me zo gekweld vanwege het ontberen van mijn aanbiddelijke Jezus, of liever gezegd, ik voelde een foltering. Mijn arme hart was in doodsangst en vocht op leven en dood. En terwijl het leek te sterven, liet een mysterieuze kracht het weer verrijzen om haar zeer bittere doodangst voort te zetten. Oh, mijn Jezus te moeten ontberen, hoe meedogenloos en wreed is dat. Zelfs de dood is daarbij vergeleken absoluut niets. Bovendien brengt de dood iemand tot eeuwig leven, terwijl Jezus te moeten missen het leven uit je doet wegvloeien. Maar dit alles was nog niets. Mijn arme ziel die mijn Leven wilde, mijn Alles, verliet mijn lichaam om Hem ten minste buiten mijzelf te vinden maar tevergeefs. Nog sterker, ik bevond me in een onmetelijkheid waarvan de diepte, grootte en hoogte geen grenzen leek te hebben. Ik richtte mijn blik ergens binnenin die grote lege ruimte – wie weet kon ik Hem tenminste van verre zien, om op te stijgen en mijzelf in zijn armen te werpen. Maar alles tevergeefs. Ik was bang dat ik in die grote lege ruimte zou vallen – en waar zou dat zonder Jezus op uitlopen? Wat zou er met me gebeuren. Ik beefde, riep, weende maar niemand had medelijden. Ik had willen teruggaan in mijn lichaam, maar een mysterieuze kracht belette me dat. Mijn toestand was afschuwelijk, omdat mijn ziel die buiten mezelf was, zich spoedde in de richting van haar God als naar haar centrum, sneller dan een steen die terugvalt in de richting van het centrum van de aarde nadat die omhoog gegooid is. Het ligt niet in de aard van een steen te blijven zweven, maar die zoekt de aarde als steun en rust. Op dezelfde wijze ligt niet in de aard van de ziel uit zichzelf te treden en niet terug te gaan naar het centrum waar ze vandaan komt. Deze pijn belast zo, geeft zo’n angst en hartzeer dat ik het helse pijn zou willen noemen. Arme zielen zonder God, hoe moeten die verder? Wat moet het een pijn zijn voor hen om God te verliezen? Ach mijn Jezus, sta niet toe dat wie dan ook U verliest.

Welnu, terwijl ik in deze pijnlijke toestand was, bevond ik me binnen mezelf en mijn lieve Jezus strekte een arm uit en legde die om mijn nek. Toen liet Hij zich zien met een klein meisje op zijn arm – extreem klein. Het meisje was zeer angstig en terwijl ze leek te gaan sterven beademde Jezus haar, dan gaf Hij haar een beetje te drinken, dan weer drukte Hij haar aan zijn hart. En het kleintje viel weer terug in haar angst, maar ze stierf niet en kwam ook niet uit die stervende toestand. Jezus was echter vol aandacht. Hij hield haar scherp in de gaten, hielp haar, ondersteunde haar. Hem ontging geen enkele beweging van dit stervende meisje. Ik voelde alle pijnen van die arme kleine alsof die echooden in de diepte van mijn hart en Jezus keek naar mij en zei: “Mijn dochter, dit kleine meisje is jouw ziel. Zie je hoeveel Ik van je hou, met hoeveel zorgzaamheid Ik je bijsta? Ik hou je in leven met teugjes van mijn Wil. Mijn Wil maakt je kleiner. Die doet jou sterven en weer verijzen. Maar wees niet bang. Ik zal je nooit verlaten – mijn armen zullen je altijd stevig aan mijn borst drukken”.


deel 15 – 2 januari  1923

Ik bad en gaf me helemaal over in de armen van de allerheiligste Wil van God en mijn altijd lieflijke Jezus kwam uit mijn binnenste, nam mijn hand en zei: “Mijn dochter, kom met Me mee en kijk naar de grote ruimte die er bestaat tussen Hemel en aarde. Voor mijn Fiat werd uitgesproken, was deze grote ruimte afschuwlijk om te zien. Alles was wanorde. Geen scheiding van land, water of bergen was er te zien. Het was één grote hoop die angst aanjaagde. Maar zo gauw mijn Fiat werd uitgesproken kwam alles in beweging, stootte tegen elkaar en alles nam zijn plaats in, alles geordend door het stempel van mijn eeuwig Fiat. En zij kunnen niet bewegen als mijn Fiat het niet wenst. De aarde joeg geen angst meer aan; integendeel. Als men de uitgestrektheid van de zeeën ziet, hun wateren niet langer modderig maar kristalhelder, hun zoet geruis, alsof de wateren stemmen waren die onderling zacht en rustig spraken, hun brullende golven die soms zo hoog kwamen dat bergen water verschenen die dan weer terug vielen in dezelfde zee. Hoeveel schoonheid bevat dit niet? Hoeveel orde – en hoeveel aandacht verdient het niet van schepselen. En dan de aarde, helemaal groen en in bloei – hoeveel verscheidenheid van schoonheid bevat die niet? Maar dit was nog niets. De ruimte was niet totaal gevuld. En zoals mijn Fiat zweefde over de aarde en de dingen van elkaar scheidde en de aarde ordende, op dezelfde wijze steeg het hoog op, strekte zich uit over het hemelgewelf, versierde het met sterren en om de duistere ruimte te vullen schiep Het de zon die, de duisternis verdrijvend, deze grote ruimte vulde met licht en al de schoonheid van de hele schepping zichtbaar maakt. Maar wat was de oorzaak van zoveel goeds? Mijn almachtige Fiat. Dit Fiat wilde een ruimte om deze machine van het universum te scheppen.

Welnu, mijn dochter, zie je deze grote ruimte waarin Ik zoveel dingen schiep? Toch is de ruimte van de ziel zelfs groter. De eerstgenoemde moest dienen als woning voor de mens. De ruimte van de ziel moest dienen als woning voor God. Ik moest mijn Fiat niet uitspreken zes dagen lang, zoals bij de schepping van het universum, maar net zoveel dagen als het leven van de mens duurt – en net zo veel keren als hij zijn eigen wil opzij zet, laat hij mijn Wil werkzaam zijn. Daarom, omdat mijn Fiat meer moest doen dan bij de schepping, was er meer ruimte nodig. Maar weet je wie Mij vrij spel gaf om deze grote ruimte van de ziel te vullen? Wie in mijn Wil leeft. (De effecten van) mijn Fiat worden voortdurend uitgesproken. Iedere gedachte gaat vergezeld van de macht van mijn Fiat en – oh, hoeveel sterren sieren de hemel van de intelligentie van de ziel. Haar acten worden gevolgd door mijn Fiat en oh, hoeveel zonnen komen binnenin haar op. Haar woorden, bekleed door mijn Fiat, zijn lieflijker dan het ruisen van de wateren van de zee, waarin de zee van mijn genaden vloeit om deze grote ruimte te vullen en mijn Fiat geniet van het vormen van golven die hoog stijgen, verder dan de hemel en die weer afnemen in hoogte, meer beladen om de zee van de ziel uit te breiden. Mijn Fiat waait uit over haar hart en van haar harteklop maakt het liefdesvuur. Mijn Fiat slaat niets over. Het bekleedt ieder gevoel, neiging, verlangen en vormt daarin de mooiste bloesems.

Hoeveel brengt mijn Fiat teweeg in deze grote ruimte van de ziel die leeft in mijn Wil. Oh, hoe blijft de hele machine van het universum achter. De hemelen zijn verbaasd; bevend slaan zij het almachtige Fiat gade, hoe die werkzaam is in de wil van het schepsel en zij ervaren hoe hun geluk verdubbelt telkens wanneer dit Fiat werkzaam is en zijn scheppende macht vernieuwt. Dus zijn zij heel aandachtig rondom Mij als mijn Fiat wordt uitgesproken om hun dubbele glorie en geluk te ontvangen. Oh, als allen eens de macht van mijn Fiat kenden en het grote goed dat Het bevat. Zij zouden zich allen overgeven aan mijn almachtige Wil. Toch is er nog voldoende verdriet. Hoeveel zielen met deze grote ruimten binnenin zichzelf, zijn slechter dan de grote ruimte van het universum vóór mijn Fiat werd uitgesproken. Omdat mijn Fiat niet binnenin hen zweeft, is alles wanorde, de duisternis is zo dicht dat zij afschuw en angst inboezemt. Er is een berg, alles door elkaar – niets is op zijn plaats. Het werk van de Schepping is verstoord, omdat mijn Fiat alleen ordening is, de menselijke wil is wanorde. Daarom, mijn dochter, als je ordening wil in jezelf, laat mijn Fiat dan het leven zijn van alles in jou, en je zult Mij grote tevredenheid bezorgen, als mijn Fiat zal kunnen opengaan om de wonderen en het goede dat het bevat, naar buiten te brengen”.



deel 15 – 5 januari  1923

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kon ik mijn aanbiddelijke Jezus horen bidden in mijn binnenste: “Mijn Vader, Ik bid U dat onze Wil één mag zijn met de wil van deze dochter van onze Wil. Zij is een wettige geboorte van onze Wil. O, alstublieft om de eer en de waardigheid van onze eeuwige Wil, laat het zo zijn dat niets uit haar komt dat niet geboren wordt uit onze Wil, en dat zij niets kent dan onze Wil. En om dit te verkrijgen, offer Ik U alle acten van mijn Mensheid die gedaan zijn in onze aanbiddelijke Wil”. Nadien hulde hij zich in diepe stilte en ik – ik weet niet hoe – voelde me zo opgenomen in de acten die mijn Jezus had gedaan in de Goddelijke Wil dat ik die één voor één bleef volgen en ik deed mijn eigen acten verenigd met de zijne. Dit deed me zoveel Licht opnemen dat Jezus en ik opgenomen bleven in een zee van Licht. En Jezus kwam uit mijn binnenste, stond op, met zijn voeten op de plaats van mijn hart en wuivend met zijn hand zond Hij Licht uit meer dan de zon en riep luid: Kom, kom allen, engelen, heiligen, pelgrimzielen alle generaties, kom en zie de wonderen en het grootste mirakel nog nooit eerder gezien: Mijn Wil werkzaam in het schepsel. Bij de welluidende, melodieuze en krachtige stem van Jezus die Hemel en aarde vulde, openden de hemelen zich en allen kwamen rondom Jezus gerend en keken naar mij om te zien hoe de Goddelijke Wil te werk ging. Allen waren verrukt en dankten voor zulk een overmaat van goedheid. Ik was verward en totaal vernederd en ik zei: “Mijn Liefde. Wat doet U? Het komt me voor dat U me aan iedereen wilt tonen, dat iedereen naar mij zal wijzen. Wat een afkeer voel ik! En Jezus: “Ach, mijn dochter, het is mijn Wil dat iedereen zal weten en zal verwijzen naar een nieuwe Hemel en een middel om herboren te worden. En jij zult als begraven blijven in mijn Wil.

Mijn Wil moet zijn als de lucht die men inademt die, omdat die niet zichtbaar is, kan worden gevoeld. Die kan niet gezien worden en geeft leven. Die dringt overal door, zelfs in de meest intieme vezels om leven te geven aan iedere hartslag. Waar die ook binnengaat – in duisternis, afgronden in de geheimste receptoren – die wordt leven van alles. Op dezelfde manier zal mijn Wil meer zijn dan lucht binnenin jou, die van jou uit, zichzelf vormt tot leven van alles.
Wees daarom aandachtiger en volg de Wil van je Jezus omdat aandacht zal zorgen dat je weet waar je bent, en wat je doet. Kennis zal maken dat je het goddelijk koninklijk paleis van mijn Wil waardeert en schat op zijn waarde. Stel dat iemand zich bevindt in het koninklijk paleis van een koning en dat hij niet weet dat die residentie aan de koning toebehoort. Hij zal het niet waarderen. Hij zal er zelfs, afgeleid, sprekend en lachend doorheen lopen. En hij zal zich niet voorbereiden om de gaven van de koning in ontvangst te nemen. Maar als hij zou weten dat het ’t koninklijk paleis van de koning is, zou hij aandachtig naar de dingen kijken en die op waarde schatten. Hij zou op zijn tenen lopen, zacht spreken, opletten of de koning uit een kamer komt en hij zou in afwachting zijn om grote gaven te ontvangen van de koning. Kijk, aandacht is de weg naar kennis en kennis verandert een persoon en veroorzaakt en maakt hem geschikt grote gaven te ontvangen. Dus, als je weet dat je in het koninklijk paleis van mijn Wil bent, zul je altijd ontvangen en je zult zo veel nemen dat je kunt geven aan al je broeders”.


deel 15 – 16 januari  1923

Ik voelde me erg gekweld vanwege het gemis van mijn lieve Jezus en ik dacht bij mezelf: “Waarom komt Hij niet? Wie weet hoe ik Hem beledigde zodat Hij zich voor mij verbergt”. En terwijl ik hierover nadacht en wie weet over hoeveel andere dingen die ik hier niet hoef te noemen, bewoog mijn Jezus in mijn binnenste en mij dicht tegen zijn allerheiligst Hart houdend zei Hij met tedere en medelijdende stem: “Mijn dochter, na zo lang naar je toegekomen te zijn, zou je zelf begrepen moeten hebben wat de reden was van mijn wegblijven – zij het dan niet uitwendig verborgen maar binnenin je”. Toen vervolgde Hij zuchtend: “Ach, het is de tweede algemene verwarring die de naties aan ’t voorbereiden zijn en Ik wil gevestigd blijven in jou en a.h.w. op de uitkijk om te zien wat zij aan het doen zijn. Ik heb alles gedaan om hen te weerhouden. Ik heb hun licht, genade geschonken. Ik riep je op een bijzondere wijze de laatste maanden, om je meer te laten lijden, zodat mijn rechtvaardigheid, die in jou een weg vond en nog een voldoening in je pijnen, licht en genade meer vrijuit liet neerkomen in hun brein om hen af te houden van deze tweede verwarring. Maar alles is vergeefs geweest. Hoe meer zij zich verenigden hoe meer tweedracht, haat en onrechtvaardigheid werd aangewakkerd en dat gaat zo ver dat zij de verdrukten dwingen de wapens op te nemen om zich te verdedigen. En als het gaat over het verdedigen van de onderdrukten en rechtvaardigheid, ook de natuurlijke, moet Ik meewerken; te meer daar de naties die lijken te overwinnen, succes hadden op basis van de meest verraderlijke onrechtvaardigheid. Zij zouden dit zelf hebben moeten begrijpen en zachtmoediger moeten zijn te opzichte van de onderdrukten. Zij zijn integendeel onverbiddelijker en willen niet alleen hun vernedering maar ook hun vernietiging. Wat een verraad! Wat een meer dan duivels verraad! Zij worden niet eens verzadigd door bloed. Hoeveel arme mensen zullen omkomen. Het doet me verdriet, maar de aarde wil gezuiverd worden – meer steden zullen vernietigd worden. Ook zal Ik veel levens eisen door de geselingen die Ik vanuit de Hemel zal zenden. En terwijl dit gebeurt wil Ik in jou blijven, op mijn post en op de uitkijk”. En Hij leek zich meer binnenin mij te verbergen.

Ik voelde me ondergaan in een zee van bitterheid vanwege dit spreken van Jezus. Nadien voelde ik me omgeven door mensen die baden en door mijn hemelse Mama die haar hand uitstrekte in mijn binnenste, één arm van Jezus greep en die naar buiten trok met de woorden: “Mijn zoon, kom te midden van de mensen – Zie je niet hoe zij op’ t punt staan zich te storten in een zee van stormen zodat het hun een zee van bloed zal kosten?” Maar hoe Ze ook aan Hem trok, Jezus wilde er niet uit komen. En Zij wendde zich tot mij: “Bid heel intens tot Hem, dat dingen gemilderd mogen worden”. Dus begon ik te bidden en nu toonde Hij me verschillende mensenrassen die samen kwamen – sommigen klaar om oorlog te voeren en sommigen die zich voorbereidden. Mij vastklemmend aan mijn Jezus zei ik: “Kalmeer, mijn Liefde, kalmeer – ziet U niet hoeveel verwarring er onder de mensen is – hoeveel opwinding? Als dit de voorbereiding is, wat zal het zijn als het in actie komt? En Jezus: “Ach, mijn dochter, zij zijn zelf degenen die dit willen. Het verraad van de mens zal tot excessen leiden en ieder van hen wil de ander in de afgrond trekken. De eenheid van de verschillende rassen zal later echter dienen voor mijn glorie”.



deel 15 – 24 januari  1923

Ik bracht al deze dagen door in een zee van bitterheid, omdat de gezegende Jezus mij zeer dikwijls beroofde van zijn lieflijke aanwezigheid. En als Hij zich laat zien, zie ik Hem in mijn binnenste, overweldigd door een zee waarvan de golven boven Hem uitrijzen bezig Hem onder te dompelen.
En om niet te worden ondergedompeld en te stikken, bewoog Jezus zijn arm, wierp de golf van Zich af en keek naar mij met ogen vol medelijden, vragend om mijn hulp en Hij zei: “Mijn dochter, kijk hoe talrijk de zonden zijn zodat die Mij willen onderdompelen. Zie je de golven niet die ze Mij toezenden zodat Ik zou verdrinken als Ik mijn arm niet bewoog? Wat een droevige tijden die zo’n droevige gevolgen zullen hebben”. En terwijl Hij dit zei, verborg Hij zich meer in mijn binnenste. Wat een pijn om Jezus in deze toestand te zien – dit zijn pijnen die de ziel teisteren en haar in stukken scheuren. Oh, wat een martelaarschap om de lieve Jezus wat verlichting te schenken.

Vanmorgen leek het of mijn lieflijke Jezus niet meer kon en gebruik makend van zijn macht, kwam Hij uit die zee vol met al die wapens, geschikt om te verwonden en zelfs te doden, wat louter bij het zien ervan al schrik aanjoeg. Met zijn hoofd op mijn borst zo gekweld en bleek, maar mooi en van een verrukkelijke schoonheid, zei Hij: “Mijn geliefde dochter, Ik kon niet meer. Als rechtvaardigheid zijn verloop moet krijgen, ook mijn liefde wil zich uitstorten en zijn weg gaan. Daarom ben Ik uit die verschrikkelijke zee gekomen die de zonden van schepselen rondom Mij vormen om ruimte te geven aan mijn liefde, om te komen bij en Mij uit te storten in de kleine dochter van mijn Wil. Ook jij kon niet meer. In die afschuwelijke zee hoorde Ik de reutel van je doodangst omdat je Me miste. Alsof Ik iedereen wegduwde, ben Ik naar je toe gerend om Mij zelf uit te storten en om jou je te laten uitstorten uit liefde voor Mij, om zo je weer leven te schenken”. En terwijl Hij dit zei, drukte Hij me innig tegen Zich aan, kuste me en legde zijn hand op mijn keel, bijna om me te bevrijden van de pijn die Hij zelf me een paar dagen geleden had bezorgd toen Hij mijn zenuwen op de plaats van mijn hart die contact hebben met mijn keel, fel onder handen nam en ik bijna gestikt was. Mijn Jezus was één en al liefde en wilde dat ik Hem de kussen, de liefkozingen, de omhelzingen terug gaf die Hij me gaf.

Hierna begreep ik dat Hij verlangde dat ik binnen ging in de onmetelijke zee van zijn Wil om de zee van de zonden van de schepselen uit de weg te gaan en ik, me hechter aan Hem vastklemmend zei: “Mijn geliefde Heil, samen met U wil ik al de acten volgen die uw Mensheid deed in de Goddelijke Wil. Waar U ook komt, wil ik ook zijn, zodat U in al uw acten de mijne zult aantreffen. Dus net zoals uw intellect in de verheven Wil doorheen al de intelligenties van de schepselen ging om de hemelse Vader glorie, eer en eerherstel te geven op een goddelijke wijze, voor iedere gedachte van het schepsel en ieder van hun gedachten te verzegelen met het licht en de genade van uw Wil, zo wil ik ook doorheen iedere gedachte gaan, van de eerste tot de laatste zoals die leven zullen hebben in menselijke breinen om te herhalen wat door U werd gedaan. Nog sterker, ik wil me verenigen met de acten van onze hemelse Mama, die nooit achter bleef maar altijd samen met U voortsnelde en met die welke uw heiligen hebben gedaan”. Bij deze laatste woorden keek Jezus naar mij en heel teder zei Hij: “Mijn dochter, in mijn eeuwige Wil zul je al mijn acten vinden en ook die van mijn Mama die al de acten van de schepselen omhulde als met een mantel, en van de eerste tot de laatste die zal bestaan, Deze mantel bestaat a.h.w. uit twee delen: één deel steeg op ten Hemel om mijn Vader met de Goddelijke Wil alles te geven wat de schepselen Hem verschuldigd zijn: liefde, glorie, eerherstel en voldoening. Het andere deel blijft achter als verdediging en hulp voor de schepselen. Niemand anders is mijn Goddelijke Wil binnengegaan om alles te doen wat mijn Mensheid deed. Mijn heiligen hebben mijn Wil gedaan maar zijn er niet binnen gegaan om alles te doen wat mijn Wil doet, om alle acten te nemen als in een oogwenk, van de eerste tot de laatste mens en om te handelen, toe te zien en te vergoddelijken. Door mijn Wil te doen, komt men niet op ‘ t punt om alles te doen wat mijn eeuwige Wil bevat. Die daalt eerder af in ’ t schepsel als iets beperkts, zoveel als het schepsel ervan kan bevatten. Alleen wie er binnengaat breidt zich uit en verspreidt zich als zonlicht in de eeuwige vluchten van mijn Wil en als hij mijn acten en die van mijn Mama aantreft, voegt hij de zijne er aan toe. Kijk binnen in mijn Wil: zijn er misschien andere acten van het schepsel binnenin de mijne vermenigvuldigd die de laatste act bereiken die op deze aarde gesteld moet worden? Kijk goed – je zult er geen vinden. Dit betekent dat er geen is binnengegaan. De deuren van mijn eeuwige Wil zullen alleen geopend worden voor mijn kleine dochter om zo haar acten met de mijne te verenigen en met die van mijn Mama en zo al onze acten drievoudig te maken, voor de verheven Majesteit en voor het heil van de schepselen. Welnu, omdat Ik de deuren heb geopend kunnen anderen binnengaan op voorwaarde dat zij zich beschikbaar stellen voor zulk een groot goed”.

Toen ging ik verder rond in zijn Wil samen met Jezus om te doen wat door Hem werd gedaan. Toen keken we samen naar de aarde: hoeveel vreselijke dingen waren er te zien en hoe bleven de voorbereidingen voor de oorlog doorgaan, het was afgrijselijk! Bevend over mijn hele wezen bevond ik me binnen mezelf. Even nadien kwam Hij terug en sprak verder over zijn allerheiligste Wil: “Mijn dochter, mijn Wil in de Hemel bevatte de Vader, de Zoon en de H. Geest. Eén was de Wil van de drie goddelijke Personen. Zelfs ofschoon Zij onderling onderscheiden waren, was hun Wil één en omdat het de enige Wil is die binnenin Ons handelt, vormde Die al ons geluk en Wij waren gelijk in liefde, in macht, in schoonheid enz. Maar als er in plaats van één Wil drie Willen zouden zijn, zouden Wij niet gelukkig kunnen zijn en evenmin zouden Wij anderen gelukkig kunnen maken. We zouden ongelijk zijn geweest qua macht, wijsheid, heiligheid enz. Dus onze éne Wil die binnenin Ons handelt, is onze hele rijkdom waaruit zo vele zeeën van geluk voortkomen dat niemand tot op de bodem kan geraken. Welnu, omdat Wij het grote goed zien van één handeling in drie onderscheiden Personen, wil onze Wil op aarde alleen handelen als drie onderscheiden personen en dit zijn de Moeder, de Zoon en de bruid. Doorheen hen wil Die meer zeeën van geluk voortbrengen die onmetelijk veel goeds zal schenken aan alle pelgrimzielen”.

Zeer verbaasd zei Ik: “Mijn Liefde, wie zullen die gelukkige Moeder, deze Zoon en deze bruid zijn die de Drie-eenheid op aarde zullen verbergen en waarin uw Wil één zal zijn? En Jezus: “Wat? Heb je het niet begrepen? Twee van hen zijn al op hun ereplaats: mijn goddelijke Mama en Ik, het eeuwig Woord, Zoon van de hemelse Vader, en Zoon van de hemelse Moeder omdat Ik door mens te worden in haar schoot haar eigen Zoon werd. De bruid is de kleine dochter van mijn Wil. Ik in het midden, mijn Moeder rechts van Mij en de bruid links. Als mijn Wil handelt in Mij, echoot die naar rechts en naar links en vormt één enkele Wil. Daarom heb Ik zoveel genaden in jou gestort. Ik opende de deuren van mijn Wil en Ik openbaarde je de geheimen, de wonderen die mijn Wil bevat: om vele wegen te openen, zodat je kan bereikt worden door de echo van mijn Wil en als je je eigen wil verliest, zal je leven met alleen mijn Wil. Ben je niet gelukkig?” En Ik: “Dank U, o Jezus! En ik bid U, laat het zo zijn dat ik Uw Wil mag volgen”.



deel 15 – 3 februari  1923

Ik ervaarde hoe ik het leven miste in mij omdat ik mijn lieve Jezus miste en als Hij beweegt in mijn binnenste, toont Hij zich binnenin die afschuwelijke zee van de zonden van de schepselen. Toen ik het niet meer kon verdragen, klaagde ik heel erg en Hij, a.h.w. in beweging gebracht door mijn klagen, kwam uit die zee, omhelsde me en zei: “Mijn dochter, wat is er aan de hand? Ik hoorde je klagen, het jachten van je doodsangst en Ik liet alles in de steek om je te komen helpen en je te steunen. Mijn dochter, geduld. Wij zijn twee arme stervenden – jij en Ik – voor het heil van de mensheid. Maar terwijl wij sterven, steunt de liefde ons om ons niet te laten sterven, om hulp te geven aan de arme mensheid die a.h.w. ligt te sterven in de zee van haar vele zonden”.

En terwijl Hij dit zei, leek het of de golven van die zee ons beiden zouden verzwelgen. Wie kan zeggen hoe wij leden? En omdat wij in die golven oorlogs voorbereidingen konden zien, zei ik Hem: “Mijn Leven, wie weet hoe lang deze tweede verwarring zal duren? Als de eerste al zo lang duurde, wat zal er de tweede keer gebeuren die groter lijkt”? En Jezus, heel gekweld zei: “Inderdaad zal die groter zijn maar die zal niet te lang duren omdat Ik er de hand in zal hebben en de gesel van de Hemel zal die van de aarde dempen. Daarom, laat ons bidden en jij – ga nooit uit mijn Wil”.



deel 15 – 13 februari  1923

Ik voelde me heel gekweld en mijn lieve Jezus, die zich maar even liet zien zei: “Mijn dochter, heb moed, wees trouw en heb aandacht voor Mij omdat trouw en aandacht dezelfde soort stemming te weeg brengt in de ziel en één enkele stemming vormt en volmaakte vrede veroorzaakt en deze vrede maakt haar tot heerser zodat zij doet wat ze ook wil en bereikt wat ze verlangt. Vooral voor iemand die in mijn Wil leeft gaat het net zoals met de zon – die verandert nooit, zijn act is één: licht en warmte uitdragen vanuit zijn sfeer. Hij doet niet vandaag dit en morgen iets anders. Die is altijd trouw en doet constant hetzelfde. Maar terwijl de act één is, als deze act afdaalt en het oppervlak van de aarde raakt, hoe veel verschillende acten voltrekken zich dan? Die zijn bijna niet te tellen. Als die een bloem half open vindt, opent die haar met de kus van zijn licht en met zijn warmte en geeft haar kleur en geur. Als die een onrijpe vrucht vindt, doet hij haar rijpen en maakt haar zoet. Als die velden aantreft die groen zijn, maakt hij die goudgeel. Als die lucht aantreft die vervuild is, zuivert hij die met de kus van zijn licht. Kortom, aan alle dingen geeft hij wat zij nodig hebben voor hun bestaan op deze aarde en om in staat te zijn om van nut te zijn voor datgene waarvoor zij bestemd zijn door God. Dus door zijn trouw en door altijd hetzelfde te doen is de zon de vervulling van de Goddelijke Wil voor alle geschapen dingen. Oh, als de zon niet constant was in het zenden van licht, hoeveel schommelingen, hoeveel wanorde zou er op aarde zijn! En de mens zou geen enkele berekening kunnen maken, niet op de velden, niet over planten. Hij zou zeggen: Als de zon me geen licht en warmte zendt, weet ik niet wanneer ik word verondersteld te oogsten en wanneer de vruchten rijp zullen zijn. Hetzelfde gebeurt met de ziel die trouw is en aandachtig: in mijn Wil is haar act één, maar de effecten zijn ontelbaar. Aan de andere kant, als zij niet stabiel is en niet aandachtig, kan zij en Ik geen enkele planning maken en niet rekenen op het goede dat zij kan te weeg brengen”.


deel 15 – 16 februari  1923

Ik was bezig met mijn gebruikelijke aanbidding van het Kruis en gaf mezelf helemaal over aan zijn lieflijke Wil. Maar terwijl ik dit deed voelde ik mijn geliefde Jezus bewegen in mijn binnenste en Hij zei: “Mijn dochter, haast je, haast je, vlug, haast je – doe je ronde in mijn Wil, blijf rondgaan in alles wat mijn Mensheid deed in de verheven Wil zodat je je acten kunt verenigen met de mijne en die van mijn Mama. Er is bepaald dat als een schepsel niet binnengaat in de eeuwige Wil om al onze acten drievoudig te maken, deze verheven Wil niet zal afdalen naar de aarde om het leven over te dragen in de menselijke generaties. Het verlangt de stoet van de drievoudige acten om zich bekend te maken. Haast je daarom”.
Jezus bleef stil en ik voelde me a.h.w. gestort in de heilige eeuwige Wil, maar ik kan niet zeggen wat ik deed. Ik kan alleen zeggen dat ik alle acten van Jezus aantrof en ik voegde mijn acten toe. Toen sprak Hij verder: “Mijn dochter, hoeveel zal mijn Wil bekend maken wat mijn Mensheid deed in deze Goddelijke Wil. Om de volmaakte en volledige Verlossing te bewerkstelligen moest mijn Mensheid het doen in de sfeer van de eeuwigheid. Dit is de noodzaak van een eeuwige Wil. Als mijn menselijke Wil niet van zichzelf een eeuwige Wil zou hebben, zouden al mijn acten begrensde en eindige acten zijn. Maar met de eeuwige Wil zijn zij onbegrensd en oneindig. Daarom, moesten mijn pijnen, mijn Kruis onbegrensd zijn en oneindig en de Goddelijke Wil zorgde dat mijn Mensheid al deze pijnen en kruizen aantrof, zodat Die zich uitstrekten over de hele mensen familie, van de eerste tot de laatste mens en Ik absorbeerde alle soorten pijnen in Mijzelf en ieder schepsel vormde mijn Kruis. Dus mijn Kruis was zo lang als er eeuwen zijn en zullen zijn en zo breed als de menselijke generaties. Het was niet alleen het kleine kruis op Calvarië waarop de Joden Mij kruisigden, Dat leek slechts op het lange Kruis waarop de verheven Wil Mij gekruisigd hield. Dus ieder schepsel maakte deel uit van de lengte en de breedte van het Kruis en terwijl die het vormden, bleven zij geënt op datzelfde Kruis. En de Goddelijke Wil die Mij er op legde en Mij kruisigde maakte het Kruis niet alleen tot het mijne, maar van al degenen die dat Kruis vormden. Daarom had Ik de sfeer van de eeuwigheid nodig voor dit Kruis – de aardse ruimte zou niet voldoende zijn om het te bevatten.

Oh, wat zullen schepselen Mij liefhebben als zij te weten komen wat mijn Mensheid deed in de Goddelijke Wil en wat Ik moest lijden uit liefde voor hen. Mijn Kruis was niet van hout – nee. Het was gemaakt van zielen. Ik voelde hun harteklop op het Kruis waarop de Goddelijke Wil Mij legde – en niet één van hen liet Die ontsnappen. Die gaf ieder zijn plaats om een plaats aan allen te kunnen geven. Die strekte Mij zo pijnlijk uit en met zulke gruwelijke pijnen dat Ik de pijnen van mijn Passie gering kon noemen en een opluchting. Haast je daarom, zodat mijn Wil alles bekend kan maken wat deze eeuwige Wil bewerkte in mijn Mensheid. Dit te weten zal zo veel liefde oproepen dat schepselen alles zullen doen om Die te laten regeren in hun midden”.
Welnu, terwijl Hij dit zei, toonde Hij zoveel tederheid en zoveel liefde dat ik verbaasd tot Hem zei: “Mijn liefde, waarom toont U zoveel liefde als U spreekt over uw Wil – het lijkt alsof U een ander U uit Uzelf wilt halen vanwege de grote liefde die U voelt, terwijl als U over iets anders spreekt deze buitensporigheden van liefde zich niet manifesteren in U?” En Hij: “Mijn dochter, wil je het weten? Als Ik spreek over mijn Wil die Ik bekend wil maken aan het schepsel, wil Ik in haar mijn eigen Godheid uitstorten en daarmee een ander Ik. Dus mijn hele liefde komt naar buiten om dit te doen en Ik heb haar lief zoals Ik Mezelf liefheb. Daarom zie je dat, terwijl Ik spreek over mijn Wil, mijn liefde haar grenzen te buiten schijnt te gaan om de verblijfplaats van mijn Wil te vormen in het hart van het schepsel. Daarentegen als Ik over iets anders spreek dan zijn het mijn vermogens die Ik instort en naargelang de vermogens die Ik haar toon heb Ik haar lief, nu als Schepper, dan als Vader, dan als Verlosser, of als leraar of doctor. Daarom is er dan niet die overvloed aan liefde zoals wanneer Ik een ander Ik wil vormen”.


deel 15 – 22 februari  1923

Ik was erg van streek bij de gedachte dat mijn toestand een voortdurend uiterlijk vertoon was. Wat een donderslag bij heldere hemel is dit voor mij. Het roept storm bij me op en plaatst me lager dan de slechten en zelf de verdoemden. Een ziel meer ontaard dan Ik heeft op aarde nooit bestaan. Maar wat me het meest pijn doet, is dat ik niet in staat ben uit deze toestand te geraken want ik zou mijn zonde biechten en al kost ’t me mijn leven, ik zou het nooit meer doen. Jezus die zo goed is, zou deze ziel in zijn oneindige barmhartigheid vergeven, ik de slechtste van allen.
Nadat ik door één van deze stormen was gegaan liet mijn altijd lieflijke Jezus zich zien en ik zei: “Mijn geliefde Jezus, wat een lelijke gedachte is dit. O, a.u.b; laat uiterlijk vertoon zich niet in mij voor doen. Zend me liever de dood in, maar laat me U niet beledigen met de zeer lelijke ondeugd, het uiterlijk vertoon. Het terroriseert me, het kraakt me, het vernietigt me, het trekt me weg uit uw lieve armen en legt me onder de voeten van allen, zelfs van de verdoemden. Mijn Jezus, U zegt dat U me heel erg lief hebt en dan staat U toe dat mijn ziel weggesleurd wordt van U. Hoe kan uw Hart zulke een pijn van mij verdragen. En Jezus: “Mijn dochter, wees moedig, verlies de moed niet. Iemand die boven allen uit moet gaan, moet zakken tot op de diepste bodem, nog lager dan iedereen. Van mijn Moeder, Koningin van allen, wordt gezegd dat Zij de nederigste van allen was, omdat Zij boven iedereen moest gaan. Maar om de nederigste van allen te zijn, moest zij beneden iedereen afdalen tot op de bodem. En mijn Mama met de kennis die Zij had van haar God en Schepper en van wie Zij was, een schepsel zo laag gezonken dat Wij Haar, toen zij zo zonk, optilden, zo hoog dat niemand Haar kon evenaren.

Het zelfde voor jou: om de kleine dochter van mijn Wil de eerste plaats te geven in mijn Wil, om haar te moeten optillen boven allen uit, laat Ik haar afdalen tot op de diepste bodem, lager dan wie dan ook. En hoe meer zij afdaalt, hoe meer Ik haar verhef en haar laat opnemen in de Goddelijke Wil. Oh, hoe verrukt ben Ik, als Ik iemand zie die boven allen is en beneden iedereen. Ik haast me – Ik vlieg om je in mijn armen te nemen en Ik verwijd je grenzen binnen mijn Wil. Daarom sta Ik alles toe voor je heil en ook om mijn meest verheven plannen met jou te vervolmaken. Ik wil echter niet dat je je tijd verspilt door er over na te denken. Als Ik je in mijn armen neem, zet dan onmiddellijk alles opzij en volg mijn Wil”.



deel 15 – 12 maart  1923

Ik voelde me sterven van de pijn omdat ik mijn lieve Jezus zo miste. Als Hij al komt, is het als een flits die me ontsnapt. Toen ik echt niet meer kon, kreeg Hij medelijden met mij en kwam Hij uit mijn binnenste en zo gauw ik Hem zag zei ik: “Mijn Liefde, ik voel me sterven zonder U – maar sterven zonder te sterven, wat de moeilijkste dood is. Ik weet niet hoe de goedheid van uw Hart het kan aanzien, hoe ik verkeer in een toestand van voortdurend sterven alleen omwille van U”. En Jezus: “Mijn dochter, houd moed, verlies de moed niet te veel – je bent niet alleen in deze pijn. Ik leed die ook en ook mijn lieve Mama – oh hoe veel erger dan jij! Hoe dikwijls bleef Ik alleen in mijn kreunende Mensheid en de Godheid was a.h.w. gescheiden van Mij, ofschoon Die niet te scheiden was van de Godheid – om ruimte te geven aan uitboeting en pijnen omdat die niet in staat waren Die te raken. Oh hoe werd Ik dit gemis gewaar – maar het was noodzakelijk.

Je kunt niet weten dat toen de Godheid het werk van de Schepping voortbracht, Die ook al de glorie, al het heil en geluk voortbracht die ieder schepsel zou krijgen, niet alleen in dit leven maar ook in het hemels vaderland. Welnu, het volledige gedeelte dat bestemd was voor zielen die verloren zijn bleef, omdat Die niemand had om zichzelf te schenken. Omdat alles moest voltooid worden en opgenomen in Mijzelf, bood Ik Mezelf aan om het gemis te ondergaan wat de verdoemden in de hel ervaren. Oh, hoeveel kostte Me deze pijn – het kostte Me de pijn van de hel en een meedogenloze dood. Maar het was noodzakelijk. Omdat Ik alles moest opnemen in Mijzelf – alles wat in de Schepping uit Ons voortkwam, al de glorie, al het heil en ’t geluk, zoals het uit Mij voortkwam en zoals het weer moest binnengaan in het veld; voor al degenen die ervan wilden genieten, moest Ik alle pijnen opnemen en het gemis van mijn Godheid.
Welnu, na al dit goede van het hele werk van de Schepping in Mij zelf te hebben opgenomen als Hoofd waaruit ieder heil op alle generaties neerkomt, blijf Ik zoeken naar zielen die, zoals Ik, met pijnen en werken bezig zijn, om hen te laten delen in net zoveel glorie en geluk als mijn Mensheid bevat. En omdat niet alle zielen daarvan willen genieten en ook niet allen zich ontledigen van zichzelf en van de dingen hier beneden, blijf Ik zoeken naar zielen aan wie Ik Me bekend kan maken en Me dan kan terugtrekken en zo deze pijn van het gemis teweeg brengen in deze leegten in zichzelf en in hun ingestorte kennis van Mij. In het gemis lijdt zij en de ziel gaat in haarzelf deze glorie van mijn Mensheid opnemen die anderen verwerpen. Als Ik niet bijna altijd bij jou was geweest, had je Me niet gekend en bemind en zou je deze pijn van Mij te moeten missen niet ervaren hebben en het zou niet in jou ontstaan zijn – het zaad en de voeding voor deze pijn zou in jou ontbroken hebben. Oh, hoeveel zielen leven zonder Mij en misschien zijn ze zelfs dood. Zij treuren als zij van een klein pleziertje worden beroofd, van welke kleinigheid dan ook, maar zij lijden geen pijn en denken er zelfs niet over als ze Mij moeten missen. Dus deze pijn moet je troosten omdat die je het zekere teken geeft dat Ik naar je toe gekomen ben, dat je Mij hebt gekend en dat je Jezus jou wil schenken glorie, het heil en het geluk dat anderen verwerpen”.



deel 15 – 18 maart  1923

Ik gaf mezelf totaal over aan de allerheiligste Wil van mijn lieve Jezus, zelfs ofschoon ik ervaarde dat ik zonder Hem was en alsof mijn hart werd doorboord en ik dacht bij mezelf: “Waarom sprak Hij me zoveel over zijn eeuwige Wil als Hij me nu verlaten heeft?” Liever gezegd, zijn woorden zijn doorboringen in mijn hart dat in flarden wordt gescheurd en hoewel ik zelfs berust en ik die doorboringen kus die me kwetsen en de hand die mij doorboort, toch ervaar ik levendig dat alles voorbij is voor mij. Maar terwijl ik hierover nadacht, bewoog mijn lieve Jezus in mijn binnenste en met zijn armen om mijn nek zei Hij: “Mijn dochter, mijn dochter, wees niet bang, tussen jou en Mij is niets voorbij – jouw Jezus is altijd jouw Jezus voor jou. Het sterkste wat de ziel aan Mij bindt is het oplossen van haar wil in de Mijne. Hoe kan Ik je verlaten? En bovendien, als Ik zo veel tot jou heb gesproken over mijn Wil, dan zijn dat zo vele banden van niet te verbreken eenheid die Ik tussen jou en Mij heb aangebracht. Sprekend tot jou, verbond mijn eeuwige Wil jouw willetje met de banden van mijn eeuwige Wil voor ieder woord dat Ik tot je gesproken heb. Bovendien moet je weten dat toen Ik de mens schiep, onze eerste verheven Wil was dat hij zou leven in onze Goddelijke Wil. En omdat hij daarin moet leven moest hij nemen wat het onze is om op onze kosten te leven en onze Wil terug te betalen met net zoveel goddelijke acten als de vele menselijke acten die hij wilde doen in onze Wil. Dit, om hem te verrijken met al het goeds wat onze Wil bevat. Maar de mens wilde leven in zijn eigen wil, voor eigen rekening, en daarom verbande hij zichzelf uit zijn Vaderland en verloor al deze goede dingen. Dus bleven mijn goede dingen zonder erfgenamen. Zij waren ontelbaar en niemand bezat die. Daarom kwam mijn Mensheid al deze goede dingen in bezit nemen door ieder moment te leven in deze eeuwige Wil. Die wilde altijd leven op eigen kosten, geboren worden, opgroeien, lijden, werken en sterven in de eeuwige kus van de verheven Wil. En als Ik er in bleef leven werd Mij het bezit geschonken van de vele niet benutte goede dingen die de ondankbare mens had veronachtzaamd.

Welnu, mijn dochter, als mijn oneindige wijsheid zo veel tot jou gesproken heeft over mijn Goddelijke Wil, was het niet enkel om je een nieuwtje te vertellen, nee, nee, maar om je het leven in mijn Wil en het goede dat het bevat bekend te maken. En terwijl je daarin je weg gaat, neem je het in bezit. Mijn Mensheid deed alles. Het nam bezit van alles, niet alleen voor Mijzelf maar om de deuren te openen naar mijn andere broeders. Ik heb zoveel eeuwen gewacht, vele generaties zijn voorbij gegaan en Ik wacht nog steeds, maar de mens moet naar Mij terugkeren op de vleugels van mijn Wil, waar zij vandaan kwam. Daarom word jij als eerste verwelkomd en laat mijn woorden een aansporing voor je zijn om Die in bezit te nemen en laat die ook als ketenen zijn die je zo stevig vastbinden dat je nooit mijn Wil verlaat”.



deel 15 – 23 maart  1923

Ik overwoog de smarten van mijn hemelse Mama en mijn lieflijke Jezus kwam in beweging in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, Ik was de eerste Koning van smarten en als Mens en God, moest Ik alles binnenin Mij concentreren om voorrang te hebben boven alles, zelfs boven mijn smarten. Die van mijn Mama waren niets anders dan de weerspiegelingen van de mijne die, weerspiegeld in Haar, Haar lieten delen in al mijn smarten die Haar doorboorden en Haar met zo’n bitterheid en pijn vulden dat Zij zich voelde sterven bij iedere weerspiegeling van mijn smarten. Maar liefde ondersteunde Haar en schonk Haar weer leven. Daarom was Zij niet alleen eervol, maar ook als recht de eerste Koningin van de onmetelijke zee van haar smarten”.
Terwijl Hij dit zei, leek het of ik mijn Mama zag vóór Jezus en alles wat Jezus bevatte de smarten en de doorboringen van dat allerheiligste Hart, werden weerspiegeld in het Hart van de Koningin van smarten. Door deze weerspiegelingen werden vele zwaarden gevormd in het Hart van de doorboorde Mama en deze zwaarden werden afgebakend door een Fiat van Licht waarin Zij werd gehuld te midden van zo veel Fiats van zeer stralend licht, wat haar zo veel glorie gaf dat er geen woorden zijn om dit te vertellen.

Toen vervolgde Jezus: “Het waren niet de smarten die mijn Mama tot Koningin maakten en Haar lieten stralen met zo veel glorie, maar het was mijn almachtige Fiat dat verweven was met iedere act en smart van Haar en het leven vormde van ieder van haar smarten. Dus mijn Fiat was de eerste act die het zwaard vormde en haar de intense pijn bezorgde die het Fiat verlangde. Mijn Fiat kon alle smarten die Het verlangde in dat doorboorde Hart aanbrengen en voegde zo wonde op wonde toe, pijn op pijn, zonder een spoortje van het minste verzet. Integendeel, Zij voelde zich vereerd dat mijn Fiat leven wilde zijn van zelfs een harteklop van Haar. En mijn Fiat gaf totale glorie en stelde Haar aan tot ware en rechtmatige Koningin.

Welnu, in welke zielen kan Ik mijn smarten en mijn leven weerspiegelen? In wie mijn Fiat als leven zullen hebben. Dit Fiat zal hen mijn weerspiegelingen laten opnemen en Ik zal zeer royaal zijn om hen deelgenoot te maken van wat mijn Wil in Me bewerkt. Daarom verwacht Ik zielen in mijn Wil om hun het ware beheer en de totale glorie te schenken van iedere act en pijn die zij lijden. Het werk en het lijden buiten mijn Wil, erken Ik niet. Ik zou zeggen: “Ik heb je niets te geven. Wat was de wil die je bezielde om dit te doen en te lijden? Krijg je beloning daarvan?”
Dikwijls kan iets goeds doen of lijden waarbij mijn Wil niet in hen aanwezig is, ellendige slavernij zijn die ontaardt in begeerten, terwijl mijn Wil alleen werkelijk heerschappij verleent, ware deugden, ware glorie om zo wat menselijk is te transformeren in goddelijk”.



deel 15 – 27 maart  1923

Na de Communie toonde mijn lieve Jezus zich en zo gauw ik Hem zag, wierp ik me aan zijn voeten, kuste die en klampte me helemaal aan Hem vast. En Jezus strekte zijn hand naar me uit en zei: “Mijn dochter, kom in mijn armen en zelfs in mijn Hart. Ik heb Me bedekt met de eucharistische sluiers om geen schrik aan te jagen. Ik ben afgedaald in de diepste afgrond van vernederingen in dit sacrament om het schepsel naar Mij op te heffen, haar zo met Mij te vereenzelvigen dat zij één wordt met Mij en door mijn sacramenteel Bloed te laten vloeien in haar aderen, maak Ik Mijzelf leven van haar harteklop, van haar gedachte en van haar hele wezen. Mijn liefde vertelde Mij en wilde het schepsel verteren in mijn vlammen om haar herboren te laten worden als een ander Ik. Daarom wilde Ik Mezelf verbergen onder deze eucharistische sluiers en zo verborgen in haar binnengaan om het schepsel te transformeren in Mezelf. Maar om deze transformatie te laten plaats vinden, was de geschiktheid nodig van de kant van de schepselen. En mijn liefde, die ging tot het uiterste, droeg bij de uitstelling van het Sacrament van de Eucharistie vanuit mijn Godheid meer genaden over, gaven, gunsten en licht voor het heil van de mens om hem waardig te maken om Mij te ontvangen. Ik zou kunnen zeggen dat het zoveel goeds overdroeg dat het de gaven van de Schepper overtrof. Eerst wilde Ik hem de genaden geven om Mij te kunnen ontvangen en daarna Mijzelf om hem de ware vrucht van mijn sacrament te geven. Om de ziel echter te laten vooruitlopen op deze gaven, vraagt het een beetje ontlediging van zich zelf, haat voor de zonde, en verlangen om Mij te ontvangen. Deze gaven dalen niet neer in rottigheid en modder. Daarom hebben zij zonder deze gaven niet de ware geschiktheid om Mij te ontvangen en in hen neerdalend vind Ik geen ruimte om hen te laten delen in mijn Leven. Ik ben als het ware dood voor hen en zij zijn dood voor Mij. Ik brand en zij voelen mijn vlammen niet. Ik ben Licht en zij blijven meer verblind. Helaas, hoeveel smarten in mijn sacramenteel leven. Velen die niets goeds ervaren als ze Mij ontvangen vanwege gebrek aan geschiktheid doen Mij walgen, en als ze Mij blijven ontvangen vormen zij mijn voortdurende Calvarië en hun eeuwige vervloeking. Als de liefde hen niet aanzet om Mij te ontvangen, beledigen ze Mij nog eens – weer een zonde die zij toevoegen in hun zielen. Bid daarom en geef eerherstel voor de vele misbruiken en heiligschennissen bij het ontvangen van Mij in het Sacrament”.



deel 15 – 2 april  1923

In mijn gebruikelijke toestand toonde mijn altijd lieve Jezus zich zo lieflijk en majestueus, alsof Hij gehuld was in een net van Licht, Licht dat Hij liet komen uit zijn ogen, Licht vanuit zijn mond en bij ieder woord, hartslag, beweging en stap van Hem. Kortom, zijn Mensheid was een afgrond van Licht. En Jezus keek naar mij, verbond me met dit Licht en zei: “Mijn dochter, hoeveel Licht, hoeveel glorie had mijn Mensheid in mijn verrijzenis, omdat Ik, gedurende de loop van mijn leven op deze aarde, niets anders deed dan de Goddelijke Wil insluiten in ieder van mijn acten, ademhalingen, blikken – in alles. En terwijl Ik die binnenin Mij besloten hield, bereidde de Goddelijke Wil voor Mij glorie en Licht in mijn verrijzenis. En omdat Ik de onmetelijke zee van het Licht van de Goddelijke Wil binnenin Mij bevat, is het geen wonder, dat, als Ik kijk, spreek of beweeg er zoveel Licht naar buiten komt, als om Licht te kunnen geven aan allen. Daarom wil Ik je vastketenen en je overweldigen met dit Licht om in jou net zo veel verrijzeniszaad te zaaien als je acten doet in mijn Wil. Alleen mijn Goddelijke Wil doet ziel en lichaam weer verrijzen ten glorie. Mijn Goddelijke Wil is verrijzeniszaad voor genade, verrijzeniszaad voor de hoogste en volmaakte heiligheid, verrijzeniszaad voor glorie. Dus als de ziel haar acten in mijn Goddelijke Wil stort, blijft zij verbonden met nieuw goddelijk Licht, omdat mijn Wil van nature Licht is. En wie erin leeft heeft het vermogen, gedachten, woorden en werken om te zetten in Licht”.

Nadien zei ik tot mijn lieve Jezus: “Ik bid in uw Wil zodat mijn woord, erin vermenigvuldigd, een woord van gebed, lofprijzing, zegening, liefde, eerherstel mag zijn voor ieder woord van ieder schepsel. Ik zou willen dat mijn stem opstijgt tussen Hemel en aarde en alle menselijke stemmen in zichzelf opneemt om die aan U terug te geven als eer en glorie, zoals U verlangt dat het schepsel van het woord gebruik maakt”. Welnu, toen ik dit zei, bracht Jezus zijn mond dichtbij de mijne en nam Hij met zijn adem mijn adem op, mijn stem, mijn adem in de zijne. En terwijl Hij die a.h.w. op de weg van zijn Wil bracht, ging die doorheen ieder menselijk woord en veranderde woorden en stemmen zoals ik had gezegd. En terwijl het er doorheen ging, steeg het hoog op om de taak te volbrengen van al de mensenstemmen voor God namens allen. Ik stond verbaasd en in het besef dat Jezus niet zo dikwijls meer spreekt over zijn Wil zei ik: “Zeg me, mijn Liefde, waarom spreekt U niet meer zo dikwijls over uw Wil? Is het misschien omdat ik niet genoeg aandacht had voor uw lessen en niet trouw genoeg was om uw lessen in praktijk te brengen?”

En Jezus: “Mijn dochter, in mijn Wil is er de ruimte van de menselijke werken in de goddelijke en deze ruimte moet gevuld worden door iemand die leeft in mijn Wil. Hoe meer aandacht je hebt voor ’t leven in mijn Wil en om het anderen bekend te maken, des te sneller zal deze ruimte gevuld worden. Terwijl mijn Wil de menselijke wil ziet rondzweven binnenin zichzelf, alsof die terugkeert naar de oorsprong waar die vandaan kwam, zal Die Zich voldaan voelen en zien hoe al zijn verlangens over de generatie mensen worden vervuld. Het doet er niet toe of het er weinig zijn of zelfs maar één, omdat mijn Wil met zijn kracht alles kan aanvullen, zelfs met slechts één, als Die geen anderen vindt. Maar het is altijd een menselijke wil die in de Mijne komt om alles te vervangen wat de anderen niet doen. Dit zal Mij zo aangenaam zijn, als wanneer de Hemel openbreekt en mijn Wil doet neerdalen en al het goede bekend maakt met de wonderen die Die bevat. Ieder keer als je weer binnenkomt in mijn Wil, zet je Mij aan om je nieuwe kennis over mijn Wil te geven en je meer wonderen te vertellen, omdat Ik wil dat je het goede kent dat je doet, zodat je het zult waarderen en verlangt het te bezitten. En als Ik zie dat je ervan houdt en het waardeert, geef Ik het in bezit. Kennis is het oog van de ziel. De ziel die niet weet, is als blind voor dat goede en die waarheid. In mijn Wil zijn er geen blinde zielen; liever gezegd, ieder kennis geeft haar een weidsere kijk. Ga daarom dikwijls binnen in mijn Wil, verwijd je grenzen in mijn Wil en als Ik dit zie, zal Ik terug komen om je meer verrassende dingen te vertellen over mijn Wil”.

Welnu, terwijl Hij dit zei, gingen we samen even de aarde rond, maar oh, wat een schrik! Velen wilden mijn geliefde Jezus verwonden – sommigen met een mes en sommigen met een zwaard. En onder hen waren bisschoppen, priesters, kloosterlingen, die Hem diep in zijn Hart verwonden, maar zo kwellend dat het angst aanjoeg. Oh, wat leed Hij en Hij stortte zich in mijn armen om verdedigd te worden. Ik drukte Hem tegen me aan en smeekte Hem mij te laten delen in zijn pijnen. Hij stelde me tevreden door mijn hart te doorboren met zulk een hevigheid dat ik de hele dag een diepe wond binnenin me voelde en Jezus kwam verschillende keren terug om me te verwonden.

Welnu, de volgende morgen toen ik felle pijn voelde, kwam mijn lieve Jezus terug en zei: “Toon Me je hart”. En terwijl Hij keek, zei Hij: “Wil je dat Ik je genees om de pijn te verlichten die je lijdt?” En ik: “Mijn hoogste Goed, waarom wilt U me genezen? Ben ik niet waardig om voor U te lijden? Uw Hart is één wonde en het mijne, vergeleken met het uwe oh, hoe gering is mijn lijden. Als het U behaagt, geef me liever meer pijn”. En Hij, me helemaal tegen zich aandrukkend, ging voort met mijn hart te doorboren met meer pijn en toen verliet Hij mij”.
Moge alles zijn voor zijn glorie.
deel 15 – 9 april  1923

Ik voelde me opgenomen in de Goddelijke Wil en ik zei tot mijn lieve Jezus: “Ach, ik smeek U, laat me nooit uw Goddelijke Wil verlaten. Dat ik altijd denk, spreek, werk en bemin in uw lieflijke Wil”. Terwijl ik dit zei voelde ik me omgeven door een zeer zuiver Licht en toen zag ik mijn hoogste en enige Goed die zei: “Mijn geliefde dochter, Ik hou zoveel van deze acten in mijn Wil dat de schaduw van mijn Licht haar omgeeft zo gauw de ziel de Goddelijke Wil binnengaat om te handelen, zodat mijn act en de hare één zullen zijn. Omdat Ik de oorspronkelijke act ben van de hele schepping zouden alle geschapen dingen verlamd raken zonder mijn oorspronkelijke beweging, zonder kracht en niet in staat tot de minste beweging. Leven is beweging, zonder die oorsprong is alles dood. Ik ben de oorspronkelijke beweging en Ik schenk leven en houding aan alle andere bewegingen. Dus bij mijn eerste beweging begint de Schepping te draaien. Het gaat als bij een motor: bij de start van de eerste beweging van het eerste rad beginnen alle andere raderen te draaien. Kijk eens, hoe het bijna natuurlijk is voor iemand die in mijn Wil handelt om te bewegen in mijn oorspronkelijke beweging, en werkzaam in mijn beweging bevindt zij zich en is zij werkzaam in de beweging van alle schepselen. En als het schepsel stroomt in mijn eigen beweging, zie Ik haar en ervaar Ik haar in alle bewegingen van de schepselen en geeft ze Mij net zo veel goddelijke acten als de vele kwalijke menselijk acten van anderen. En dit alleen omdat zij te werk is gegaan in mijn oorspronkelijke beweging. Daarom zeg Ik dat iemand die leeft in mijn Wil plaatsvervanger is voor allen, Mij verdedigt tegen allen en en mij beweging, Leven en veiligheid brengt. En daarom is de werkzaamheid in mijn Wil het wonder der wonderen, zonder misbaar, zonder menselijke instemming. Het is mijn ware triomf over de hele schepping. En omdat het totaal goddelijke triomf is, blijft het menselijke ervan stil en het heeft geen gelijkwaardige woorden om de triomf van mijn verheven Wil af te kondigen”.


deel 15 – 14 april  1923

Ik overwoog alles wat mijn altijd lieflijke Jezus mij blijft openbaren over zijn Goddelijke Wil en veel twijfels en moeilijkheden kwamen bij mij op waarvan ik geloof dat het niet nodig is om het hier te bespreken. Toen kwam Hij in beweging in mijn binnenste en me vastklampend aan zijn Hart, zei Hij: “Geliefde dochter, van mijn Wil, je moet weten dat als Ik verlang om grote werken te doen – werken waaraan de hele mensenfamilie deel moet nemen, altijd voor zover ze dat willen – dan is mijn gebruikelijke manier om al het goede centraal te stellen in één enkel schepsel en al de genaden die dit werk bevat, zodat alle anderen zo veel daaraan mogen onttrekken als zij verlangen van dat goede, als was het een bron. Als Ik persoonlijke werken uitvoer, geef Ik beperkte dingen, maar als Ik werken uitvoer die moeten dienen voor het heil van allen, geef Ik dingen onbegrensd. Ik deed dit in het werk van de Verlossing. Om een schepsel te kunnen verheffen tot de conceptie van een God-mens, moest Ik alle mogelijke voorstelbare dingen in Haar centraliseren. Ik moest Haar zo hoog verheffen dat Ik in Haar het zaad inbracht van de vruchtbaarheid van de Vader. Dus net zoals mijn hemelse Vader, de Kuise, Mij voortbracht binnen zijn schoot met het kuise zaad van zijn eeuwige vruchtbaarheid – zonder medewerking van een vrouw en vanuit hetzelfde zaad waaruit de Heilige Geest voortkwam – op dezelfde wijze ontving mijn hemelse Mama Mij in haar maagdelijke schoot, met dit eeuwige zaad van de vaderlijke vruchtbaarheid, zonder medewerking van een man. De heilige Drie-eenheid moest van het Zijne schenken aan deze goddelijke Maagd zodat Zij Mij kon ontvangen, de Zoon van God. Mijn heilige Moeder zou Mij nooit kunnen ontvangen zonder zaad. Welnu, omdat Zij behoorde tot het menselijk ras, gaf dit zaad van eeuwige vruchtbaarheid haar het vermogen Mij als Mens te ontvangen en omdat het zaad goddelijk was, ontving Zij Mij tezelfdertijd als God. En net zoals de Heilige Geest op hetzelfde moment ontstond als de Vader Mij verwekte, op dezelfde wijze als Ik werd verwekt in de schoot van mijn Mama, werd de generatie zielen tezelfdertijd verwekt. Dus alles wat ab aeterno (van alle eeuwigheid), geschiedde aan de allerheiligste Drie-eenheid in de Hemel, werd herhaald in de schoot van mijn lieve Mama. Het werk was immens en niet te volgen voor de geschapen geest. Ik moest al het goede centraliseren en zelfs Mijzelf, zodat allen zouden vinden wat zij ook maar verlangden. Daarom wilde Ik, omdat het werk van de Verlossing zo groot moest zijn, dat het alle generaties overweldigde, vele eeuwen lang, de gebeden, verzuchtingen, de tranen, de boete van zoveel patriarchen en profeten en van het hele volk van het Oude Testament.
En Ik deed dit om hen geschikt te maken om zo’n groot goed te ontvangen en Mij te bewegen om in dit hemels schepsel al het goede te centraliseren waar iedereen zich over moest verheugen. Welnu, wat bewoog dit volk tot gebed, tot verzuchtingen etc.? De belofte van de toekomstige Messias. Deze belofte was als het zaad van zoveel smekingen en tranen. Als deze belofte er niet geweest was, zou niemand er aandacht aan besteed hebben en niemand zou gehoopt hebben op verlossing. Welnu, mijn dochter, laat ons het hebben over mijn Wil. Denk je dat het een heiligheid is zoals andere heiligheden, een goed, een genade, bijna net als de andere die Ik al vele eeuwen heb geschonken aan de andere heiligen en aan de hele Kerk? Nee, nee! Dit is eigenlijk een nieuw tijdperk – een goed dat moet dienen voor alle generaties, maar het is nodig dat Ik al dit goede centraliseer in één schepsel apart, net zoals in de Verlossing door alles te centraliseren in mijn Mama. Kijk eens hoe de dingen zich ontwikkelen op een vergelijkbare wijze: om de Verlossing te laten komen en zielen daarvoor voor te bereiden beloofde Ik de toekomstige Messias zodat door de hoop dat Hij zou komen, zij zich niet alleen zouden voorbereiden, maar zij ook hun eigen redding zouden vinden in de toekomstige Verlosser. Welnu, om de zielen geschikt te maken om in mijn Wil te leven, om hen te laten delen in het heil dat Die bevat en om de mens te laten delen in het heil dat Die bevat en om de mens te laten terugkeren op het pad van hun oorsprong, zoals hij door Mij werd geschapen, wilde Ikzelf als eerste bidden en mijn stem laten klinken van het ene punt van de aarde tot het andere en zelfs tot hoog in de Hemel, met de woorden: “Onze Vader, die in de Hemel zijt” Ik zei niet “Mijn Vader” maar Ik noemde Hem Vader van de hele mensenfamilie om Hem aandacht te vragen voor wat Ik er aan toe ging voegen: “Geheiligd zij uw naam, zodat uw Rijk moge komen en uw Wil moge geschieden op aarde zoals in de Hemel”. Dit was het doel van de Schepping en Ik vroeg de Vader dat het bereikt zou worden. Terwijl Ik bad, zwichtte de Vader voor mijn smeekbeden en vormde Ik ’t zaad van zo’n groot heil. En opdat dit zaad bekend zou worden, leerde Ik mijn gebed aan de apostelen en zij gaven het door aan de hele Kerk, zodat, net zoals de mensen van de toekomstige Verlosser redding zouden bekomen in Hem en zich voorbereiden om de beloofde Messias te ontvangen, op dezelfde wijze zou de Kerk, met dit zaad door Mij gevormd, kunnen bidden en mijn zelfde gebed vele keren herhalen en Zich zo kunnen voorbereiden om het goede te ontvangen van de erkenning en de liefde voor mijn hemelse Vader als hun Vader, om zo te verdienen geliefd te worden als kinderen en ‘t grote goed te ontvangen dat mijn Wil geschiedt op aarde zoals in de Hemel.

In dit zaad en in deze hoop dat mijn Wil op aarde geschiedt zoals in de Hemel, hebben de heiligen hun heiligheid gevormd en de martelaren hun bloed vergoten. Er is geen goed dat niet voortkomt uit dit zaad. Dus de hele Kerk bidt. En net zoals de tranen, de boete, de gebeden om de Messias, gericht werden op die buitengewone Maagd, die Ik moest voorbereiden om zulk een groot goed in Haar te centraliseren zodat zij hun Verlosser konden ontvangen, zelfs ofschoon zij niet wisten wie het zou worden – Nu, op dezelfde wijze is het juist om jou dat zij bidt, als de Kerk het “Onze Vader” bidt, zodat Ik in jou al het goede dat mijn Wil bevat kan centraliseren, de weg – hoe de Goddelijke Wil leven kan hebben op aarde zoals in de Hemel. De Kerk bidt, dringt aan dat Ik al dit goede centraliseer in een tweede maagd, zodat zij, als een tweede verlosser, de mensheid in gevaar kan redden. Gebruik makend van mijn onafscheidelijke liefde en barmhartigheid, zal Ik antwoorden op mijn eigen gebed, verenigd met dat van de hele Kerk en zorgen dat de mens weer terug gaat naar zijn oorsprong, naar het doel waarvoor Ik hem schiep – dat mijn Wil geschiedt op aarde zoals in de Hemel. Dit is nu precies het leven in mijn Wil. En alles wat Ik je blijf openbaren zet jou hiertoe aan en bevestigt jou hierin. Dit is de grondslag die Ik in jouw ziel leg. En om dit te doen, blijf Ik alle genaden van verleden, heden en toekomst die Ik heb gegeven aan alle generaties, in jou centraliseren. Nog sterker, Ik verdubbel die, Ik vermenigvuldig die. Omdat mijn Wil het grootste heiligste en edelste is, zonder begin en einde, is het, om het in een schepsel te plaatsen, juist en mooi, dat Ik in haar al het goede dat mogelijk is, ontelbare genaden, goddelijke zuiverheid en adel laat samenkomen, zodat mijn Wil dezelfde erestoet zal krijgen als Die ze in de Hemel heeft. Deze Wil van Mij is dezelfde Wil die werkte in de Verlossing en die gebruik wilde maken van een Maagd. Wat een wonderen van genaden bewerkte Ik niet in Haar? Mijn Wil is groots en bevat al het goede. En in actie is Die werkzaam met grootmoedigheid. En als het gaat over werkzaamheid en weldoen voor de hele mensheid, dan zet Die al het goede van zijn Wil op ‘ t spel.

Nu wil Die gebruik maken van nog een maagd om in haar zijn Wil centraal te stellen en om een begin te maken met de bekendmaking dat zijn Wil moet geschieden op aarde zoals in de Hemel. En als Die in de Verlossing wilde komen om de verloren mens te redden, om voldoening te geven voor zijn zonden – wat de mens niet in staat was te doen – en hun een redmiddel te schenken en veel ander goeds wat de Verlossing bevat, welnu, omdat mijn Wil zelfs meer liefde wil tonen dan in de Verlossing zelf, door te zorgen dat mijn Wil geschiedt op aarde zoals in de Hemel, komt mijn Wil om de mens zijn oorspronkelijke toestand terug te geven, zijn adel, het doel waarvoor hij werd geschapen. Hij komt om de stroom te openen tussen de Goddelijke Wil en de menselijke wil, zodat, opgenomen in deze Goddelijke Wil en erdoor beheerst, de menselijke wil aan de Goddelijke Wil leven wil geven in zichzelf en mijn Goddelijke Wil zal heersen op aarde zoals in de Hemel”.


deel 15 – 21 april  1923

Vanmorgen bracht mijn altijd lieflijke Jezus me buiten mezelf naar een plaats waar men vlaggen kon zien wapperen en parades waaraan alle soorten mensen deelnamen, ook priesters. Alsof Hij beledigd werd door dit alles, wilde Jezus hen vastgrijpen om hen te vernietigen. En ik nam zijn hand in de mijne, drukte Hem tegen me aan en zei: “Mijn Jezus, wat doet U? Zij lijken, goed beschouwd, geen kwaad te bedrijven maar eerder goede dingen. Het komt mij voor dat de Kerk zich verenigt met uw vroegere vijanden en zij tonen niet langer de aversie tegen mensen van de Kerk. Integendeel, zij roepen hen op om hun vlaggen te zegenen. Is dat geen goed teken? En U lijkt, i.p.v. daarmee blij te zijn, beledigd”. En Jezus zuchtte en zei hevig gekwetst: “Mijn dochter, hoe hou je jezelf voor de gek. Dit is het meest duistere punt van de huidige maatschappij en hun eenheid betekent dat zij allen dezelfde kleur hebben. De vijanden zijn niet bang en hebben geen afschuw om mensen van de Kerk te benaderen. Daar de ware bron van deugdzaamheid en godsdienst niet in hen leeft, vieren sommigen het goddelijk Offer zonder in mijn bestaan te geloven. Voor anderen, als zij al geloven, is het geloof zonder de werken en hun leven is een aaneenschakeling van enorme heiligschennissen. Dus, wat voor goeds kunnen zij doen als zij dat niet binnenin zichzelf bevatten? Hoe kunnen zij anderen oproepen tot een gedrag van een ware christen door bekend te maken wat een groot kwaad de zonde is, als zij het genadeleven missen? Met al de verenigingen die zij vormen, zijn er geen mensen die de leer volgen en daarom is het niet de eenheid van de triomf van de godsdienst – het is de triomf van hun partij en zij zetten het masker van de partij op in een poging het kwaad te verbloemen dat zij beramen. Het is echt revolutie die wordt verborgen onder dit masker en Ik blijf altijd de beledigde God, zowel door ’t kwaad onder ’ t mom van vroomheid om hun partij te sterken waardoor zij nog ernstiger kwaad doen en door de mensen van de Kerk die, met valse vroomheid, niet langer in staat zijn de mensen te inspireren om Mij te volgen. Integendeel, de mensen trekken hén weg. Is er een droeviger tijd dan deze tijd? “Doen alsof” is de ergste zonde en die verwondt mijn Hart ’ t meest. Daarom, bid en geef eerherstel”.



deel 15 – 25 april  1923

Ik was aan het bidden en mijn lieve Jezus kwam, zette zich naast me neer om samen met mij te bidden; wat meer is, zijn Intellect werd weerspiegeld in het mijne en ik bad met Hem. Zijn stem echode in de mijne en ik sprak met zijn woord. Maar wie kan de grenzeloze effecten van dit gebed beschrijven. Nadien zei mijn geliefde Jezus: “Mijn dochter, Ik wilde samen met jou bidden om je te sterken in mijn Wil en om je de genade te schenken om aanwezig te zijn voor de verheven Majesteit bij de act van de schepping van de mens. Terwijl Wij hem alle goeds gaven en zijn wil de Onze was en de Onze hem toebehoorde, was alles tussen hem en Ons in harmonie. Alles wat hij maar wilde kon hij van Ons nemen: heiligheid, wijsheid, macht, geluk enz. Hij was ons prototype, ons portret, onze gelukkige zoon. Dus in het begin van zijn bestaan, had Adam een periode waarin hij volmaakt de taak vervulde waarvoor hij werd geschapen. Hij ervaarde wat het betekent te leven van de Wil van zijn Schepper. En Wij waren ook gelukkig toen We zagen hoe onze acten werden voortgeplant in ons beeld. Toen hij zijn wil losmaakte van de onze, bleef hij van Ons afgescheiden. Maar de eerste acten van de mens zijn nog steeds in onze Wil en Ik wil niets anders van jou dan dat je in onze Wil komt om door te gaan waar Adam ophield zodat jij in jou de harmonie zult herstellen die hij verstoorde. En net zoals dit eerste schepsel door Ons geschapen als het hoofd van de hele mensenfamilie, door zich terug te trekken uit onze Wil allen in het ongeluk stortte, zo stellen Wij jou aan als hoofd van allen terwijl jij door zult gaan waar hij ophield en zo dat geluk en heil zult voortbrengen wat aan allen zou zijn overgedragen, als zij in onze Wil hadden geleefd”.

En ik: “Mijn Jezus, hoe is dit mogelijk? Als zelfs aan U zelf, die op aarde kwam om ons te verlossen en zo veel te lijden, niet het geluk werd geschonken, wat de eerste mens verloor voor zichzelf en voor allen, hoe kan het dan nu, dat ik, door mijzelf te verbinden met uw eeuwige Wil, dit verloren geluk terug mag geven”. En Jezus: “Mijn dochter, alle tijden zijn in mijn handen; Ik geef aan wie Ik wil en Ik gebruik wie Ik wil. Ik had heel goed het geluk dat mijn Wil bevat naar de aarde kunnen brengen, maar Ik vond geen menselijke wil die eeuwig wilde leven in mijn Wil om zo de banden van de Schepping weer aan te halen en Mij al de acten van de eerste mens terug te geven alsof hij die alle had verricht met het zegel van mijn verheven Wil en daarom het verloren geluk in het veld bracht. Het is waar dat ik mijn lieve Mama had, maar Zij moest met Mij samenwerken aan de Verlossing. Bovendien, de mens was een slaaf, gevangen in zijn eigen zonden, zwak, bedekt met wonden, zeer weerzinwekkend. En Ik kwam als een liefhebbende Vader om mijn bloed te vergieten om hem te redden, als een dokter om hem te genezen, als een leraar om Hem de weg te wijzen – als ontsnapping om niet in de hel te geraken. Arme zieke, hoe zou hij zich kunnen begeven in de eeuwige vluchten van mijn Wil als hij niet kon lopen? Als Ik het geluk had willen schenken dat mijn Wil bevat, zou dat a.h.w. aan de doden gegeven zijn en het zou vertrappeld kunnen worden. Hij was niet voorbereid om zulk een groot goed te ontvangen en daarom wilde Ik hem leren bidden om hem geschikt te maken en Ik nam genoegen met verschillende tijdperken te wachten; Ik liet eeuwen en eeuwen voorbij gaan om het leven in mijn Wil bekend te maken om met dit geluk te starten”.

En ik: “Mijn Liefde, als door uw Verlossing niet allen worden gered, hoe kan het dan dat uw Wil dit geluk aan allen wil schenken?” En Jezus: “De mens zal altijd vrij zijn. Ik zal hem nooit de rechten ontnemen die Ik hem gaf bij zijn schepping. Alleen bij de Verlossing opende Ik vele wegen, smalle paden, kortere weggetjes binnendoo.r om de Verlossing mogelijk te maken, de heiligheid van de mens, terwijl Ik met mijn Wil de koninklijke en rechtstreekse weg ga openen die leidt tot de heiligheid van de gelijkenis met hun Schepper en wat waar geluk inhoudt. Maar desondanks zullen zij altijd vrij zijn om te blijven: sommigen op de koninklijke weg, andere op smalle paden en weer anderen volledig er buiten staand. In de wereld echter zal er zijn wat er nu niet is: het geluk van het Uw Wil geschiede op aarde zoals in de Hemel. De mens deed zijn eerste acten in mijn Wil en dan trok hij zich terug en daardoor werd hij geruïneerd. En omdat hij het hoofd van allen was, werden alle leden mede geruïneerd. Mijn Mensheid vormde het plan van alle menselijke acten in de Goddelijke Wil. Mijn Mama volgde Mij in volledige trouw. Dus alles is voorbereid. Er is nu niets anders nodig dan nog een schepsel dat vol verlangen om in deze Wil te leven, bezit gaat nemen van het plan door Mij gevormd en die voor allen de koninklijke weg gaat openen die leidt naar aards en hemels geluk”.



deel 15 – 28 april  1923

Ik voelde me als ondergedompeld in het eindeloze Licht van de eeuwige Wil en mijn lieve Jezus zei: “Mijn dochter, mijn Godheid hoeft niet werkzaam te zijn om zijn werken voort te brengen. Die hoeft alleen maar te willen. Dus Ik wil en Ik doe. De mooiste werken ontstaan als Ik alleen maar Wil. Anderzijds, zelfs als het schepsel dat wil, als ze niet werkzaam is, als ze niet in beweging komt, doet ze niets. Welnu, aan iemand die zich mijn Wil eigen maakt en er in leeft als in haar eigen koninkrijk paleis, wordt dezelfde kracht meegedeeld in zoverre dat mogelijk is voor een schepsel”. Terwijl Hij dit zei, voelde ik me buiten mezelf getrokken en ik trof een lelijk monster aan onder mijn voeten dat van woede zichzelf beet. En Jezus die dicht bij me was vervolgde: “Net zoals mijn Moeder-Maagd de kop van het helse serpent verpletterde, zo verlang Ik nog een maagd die als eerste in ’t bezit moet zijn van de verheven Wil om weer die duivelse kop te bestoken om die te verpletteren en te verzwakken om die zo op te sluiten in de hel, zodat ze die volledig kan beheersen en hij degenen die moeten leven in mijn Wil niet durft te naderen. Zet dus je voet op zijn kop en verpletter die”. Aangezet tot moed deed ik dat en het beet zichzelf nog meer en om mijn aanraking niet te voelen, sloot het zich op in de meest duistere afgronden. Toen hervatte Jezus zijn woorden: “Mijn dochter, denk je dat leven in mijn Wil niets voorstelt?” Nee, nee integendeel, het is alles. Het is de vervulling van alle heiligheid, het is absolute zelfbeheersing, beheersing van zijn hartstochten en van zijn voornaamste vijanden. Het is de volledige triomf van de Schepper over het schepsel. Dus als zij trouw blijft en Ik haar laat leven in mijn Wil zonder ooit haar eigen wil weer te willen erkennen, heb Ik niets meer om van het schepsel te verlangen en zij heeft niets meer om Mij te geven. Al mijn verlangens zijn vervuld, mijn plannen gerealiseerd – er is niets anders over dan vreugde te vinden in elkaar. Het is waar dat Ik op aarde kwam om de mens te verlossen, maar mijn primaire doel was dat de Goddelijke Wil zou triomferen over de menselijke wil door deze twee te willen verbinden en die één te maken door de menselijke wil op te nemen in die Wil waaruit zij was voortgekomen. Dit was de grootste belediging die mijn hemelse Vader moest incasseren van de mens en Ik moest dit compenseren voor Hem, anders zou Ik Hem geen volledige voldoening geven. Maar om het eerste doel te bereiken moest Ik eerst het tweede in circulatie brengen: dat is hem redden, hem mijn hand reiken omdat hij was gevallen, de modder af te wassen waarin hij lag. Hoe zou Ik kunnen zeggen: “Kom in mijn Wil leven” als hij zo afschuwelijk was om te zien en de slaaf was van de duivelse vijand?

Daarom wilde Ik, na het tweede doel te hebben bereikt, het eerste veilig stellen: dat mijn Wil gedaan wordt op aarde zoals in de Hemel, en dat de mens die uit mijn Wil was gegaan, weer in de Mijne zou binnengaan. En om dit te verkrijgen schenk Ik aan dit eerste schepsel al mijn verdiensten, al mijn werken en stappen, mijn kloppend hart, mijn wonden, mijn bloed, mijn hele Mensheid, om haar geschikt te maken, haar voor te bereiden haar binnen te laten in mijn Wil. In feite moet zij eerst de volledige vrucht van mijn Verlossing nemen en dan als in triomf de onmetelijke zee van mijn verheven Wil in bezit nemen. Ik wil niet dat zij er binnengaat als een vreemde, maar als een dochter, niet als een arme, maar als een rijke, niet lelijk maar mooi, alsof zij een ander Ik is. Daarom wil Ik mijn hele leven in jou centraliseren”. En terwijl Hij dit zei was het net alsof vele zeeën uit Hem te voorschijn kwamen die zich op mij stortten en ik bleef daarin verzonken. En tegelijkertijd sloeg het zonlicht neer en ontving de volledige vrucht van de Verlossing om in staat te zijn de volledige vrucht van zijn Wil aan het schepsel te geven. Het was de zon van de eeuwige Wil die vierde hoe de menselijke wil in zijn eigen Wil binnenging. En Jezus: “Deze Goddelijke Wil van Mij groeide binnenin mijn Mensheid als een bloem die Ik overplantte van de Hemel naar het ware Eden van mijn aardse Mensheid. Die ontkiemde in mijn bloed, ontsproot uit mijn wonden om er de grootste gave voor het schepsel van te maken. Wil je die niet ontvangen?” En ik: “Ja”. En Hij: “Ik wil die overplanten in jou – heb die lief en weet hoe die in stand te houden”.
deel 15 – 29 april  1923

Ik overwoog wat hierboven was gezegd en mijn arme brein zwom in de zee van de Goddelijke Wil Het voelde alsof ik er in verdronk. Voor veel dingen ontbreken me de woorden. Voor andere, omdat het er zo veel zijn, houd ik geen overzicht en het komt me voor dat ik het op papier zet zonder verband. Maar het lijkt of Jezus geduld heeft met mij – het is genoeg dat ik het noteer. En als ik dat niet doe, verwijt Hij me dat en zegt: “Onthoud dit – dit zijn geen dingen die alleen voor jou dienen, maar zij moeten ook dienen voor anderen. Welnu, ik denk bij mezelf: “Als Jezus zo graag heeft dat deze wijze van leven in de Goddelijke Wil bekend wordt – omdat het een nieuw tijdperk zal zijn dat zo veel goeds zal brengen dat het het goede van zijn Verlossing overtreft – kon Hij toch ook hebben gesproken tot de Paus, die als hoofd van de Kerk met gezag direct de leden van de Kerk zou kunnen beïnvloeden door deze hemelse leer bekend te maken en zo dit grote goed door te geven aan de menselijke generaties. Of Hij kon gesproken hebben tot mensen met gezag. Voor hen zou het makkelijker zijn. Hoe kan ik, arme onwetende en onbekend, dit grote goed bekend maken?” Jezus zuchtte en drukte me inniger tegen Zich aan en zei: “Dochter, zo dierbaar voor mijn verheven Wil, het is mijn gewoonte om mijn grootste werken te doen in ongerepte en onbekende zielen. En niet alleen ongerept qua natuur, maar ongerept in hun genegenheden, hart en gedachten, omdat ware ongereptheid het goddelijke beeld is en alleen in mijn beeld kan Ik mijn grootste werken geboren laten worden. In de tijd dat Ik kwam om te verlossen waren er ook bisschoppen en autoriteiten, maar Ik ging niet naar hen toe, omdat mijn schaduw daar niet was. Daarom koos Ik een maagd, voor iedereen onbekend, maar zeer bekend bij Mij. En als ware ongereptheid mijn afglans is, was het goddelijke jaloezie die Haar helemaal voor Zichzelf wilde en Haar koos als onbekend, en Haar onbekend hield voor alle anderen. Maar hoewel deze hemelse Maagd zelfs onbekend was, maakte Ik Mezelf bekend door op mijn manier de Verlossing bekend te maken aan allen.

Hoe groter het werk dat Ik wil doen, hoe meer bedek Ik de ziel met de buitenkant van de gewoonste dingen. Welnu, omdat de personen die je noemt bekend zijn, kon de goddelijke jaloezie niet aan zijn trekken komen in de goddelijke afglans – oh hoe moeilijk is die te vinden. En bovendien, Ik kies wie Ik wil. Er is bepaald dat twee maagden de mensheid te hulp moeten komen – één bij de redding van de mens en de ander om mijn Wil op aarde te laten regeren, om de mens zijn aards geluk te schenken, om twee willen te verenigen, de goddelijke en de menselijke en die één te maken zodat het doel waarvoor de mens werd geschapen zijn volledige vervulling zal vinden. Ik zelf zorg ervoor mijn weg te gaan om bekend te maken wat Ik verlang. Mijn eerste zorg is het eerste schepsel te vinden waarin Ik mijn Wil centraliseer en dat mijn Wil zal leven in haar op aarde zoals in de Hemel, de rest komt vanzelf. Daarom zeg Ik je altijd: “jouw vlucht in mijn Wil”, omdat de menselijke wil zwakheden, begeerten en ellende bevat die sluiers zijn die beletten dat iemand de eeuwige Wil binnengaat. En als het zware zonden zijn, zijn dat hindernissen tussen de ene wil en de Andere. En als mijn Fiat “op aarde zoals in de Hemel” niet heerst op aarde, is het dat juist wat voorkomt om het te doen. Daarom wordt het jou gegeven om deze sluier te verscheuren, deze hindernissen te vernietigen, alle menselijke acten a.h.w. te vormen tot één enkele act door de kracht van mijn Wil, hen te overweldigen en die te brengen aan de voet van mijn hemelse Vader, a.h.w. verzegeld door zijn eigen Wil, zodat Hij wordt aangetrokken en behagen heeft, als Hij ziet dat één schepsel de hele mensenfamilie met zijn Wil heeft bedekt. Dan laat Hij zijn Wil neerdalen op aarde door heen haar en laat Hij die Wil regeren op aarde zoals in de Hemel”.



deel 15 – 2 mei  1923

Ik ervaarde hoe mijn arme brein a.h.w. opgelost werd in de onmetelijkheid van de eeuwige Wil en mijn lieve Jezus begon weer te spreken over de allerheiligste Wil van God: “Mijn dochter, wat een harmonie in jouw acten, gedaan in mijn Wil. Die harmoniëren met de mijne, met die van mijn geliefde Mama en de een verdwijnt in de ander en vormt één enkele act. Het lijkt of de Hemel op aarde is en de aarde in de Hemel. En de echo van de één in de drie en van de drie in de ene van de allerheiligste Drie-eenheid – oh, hoe zoet klinkt het in ons oor, hoe verrukt het Ons, zo hevig dat onze Wil van de Hemel naar de aarde wordt getrokken. En als mijn “uw Wil geschiede” zijn vervulling vindt “op aarde zoals in de Hemel”, dan zal het tweede stuk van het Onze Vader zijn volledige vervulling vinden: dat is: “Geef ons heden ons dagelijks brood”. Ik zei: “Onze Vader, namens allen vraag Ik U om drie soorten brood voor iedere dag: het brood van uw Wil, liever gezegd, meer dan brood, omdat, als brood twee of drie maal per dag nodig is, dit brood ieder ogenblik nodig is en in alle omstandigheden. Nog sterker, het moet niet alleen brood zijn maar lucht als balsem dat leven geeft: de circulatie van goddelijk Leven in het schepsel.

Vader, als dit brood van uw Wil niet wordt geschonken, zal Ik nooit alle vruchten van mijn sacramenteel Leven kunnen krijgen, wat het tweede brood is dat we U iedere dag vragen. Oh, wat voelt mijn sacramenteel Leven zich onbehaaglijk, omdat het brood van uw Wil hen niet voedt. Integendeel, het treft het verdorven brood van de menselijke wil aan. Oh, walgelijk is het voor Mij! Hoe negeer Ik het! En zelfs al ga Ik naar hen toe, Ik kan hun de vruchten, het heil, de uitwerking, de heiligheid niet geven, omdat Ik ons brood niet vind in hen. En als Ik iets geef, is het een beetje in verhouding, naargelang hun toestand, maar niet al het goede wat Ik bevat. En mijn sacramenteel Leven wacht geduldig tot de mens het brood van de verheven Wil neemt om al het goede van mijn sacramenteel Leven te geven. Zie dan hoe het sacrament van de Eucharistie – en dat niet alleen, maar alle sacramenten die Ik mijn Kerk heb nagelaten en door Mij zijn ingesteld – al de vruchten zal geven die zij bevatten en de totale vervulling, wanneer ons brood de Wil van God wordt gedaan op aarde zoals in de Hemel.

Toen vroeg ik naar het derde brood – het materiële. Hoe kon Ik zeggen: Geef ons vandaag ons brood? Ik kon dit doen rekening houdend met het feit dat als de mens onze Wil zou doen, het Onze ook het zijne zou zijn en dus zou de Vader niet langer het brood van zijn Wil, het brood van het sacramenteel Leven en het dagelijks brood van het natuurlijk leven moeten geven aan onwettige, aanmatigende kinderen van het kwaad, maar aan wettige en goede kinderen die delen in het goede van hun Vader. Daarom zei ik: “Geef ons brood”. Dan zullen zij het gezegende brood eten. Alles rondom hen zal glimlachen en Hemel en aarde zullen het stempel dragen van de harmonie van hun Schepper”.

Hierna vervolgde Ik: “En leid ons niet in bekoring”. Hoe zou God ooit de mens in bekoring kunnen brengen? “Dat was omdat de mens altijd mens is, vrij in zichzelf omdat Ik hem nooit de rechten ontneem die Ik hem gaf toen Ik hem schiep. En Hij, verschrikt en angstig vanuit zichzelf, roept zwijgend en bidt zonder woorden: “Geef ons het brood van uw Wil zodat wij alle bekoringen kunnen weerstaan en bevrijd ons, krachtens dit brood, van ieder kwaad”. Amen.
Zie dan hoe het goede van de mens weer de verbinding vindt, de hechte band met: “Laat Ons de mens maken naar ons beeld en gelijkenis”, de deugdelijkheid van ieder van zijn acten, de schadeloosstelling van het verloren goede en ook de handtekening en de zekerheid dat zijn verloren geluk, zowel aards als hemels, hem wordt terug gegeven. Daarom is het zo noodzakelijk dat mijn Wil geschiede op aarde zoals in de Hemel, dat Ik geen andere interesse had en geen ander gebed leerde dan het Onze Vader.
En de Kerk, trouwe uitvoerder en bewaarplaats van mijn onderrichtingen, heeft het altijd op haar lippen in iedere omstandigheid. En iedereen – geleerd en onwetend, klein en groot, priester en leken, koningen en onderdanen – allen bidden dat mijn Wil geschiede op aarde zoals in de Hemel.

Verlang je dan niet dat mijn Wil op aarde neerdaalt? Maar net zoals de Verlossing begon in een maagd – terwijl Ik niet werd ontvangen in ieder mens om hen te verlossen, zelfs hoewel ieder die ’t maar wil, kan binnengaan in het heil van de Verlossing en iedereen Mij in het sacrament voor zichzelf alleen kan ontvangen – op dezelfde wijze moet mijn Wil nu zijn begin, bezit, groei en ontwikkeling hebben in een maagdelijk schepsel. En ieder die zich voorbereidt en ernaar verlangt, zal dan binnengaan in het heil dat het leven in mijn Wil inhoudt.
Als Ik niet ontvangen was in mijn geliefde Mama, had de Verlossing nooit plaats gevonden. Op dezelfde wijze zal het Fiat Voluntas Tua op aarde zoals in de hemel niet plaats vinden in de menselijke generaties, als Ik niet het wonder voltrek om één ziel te doen leven in mijn verheven Wil.”

deel 15 – 5 mei  1923

In mijn gebruikelijke toestand, ervaarde ik hoe ik buiten mezelf getrokken werd, maar ik kon niet de azuren hemel zien, noch de zon aan onze horizon, maar een andere hemel, helemaal goud, versierd met sterren van verschillende kleuren, stralender dan de zon. Ik voelde me omhoog getrokken en terwijl deze hemel zich voor me opende, bevond ik me voor een allerzuiverste licht. En voor dit licht knielde ik neer en riep alle menselijke intelligenties in mijn intellect, van het moment waarop Adam de eenheid van zijn intellect met zijn Schepper verbrak door zich terug te trekken uit de Goddelijke Wil, tot aan de laatste mens die op aarde zal bestaan – en ik probeerde mijn God alle eer te schenken, de glorie, de onderwerping etc. van alle geschapen intelligenties. Ik deed hetzelfde voor al mijn andere vermogens en riep die van de andere schepselen alle in de mijne. Dit alles, altijd in zijn lieflijke Wil waar alles te vinden is, waaruit niets kan ontsnappen, zelfs geen dingen die op dit moment niet kunnen bestaan en waarin alles kan worden gedaan.

Terwijl ik dit deed klonk er een stem vanuit de onmetelijkheid van dat licht die zei: “Telkens als de ziel binnengaat in de Goddelijke Wil om te bidden, te werken, lief te hebben enz. opent zij vele wegen tussen Schepper en schepsel. En als de Godheid ziet dat het schepsel het pad bereidt om er naar toe te gaan, opent Die de paden om Zijn schepsel te ontmoeten. In deze ontmoeting kopieert zij de vermogens van haar Schepper, absorbeert steeds nieuw goddelijk Leven in zichzelf, dringt verder binnen in de eeuwige geheimen van de verheven Wil en alles wat zij doet is niet langer menselijk in haar maar goddelijk. Deze goddelijke werkzaamheid vormt een gouden Hemel in haar waar de Godheid zich beweegt, vreugdevol dat Die zijn eigen werkzaamheid in het schepsel vindt, in afwachting van het schepsel dat haar goddelijke acten ontvangt en daarom meer wegen voor haar opent in zijn Godheid. En Die blijft met grote liefde herhalen: Kijk toch eens, hier gaat het schepsel in mijn Wil steeds meer op Mij lijken; zij realiseert mijn plannen en bereikt het doel van de Schepping”. En toen ik dit hoorde bevond ik mij in mijzelf.


deel 15 – 8 mei  1923

In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf. Het leek of ik een zeer lange weg aflegde waar ik veel mensen ontmoette – sommigen waren afschuwelijk om te zien, anderen belichaamden demonen, er waren heel weinig goede. Die weg was zo lang alsof die nooit eindigde en ik, moe als ik was wilde me in mezelf terugtrekken maar iemand dichtbij mij belette mij dat te doen en zei: “Kom nou – ga voort, je moet aan het begin geraken en om daar te komen moet je via alle generaties gaan. Je moet die allen in de gaten houden om hen naar je Schepper te brengen. Jouw begin is God en je moet dat eeuwigheidspunt bereiken waar de Eeuwige de mens schiep om al de banden van de Schepping te ontvangen en al de harmonieën weer aan te halen die er kunnen bestaan tussen de Schepper en het schepsel. Een verheven kracht liet me voortgaan en ik werd gedwongen om het kwaad van de aarde te bekijken en die nog zullen komen, ongelukkig genoeg zo afschuwelijk”. Hierna vond ik mijn lieve Jezus en vermoeid wierp ik me in zijn armen en zei: “Mijn Liefde, wat een lange weg moest ik afleggen – het leken eeuwen zonder U te zien en zonder Degene te vinden die mijn leven uitmaakt”. En Jezus, vol liefde zei: “Oh, ja, mijn dochter, rust in mijn armen, kom binnen in het punt waar je vandaan kwam. Ook Ik wachtte vol verlangen op jou om in mijn Wil van jou alles te ontvangen wat de Schepping Mij verschuldigd is en om jou in die zelfde Wil alles te geven wat Ik moet geven aan de hele Schepping. Alleen mijn Wil kan het goede in veiligheid brengen en jaloers bewaren wat Ik wil geven aan het schepsel. Buiten mijn Wil is al het goede altijd in gevaar en moeilijk te behouden terwijl Ik in mijn Wil overvloed heb en Ik geef aan één wat Ik moet geven aan allen. Daarom wil Ik de hele Schepping met jou verbinden. Ik wil jou plaatsen op het oorspronkelijke punt van de Schepping van de mens. Het is mijn gewoonte om één op één te delen met één enkel schepsel – wat Ik haar wil geven en wat Ik van haar wil. En dan laat Ik van haar uit het goede voortkomen voor anderen. Ach, mijn dochter, Ik had de mens geschapen als een bloem, die moest groeien, kleur krijgen in mijn Godheid. Door zich uit mijn Wil terug te trekken, gebeurde met hem als met een bloem die van een plant is getrokken. Zo lang die aan de plant blijft, is de bloem mooi, levendig van kleur en sterk van geur. Maar eenmaal van de plant gerukt, verwelkt die, verslapt, wordt lelijk en geeft uiteindelijk een slechte geur af. Wat erg voor hem en wat een verdriet voor Mij die met zoveel liefde deze bloem wilde verheffen tot mijn Godheid om Mij over hem te verheugen en Me met hem te amuseren.
Welnu, in mijn almacht wil Ik deze afgerukte bloem weer tot bloei brengen door die weer over te planten in de schoot van mijn Godheid. Maar Ik wil een ziel die verlangt te leven in de schoot van mijn Godheid. Zij zal het zaad zijn dat ze Mij zal lenen en mijn Wil doet al het overige. Op deze wijze zal mijn vreugde om de Schepping terugkomen. Ik zal Mij amuseren met deze mystieke bloem en Ik zal terugbetaald worden voor de Schepping”.


deel 15 – 18 mei  1923

Ik voelde me heel gekweld en bijna zonder mijn lieve Jezus – wat een martelaarschap als je Hem moet missen! Een martelaarschap zonder de hoop de Hemel te bestormen zoals de martelaren wat ieder lijden voor hen zoet maakt. Hem te missen daarentegen is een martelaarschap wat de eenheid verbreekt, brandt, snijdt en een afgrond van scheiding opent tussen de ziel en God; een martelaarschap dat in plaats van het lijden zoet te maken, het verbittert, vergiftigt, zodanig dat terwijl de ziel zich voelt sterven de dood van haar wegrent, Oh, God, wat een pijn!

Welnu, terwijl ik verbleef in de onmetelijke afgrond van het gemis van mijn Jezus, zei ik terwijl Hij nauwelijks bewoog in mijn binnenste: “Ach mijn Jezus, U houdt niet meer van Mij”. En geen aandacht aan mij bestedend, toonde Hij zich heel gekweld, hield a.h.w. een zwart voorwerp in zijn hand wat Hij naar de schepselen ging gooien. Dan nam Hij mijn hart in zijn handen, kneedde het stevig, doorboorde het, en mijn hart wachtte vol verlangen op de pijnen als verfrissing en balsem voor de pijnen vanwege het gemis van Hem. Oh wat was ik bang dat Hij op zou houden om mij te laten lijden door mij weer te storten in de afgrond van Hem te moeten missen.

Hierna zei Hij: “Mijn dochter, Ik besteed geen aandacht aan woorden maar aan feiten. Denk je dat het makkelijk is om een ziel te vinden die werkelijk wil lijden? Oh, hoe moeilijk is dat! Met woorden zijn er velen die willen lijden maar met daden, dan rennen zij weg als een pijn hen bedrukt of ander leed hen bekruipt. Als Ik daarom een ziel vind die het lijden niet schuwt en die Mij gezelschap wil houden in mijn pijnen – nog sterker, die wacht en wacht op Mij dat Ik haar het brood van het lijden breng – dat geeft Mij de uitzinnigheid van liefde en brengt Mij op ’t punt dwaze dingen te doen en zo overvloedig aanwezig te zijn bij deze ziel dat Hemel en aarde stom verbaasd staan. Denk je dat mijn Hart dat zo veel lief heeft, onverschillig bleef dat je, zonder Mij, op Mij wachtte op niets anders dan van Mij bittere pijnen te ontvangen”.

Maar terwijl Hij dit zei, liet Hij me ervaren dat het allerheiligst Sacrament voorbij ging in de straat en Hij kneedde mijn hart nog heviger. En ik: “Mijn Jezus, wat is er aan de hand? Waar gaat U naar toe en wie draagt U? En Hij: “Ik ga naar een zieke en Ik word gedragen door een beul van zielen”. En ik, geschrokken: “Jezus, wat zegt U nu? Wat? Uw priesters, beulen van zielen? En Hij: “En hoeveel beulen van zielen zijn er niet in mijn Kerk! Er zijn beulen die vast zitten aan eigenbelang die zielen afslachten en die met hun voorbeeld in plaats van zielen te onthechten van al wat aards is, hen er steeds meer mee overspoelen. En er zijn de onbescheiden priesters die in plaats van de zielen te zuiveren, hen misvormen. Er zijn de beulen van het tijdverdrijf, gewijd aan pleziertjes, slenteren en andere dingen die zielen afleiden i.p.v. hen te brengen tot bezinning en liefde voor gebed en afzondering. Dit zijn allen moordenaars van zielen. Hoe veel pijn ervaart mijn Hart, als Ik zie dat juist degenen die zielen moesten helpen en heiligen, de oorzaak zijn van hun ondergang”.


deel 15 – 23 mei  1923

Het gemis van Hem gaat voort en als mijn lieve Jezus zich even laat zien, zeg ik Hem: “Zeg mij, mijn Liefde, waar heb ik U beledigd dat U zo ver van mij weg rent? Ach, mijn hart bloedt vanwege de bitterheid van de pijn!” En Jezus: “Heb je je misschien teruggetrokken uit mijn Wil?” En ik: “Nee, nee – moge de Hemel mij sparen voor zo’n ongeluk”. En Hij: “En waarom vraag je Me dan waar je Me hebt beledigd? Alleen wanneer de ziel zich uit mijn Wil terugtrekt, doet de zonde zijn intrede. Ach, mijn dochter, om volledig bezit te nemen van mijn Wil moet je al de innerlijke toestanden van alle schepselen binnenin jezelf centraliseren en als je beweegt van de ene innerlijke toestand naar de andere, neem je het beheer er over. Dit gebeurde in mijn Mama en in mijn eigen Mensheid. Hoeveel pijnen, hoeveel toestanden van zielen werden in Ons gecentraliseerd? Verscheidene keren bleef mijn lieve Mama in een staat van puur geloof en mijn kreunende Mensheid werd bijna verpletterd onder het enorme gewicht van alle zonden en pijnen van alle schepselen. Maar terwijl Ik leed, bleef Ik heersen over al het goede, tegengesteld aan de zonden en pijnen van schepselen. En mijn lieve Mama werd koningin van geloof, hoop en liefde en beheerde het Licht en gaf zo geloof, hoop en liefde aan allen. Om in staat te zijn om te geven is het nodig om te bezitten en om te bezitten is het nodig die pijnen binnenin zichzelf naar ’t centrum te brengen en met berusting en liefde pijnen te veranderen in heil, duisternis in licht, koude in vuur. Mijn Wil is volheid en wie er in moet leven, moet het beheer krijgen over al het goede wat maar voorstelbaar is, in zoverre dat mogelijk is voor een schepsel. Hoe veel goeds kan Ik niet geven aan allen? En hoeveel kan mijn onafscheidelijke Mama niet geven? En als Wij niet nog meer geven, is het omdat er niemand is die het aanneemt, omdat We alles leden en terwijl Wij op aarde waren, was onze woning in de volheid van de Goddelijke Wil.

Nu is het jouw beurt om hetzelfde pad te volgen als Wij en te verblijven waar Wij verbleven. Denk je dat leven in onze Wil iets onbeduidends is, of hetzelfde als ieder ander leven, zelfs een heilig. Oh, nee, nee. Het is Alles. Daarom moet men alles omhelzen en als er iets ontbreekt kun je niet zeggen dat je leeft in de volheid van onze Wil. Daarom, wees aandachtig en volg altijd je vlucht in mijn eeuwige Wil”.


deel 15 – 25 mei  1923

Ik voelde me a.h.w. verzwolgen in de eeuwige Wil en mijn altijd lieflijke Jezus trok me dicht tegen zich aan, bracht me buiten mezelf en toonde me Hemel en aarde. En terwijl Hij me dit toonde zei Hij: “Geliefde dochter van onze verheven Wil, kijk, deze hele machine van het universum – hemelen, zon, zeeën en al het overige werd door Ons geschapen als een geschenk – maar weet je aan wie? Aan degenen die onze Wil zouden doen. Alles werd hun gegeven als aan onze wettige kinderen. We deden dit omwille van de waardigheid van onze werken, in bewaring gegeven en cadeau gegeven, niet aan vreemden of onwettige kinderen die niet het grote goed zouden begrijpen dat die bevatten noch de grootheid en de heiligheid van onze werken zouden waarnemen – integendeel, zij zouden die verwoesten en verachten, maar door die te geven aan onze wettige kinderen. En omdat ieder geschapen ding een aparte liefde en een bijzonder goed inhoudt voor degene voor wie de gave wordt bedoeld, zal onze Wil die er in leeft en zijn Leven er in vormt, hun al deze liefde doen verstaan, ieder afzonderlijk, aanwezig in de hele schepping en ook al het goede in het bijzonder. Dus zouden zij Ons iedere aparte liefde vergoeden en Ons glorie en eer brengen voor al het goede wat We hun gaven. Onze Wil die hen had geschapen met één Fiat en die al de geheimen kende die in onze wettige kinderen leefden, zou met nog een Fiat onze geheimen openbaren die alle geschapen dingen bevatten, en die zouden Ons liefde voor liefde schenken. Harmonie en contact zou er wederzijds zijn tussen hen en Ons. En hoewel het leek of degene die onze wil niet doen ervan genieten en erin delen, de gaven zijn niet van hen – zij doen het vanuit een indirecte oorzaak, als overweldigers en onwettige kinderen. Bovendien verstaan Zij, omdat mijn Wil niet in hen woont, niets of heel weinig van mijn liefde die de hele schepping hun doet toekomen en van het heil dat er in aanwezig is. Nog sterker, velen weten zelfs niet Wie zoveel dingen schiep – vreemden die leven van de dingen die Mij toebehoren, willen Mij zelfs niet erkennen.

Dus dit grote geschenk van het hele universum werd door mijn hemelse Vader overgedragen aan mijn mensheid als aan een ware wettige Zoon en er was niets dat Ik Hem niet vergold – gave voor gave – liefde voor liefde. Toen kwam mijn hemelse Moeder, die haar Schepper zo goed kon vergelden. En dan zijn de kinderen van mijn Wil gekomen die mijn Wil moesten legitimeren als zijn ware kinderen. Daarom juicht de hele schepping van vreugde, viert feest en lacht als Ik jou buiten jezelf breng, samen met Mij de wettige dochter van de verheven Wil erkent – de ware Eigenaar. Alle geschapen dingen willen op je schoot plaats nemen en rondom je zijn, niet alleen om feest te vieren voor jou maar om gewaardeerd, verdedigd en beschouwd te worden als gaven van hun Schepper. En zij wedijveren allen, ieder voor zich, om jou aparte liefde te schenken en de gave die ieder geschapen ding bevat. Sommigen willen je de gave schenken van de schoonheid van je Schepper en de liefde die die schoonheid inhoudt. Anderen de gave van kracht en de liefde die de kracht inhoudt; sommigen de gave van wijsheid, anderen van goedheid, weer anderen van heiligheid, sommigen van licht, anderen van zuiverheid en ook de aparte liefde in wijsheid, goedheid, heiligheid, licht, zuiverheid enz. Dus mijn Wil slaat alle grenzen neer die bestaan tussen de ziel en God. Die brengt harmonie tussen Hemel en aarde. Die openbaart alle geheimen die de hele schepping inhoudt en maakt haar tot opslagplaats van alle gaven van God”.


deel 15 – 29 mei  1923

Ik leefde mee met mijn lieve Jezus in zijn pijnen, in het bijzonder hoe Hij leed in de Hof van Olijven. Terwijl ik zo’n medelijden met Hem had, kwam Hij in beweging in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, de Eerste die de intense activiteit van mijn pijnen in mijn Mensheid vormde was mijn hemelse Vader, omdat Hij alleen de kracht en de macht had om pijn te scheppen en om er zoveel graden van pijn in aan te brengen als nodig waren om voldoening te geven voor de schuld van schepselen. Schepselen kwamen op de tweede plaats omdat zij geen macht over Mij hadden, noch het vermogen om pijn te scheppen die zo intens zou zijn als zij wensten.

Hetzelfde gebeurt in alle schepselen: bij de schepping van de mens kwam de eerste intense activiteit, zowel in de ziel als in het lichaam, van mijn goddelijke Vader. Hoeveel harmonie, hoeveel geluk schiep Hij niet met zijn eigen handen in de menselijke natuur? Alles is harmonie en geluk in de mens. Alleen al aan de buitenkant, hoeveel harmonie en geluk is daar niet te vinden? De ogen kunnen zien, de mond kan iets uitdrukken, de voeten kunnen lopen, de handen kunnen werkzaam zijn en dingen vast pakken die de voeten hebben bereikt. Maar als de ogen konden zien maar de mens had niet de mond om zich uit te drukken, of hij had voeten om te lopen maar geen handen om te werken – zou de menselijke natuur dan niet ongelukkig zijn en zonder harmonie? En dan de harmonie en het geluk van de menselijke ziel – wil, intellect en geheugen – hoeveel harmonie en geluk bevatten die niet? Het is voldoende om te zeggen dat die een deel zijn van het geluk en de harmonie van de eeuwige. God schiep zijn ware persoonlijke Eden in ziel en lichaam van de mens – een volledig hemels Eden. En dan gaf Hij hem het aardse Eden als woonplaats. Alles was harmonie en geluk in de menselijke natuur en zelfs hoewel de zonde deze harmonie en dit geluk verstoorde, die vernietigde niet volledig al het goede dat God in de mens had geschapen.

Dus net zoals God met zijn eigen handen al het geluk en de harmonie in het schepsel schiep, zo schiep Hij alle mogelijke pijnen in Mij om terugbetaald te worden voor de menselijke ondankbaarheid en om het verloren geluk op te wekken uit de zee van mijn pijnen en het evenwicht uit de verstoorde harmonie. En dit gebeurt voor alle schepselen: als Ik hen moet kiezen voor een bepaalde heiligheid of mijn bijzondere plannen, werken mijn eigen handen in de ziel, en Ik schep in haar nu eens lijden, dan liefde, dan kennis van hemelse waarheden. Mijn naijver maakt dat Ik niet wil dat iemand haar aanraakt. En als Ik schepselen toesta haar iets te doen, is het altijd in de ondergeschikte orde. Maar Ik zelf heb voorrang en Ik blijf haar vormen volgens mijn plan”.



deel 15 – 6 juni  1923

Ik was bezorgd over de reden waarom mijn Jezus niet kwam en ik zei bij mezelf: “Wie weet wat voor kwaad er in mijn binnenste is dat Jezus zich verbergt om niet mishaagd te worden?” En hij bewoog in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, het teken dat er geen kwaad is en dat het binnenste van de ziel geheel gevuld is met God, is, dat er voor haar niets over is wat niet helemaal van Mij is en dat in alles wat in en buiten haar kan gebeuren, zij er niet langer zin in heeft – zij is alleen geïnteresseerd in Mij. En niet alleen wat betreft profane of neutrale dingen, maar ook wat betreft heilige dingen, vrome mensen, diensten, muziek, enz. – alles laat haar koud, onverschillig, als iets dat haar niet aangaat. En de reden is natuurlijk: als de ziel geheel vol is van Mij, is zij ook vol van mijn voorkeuren. Mijn voorkeur is de hare en andere voorkeuren krijgen geen plaats. Hoe mooi die ook mogen zijn, zij trekken de ziel niet aan; zij zijn eerder a.h.w. dood voor haar.

De ziel die niet helemaal van Mij is, is daarentegen leeg. En als dingen haar omgeven ervaart zij zoveel lust binnen zichzelf alsof het dingen zijn die ze graag heeft. Als het daarentegen dingen zijn die ze niet graag heeft, ervaart ze tegenzin. Dus er is in haar een voortdurende afwisseling van zin en tegenzin. En omdat iedere lust die niet van Mij komt niet duurzaam is, verandert zin dikwijls in tegenzin. En daarom ziet men veel variaties in gedrag: nu eens te droevig, dan weer te vrolijk, nu eens heel opvliegend, een ander moment heel vriendelijk. Het is het ontbreken van Mij in haar ziel dat haar gedrag zo dikwijls verandert – in niets gelijk aan het mijne, want Ik ben altijd hetzelfde en Ik verander nooit. Welnu, heb je zin in wat er hier op aarde bestaat? Waarvoor ben je bang – dat er kwaad in jou zou zijn en dat Ik daarom uit onbehagen Mezelf verberg. Waar Ik ook ben, daar kan geen kwaad zijn”.
En Ik: “Mijn Liefde, ik heb helemaal geen zin in iets, hoe goed dan ook. En bovendien, U weet het beter dan ik, hoe kan ik zin hebben in andere dingen als de pijn van U te missen me in beslag neemt, mij verbittert tot in het merg van mijn botten, me alles doet vergeten en het enige wat voor mij bestaat en in mijn hart is ingegrift is de nagel die ik zonder U ben? En Jezus: “En dit zegt dat je van Mij bent en vol bent van Mij omdat iedere voorkeur zijn macht heeft: als ze verlangt naar Mij, verandert die het schepsel in Mij. Als het iets natuurlijks is, wordt ze meegesleept naar menselijke dingen. Als het een drang is naar begeerten, werpt die haar in de stroom van het kwaad. Het kan lijken dat een voorkeur iets onbelangrijks is. Toch is dat niet zo. Het is de eerste act bij goed of kwaad. En kijk eens hoe dat gaat:
Waarom zondigde Adam? Omdat hij zijn blik afwendde van de goddelijke aantrekkingskracht en Eva hem de vrucht aanbood om ervan te eten, keek hij naar de vrucht en er naar kijken gaf hem plezier, de woorden van Eva deden hem deugd – dat als hij de vrucht at, hij zou worden als God en zijn verhemelte genoot van het eten. Dus er zin in hebben was de eerste act naar zijn ondergang. Als hij daarentegen tegenzin had gehad om ernaar te kijken, geen interesse had gehad in de woorden van Eva, tegenzin om ervan te eten, zou Adam niet gezondigd hebben. Integendeel, hij zou de eerste heldendaad van zijn leven hebben gesteld door Eva te weerstaan en haar te corrigeren wat ze had gedaan en hij zou de eeuwigdurende kroon van trouw behouden hebben jegens Degene die hij zo veel verschuldigd was en Die alle recht had op zijn onderwerping. Oh, hoe voorzichtig moet men omgaan met de verschillende neigingen die opkomen in de ziel. Als het zuiver goddelijke neigingen zijn moet men die tot leven brengen. Maar als het menselijke neigingen zijn of begeerten moet men die laten sterven; anders is er het risico in de stroom van het kwaad te vallen”.



deel 15 – 10 juni  1923

Ik klaagde bij Jezus omdat ik Hem zo miste en ik dacht bij mezelf: “Wie weet wat de reden is dat Hij niet komt? En als het waar is, zoals Hij me soms liet verstaan, dat Hij niet komt vanwege de kastijdingen – gegeven de slachtoffertoestand waarin Hij me houdt. Als Hij komt en Mij pijnen moet overdragen vanwege mijn taak voelt Hij zich aan handen en voeten gebonden. En omdat rechtvaardigheid wil straffen als het schepsel daartoe dwingt, daarom komt Hij niet – als dit het geval is, moet Hij me uit de slachtoffertoestand halen. Zo lang Hij komt, maakt iets anders me weinig uit. Waar ik zorgen over maak, is Jezus, mijn Leven, mijn Alles – al het andere is niet belangrijk voor mij”.
Welnu, terwijl ik hierover nadacht en over andere dingen, bewoog Jezus in mijn binnenste, legde zijn arm om mijn hals en zei: “Mijn dochter, wat zeg je? Je ontheffen van je taak? Je weet niet wat het betekent het beheer kwijt te raken, het recht te verliezen om te bevelen, om niet langer over alles te kunnen beschikken. In feite, wanneer iemand een functie bekleedt, kan hij er altijd over beschikken. Als hij een rechter is, kan hij recht spreken; hij heeft het recht een veroordeling uit te spreken en ook vrij te spreken. Het kan voorkomen dat hij dagen of weken zijn taak niet uitoefent omdat er geen aanleiding voor is, maar desondanks wordt hij uitbetaald, behoudt zijn rechten en als schuldige of rechtvaardige mensen zich melden, is hij op zijn post als rechter en kan hij verdedigen en veroordelen. Maar als hij ontslagen wordt, verliest hij al zijn rechten, en wordt teruggebracht tot onbekwaamheid. En dit geldt voor alle andere taken. Stel je zelf daarom tevreden om soms zonder Mij te zijn in plaats van te worden ontheven van je taak, anders zul je ook het recht verliezen je gedeeltelijk te onthouden van de verdiende kastijdingen. En als het jou voorkomt dat je niets doet vanwege het ontbreken van pijnen gedurende een paar dagen, op je post blijven is altijd iets en wat je de ene dag niet doet, als Ik bij je kom en je op je post vind, kun je dan een andere dag doen.

Maar dit is niet alles – het is het kleinste deel. Het meest wezenlijke is dat om in mijn Wil te leven, mijn Mensheid de deur is waarlangs je binnengaat, de eerste verbinding. Mijn Mensheid was inderdaad het eerste en ware slachtoffer dat vanwege de taak door mijn hemelse Vader gegeven, leefde als slachtoffer en volledig gekruisigd in de Goddelijke Wil. En dankzij de kracht van mijn eeuwige Wil was Die in staat mijn leven voor allen en voor ieder persoonlijk te vermenigvuldigen. En net zoals Ik krachtens één enkel Fiat zo veel geschapen dingen vermenigvuldigde en zo ieder schepsel het recht gaf zich die toe te eigenen, op dezelfde wijze vermenigvuldigde de kracht van mijn Wil één enkel Leven, zodat ieder Mij kon bezitten voor zichzelf alleen als hulp, verdediging en toevlucht – Hij verlangde echter naar Mij. Dit is de grootsheid, het heil, het alles, het oneindige verschil tussen leven in mijn Wil en leven op een andere wijze, hoe goed en heilig ook: de vermenigvuldiging van één act in zoveel acten als men wil, genoeg om er zoveel gebruik van te maken als men wil.

Welnu, als Ik je zou ontslaan van je taak, zou je niet alleen mijn taak op aarde niet vervullen – omdat je niet in mijn Mensheid bent, die zelfs als Die veel deed, en zoveel goeds bewerkte voor de mens, toch de rechten, de eer, de waardigheid niet van mijn rechtvaardigheid wegnam, als die zou eisen om de mens terecht te straffen. Ik zou er eerder in berusten – maar bij gebrek aan verbinding zou je niet in mijn Wil kunnen leven; je zou het beheer verliezen, je acten zouden eenvoudig intenties worden en als je zegt “Mijn Jezus, in uw Wil heb ik U lief, ik zegen U, ik dank U voor alles, ik ben verdrietig voor iedere belediging etc, dan zouden je acten boven iedere menselijke act zweven om act te worden van iedere menselijke act, liefde van iedere liefde die schepselen Me zouden geven. Je zou niet al mijn acten volgen die aanwezig zijn in mijn Wil, je zou achter blijven. Hoogstens zouden het vrome intenties zijn die iets goeds kunnen doen, maar geen acten voor allen, die leven gaan geven en de macht bevatten van onze creatieve Wil.
En toch, hoe dikwijls zeg je Me: “Omdat U me geroepen heeft in uw Wil, laat me niet achter. Oh Jezus, laat het zo gaan dat ik samen met U de acten van de Schepper mag volgen om de liefde van alle geschapen dingen te beantwoorden als ook de acten van Verlossing en Heiligmaking zodat overal waar uw acten en uw liefde aanwezig zijn, mijn vergelding werkzaam mag zijn”. En nu wil je dat Ik je achterlaat?”
Ik bleef verward achter en wist niet wat te antwoorden. De goede Jezus bepaalt wat Hem het meest behaagt – en alles voor zijn glorie.


deel 15 – 15 juni  1923

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand bad ik dat mijn altijd beminnelijke Jezus zich zou verwaardigen om mijn arme ziel te komen bezoeken en één en al goedheid, kwam Hij en toonde zich terwijl Hij mij met zijn heilige hand overal aanraakte en bij die aanraking bracht Hij een merkteken van licht aan op ieder punt waar Hij mij aanraakte. Hierna verdween Jezus en mijn eerste biechtvader die nu overleden is, kwam en zei: “Ook ik wil je aanraken op de punten waar Onze Heer je aanraakte”. Ik wilde eigenlijk niet, maar omdat mij a.h.w. de kracht ontbrak om me te verzetten, liet ik hem doen. Maar terwijl hij dit deed werd dat licht wat Jezus achterliet toen Hij me aanraakte, aan hem overgedragen en hij bleef a.h.w. bekleed met net zo veel licht als de aanrakingen, altijd op dezelfde punten waar Jezus me had aangeraakt. Ik bleef verbaasd achter en de biechtvader zei: “De Heer zond mij om mij de beloning te schenken voor de verdienste die ik kreeg toen ik naar je toekwam om je liefdediensten te bewijzen en in actie te komen voor jou. Welnu, dit is voor mij omgezet in licht van eeuwige glorie”.

Nadien kwam mijn tweede biechtvader die ook overleden is en hij zei: “Zeg me eens wat Jezus je zei – ik wil het horen zodat het licht van de goddelijke waarheden één kan worden met de vele lichten van de waarheden die de Heer tot je sprak en waardoor ik, toen ik die van je vernam toen ik leefde, geïnspireerd werd. Welnu, de Heer heeft me gezonden om voor mij de beloning van de verdienste te bevestigen die ik kreeg door die waarheden te willen horen. Als je eens wist wat het betekent om de goddelijke waarheden te horen, wat ’n beloning van licht die bevatten, zodat de zon er door verduisterd wordt en het goede wat zij teweeg brengen bij degene die ze uitspreekt en bij degene die ernaar luistert; je zou wedijveren – jij bij het uitspreken ervan en degene die zich verplicht weet om ernaar te luisteren. Haast je daarom, zeg me – wat zei Hij jou? En ik herinnerde me dat Jezus me had uitgelegd wat liefde betekent en ik zei hem dat. Mijn woorden veranderde in licht en bekleedden hem. Toen verdween hij, heel tevreden.
Nu wil ik vertellen wat Jezus me heeft gezegd over liefdadigheid. “Mijn dochter, echte liefdadigheid kan alles omzetten in liefde. Kijk naar het vuur: alle soorten hout en wat dan ook, zet alles om in vuur. En als het niet de kracht heeft om alles om te zetten in vuur, kan het niet echt vuur genoemd worden. Hetzelfde voor de ziel: als ze niet alles omzet in liefde – zowel bovennatuurlijke als natuurlijke dingen, vreugden en bitterheden en alles rondom haar – kan men niet zeggen dat ze ware liefdadigheid bezit”. Welnu, terwijl Hij dit zei, liet Hij vele vlammen uit zijn allerheiligst Hart komen die Hemel en aarde vulden en toen, zich verenigend, vormden die één enkele vlam. En Hij voegde er aan toe: “Vlammen van liefde komen voortdurend uit mijn Hart en aan sommigen brengen die liefde, aan sommigen pijn, aan anderen licht en weer anderen kracht enz. En omdat die komen uit het centrum van de oven van mijn liefde, zelfs al verrichten zij verschillende taken, omdat het doel hetzelfde is – liefde geven aan het schepsel – zijn die allemaal vlammen die zich verenigend één enkele vlam vormen. Hetzelfde voor het schepsel: zelfs al doet ze verschillende dingen, het doel moet liefde zijn om van haar acten veel vlammetjes te maken die, zich verenigend de grote vlam zullen vormen die alles in vlam zal zetten en haar totaal zal transformeren in Mij. Anders zal Zij niet de ware liefdadigheid bezitten”.


deel 15 – 18 juni  1923

Ik voelde me helemaal opgenomen in de allerheiligste Wil van God en de gezegende Jezus bracht voor mij a.h.w. in actie, al de acten van zijn leven op aarde. En omdat ik Hem sacramenteel had ontvangen in mijn arm hart toonde Hij me a.h.w. in zijn allerheiligste Wil, het moment waarop mijn lieve Jezus, bij de instelling van het allerheiligst Sacrament Zichzelf de communie gaf. Hoeveel wonderen, hoeveel mirakels, hoeveel buitensporigheden van liefde waren in deze act van Zichzelf de communie te geven. Mijn brein zwierf rond temidden van zoveel goddelijke wonderen en mijn altijd lieflijke Jezus zei: “Geliefde dochter van mijn verheven Wil, mijn Wil bevat alles. Die bewaart al het goddelijk werk a.h.w. in actie en laat niets verloren gaan. En wie er in leeft, wil Hij al het goede bekend maken wat Het bevat. Daarom wil Ik je de reden bekend maken waarom Ik Mezelf wilde ontvangen toen Ik het allerheiligst Sacrament instelde.

Het wonder was groot en onbegrijpelijk voor het menselijk brein. Voor het schepsel om een Mens en God te ontvangen, om het oneindige in te sluiten in een eindig wezen, en aan dit oneindig Wezen goddelijke eer te bewijzen, waardigheid en een verblijf Hem waardig – dit geheim was zo diepzinnig en onbegrijpelijk dat de apostelen zelf, terwijl ze makkelijk geloofden in de menswording en in vele andere mysteries, hierover verward bleven en hun intellect weigerde te geloven en Ik moest er herhaaldelijk op terug komen opdat zij zich zouden overgeven. Dus wat te doen? Ik die Het instelde moest overal voor zorgen, opdat als het schepsel Mij zou ontvangen, de Godheid geen eer zou ontbreken, goddelijk eerbetoon en een verblijf God waardig. Daarom stelde mijn eeuwige Wil verenigd met mijn menselijke wil, toen ik het allerheiligst sacrament instelde voor Mij alle hosties tegenwoordig die de sacramentele consecratie moesten ondergaan tot aan het einde der eeuwen. En één voor één bekeek, Ik Die. Ik nuttigde Die en Ik zag de harteklop van mijn sacramenteel leven in iedere hostie, vol verlangen om zich weg te schenken aan de schepselen. Namens de hele mensenfamilie nam mijn heiligheid voor allen de verplichting op zich en verschafte iedere hostie een verblijf binnenin Zichzelf. En mijn Godheid die niet van Mij te scheiden is, omgaf iedere sacramentele hostie met goddelijke eerbewijzen, lofprijzingen en zegeningen om waardigheid te verlenen aan mijn Majesteit. Dus iedere sacramentele hostie werd in Mij onder gebracht en dient als woning van mijn Mensheid en als staat van eerbewijzen aan mijn Godheid. Hoe kon Ik anders afdalen in het schepsel. En het was alleen hierom dat Ik heiligschennissen verdroeg, kilte oneerbiedigheden, ondankbaarheden, omdat Ik door Mijzelf te ontvangen mijn eigen waardigheid veilig stelde, het eerbetoon en het verblijf dat paste bij mijn Persoon. Als Ik Mezelf niet ontvangen had, had ik niet kunnen afdalen in de schepselen en het zou hun ontbroken hebben aan de weg, de deur en de middelen om Mij te ontvangen.

Dit is mijn gebruikelijke manier van doen bij al mijn werken. Ik doe die één keer om leven te geven aan al de andere keren dat die worden herhaald om die te verenigen met de eerste act alsof die een enkele act zijn. Dus de pracht, de onmetelijkheid, mijn Wil die alles ziet, deed Mij alle eeuwen omvatten. Die stelde de communicanten voor Mij tegenwoordig en alle sacramentele hosties. En Ik ontving Mijzelf net zo dikwijls, zodat Ik doorheen Mijzelf in ieder schepsel binnenging. Wie had ooit gedacht aan zoveel liefde van Mij? Dat Ik om af te dalen in de harten van schepselen Mijzelf moest ontvangen om de goddelijke rechten veilig te stellen en om hun niet alleen Mijzelf te kunnen geven, maar dezelfde acten die Ik stelde door Mijzelf te ontvangen, om hen geschikt te maken en bijna om hun het recht te geven om Mij te ontvangen”.

Ik stond verbaasd en wilde twijfelen en Jezus voegde er aan toe: “Waarom twijfel je? Is dit niet te werk gaan als God? En deze enkele act om zoveel acten te stellen als waarin Ik Me wilde verheugen, terwijl het toch één enkele act blijft – gebeurde niet hetzelfde in de act van de Menswording, van mijn Leven en van mijn Passie? Ik incarneerde Mezelf slecht één keer, één was mijn Leven, één mijn Passie. Toch is deze Menswording, Leven en Passie voor allen, en voor ieder afzonderlijk alsof het voor één enkeling was. Dus die zijn nog steeds a.h.w. in actie en voor iedereen alsof Ik nu incarneerde en nu mijn Passie doormaakte. Als dit niet zo was, zou Ik niet te werk gaan als God, maar als een schepsel dat omdat ze geen goddelijke kracht heeft, niet het bezit kan worden van allen of zich aan allen kan geven.

Welnu mijn dochter, Ik wil je nog een buitensporigheid van mijn liefde vertellen. Wie mijn Wil doet en er in leeft, gaat de werken van mijn Mensheid omvatten, omdat Ik vurig wens dat het schepsel gelijk wordt aan Mij. En omdat mijn Wil en de hare één zijn, heeft mijn wil plezier in haar en zich vermakend plaatst Die al het goede dat Ik bevat in het schepsel en Ik geef haar de sacramentele hosties in bewaring. Mijn Wil die zij bevat, verleent haar en omgeeft haar met goddelijke Waardigheid, hulde en eer. En Ik vertrouw haar alles toe omdat Ik er zeker van ben dat Ik mijn werken op een veilige plaats bewaar, omdat mijn Wil de werker wordt, de toeschouwer en de bewaker van al mijn goederen, van mijn werken en van mijn Leven!”


deel 15 – 21 juni  1923

Ik was bezig met mijn gebruikelijke aanbidding van mijn gekruisigde Heil en ik zei: “Ik ga binnen in uw Wil of liever, geef me uw hand en breng me Zelf in de oneindigheid van uw Wil zodat ik niets zal doen wat niet voorkomt uit uw allerheiligste Wil. Welnu, terwijl ik dit zei, dacht ik bij mezelf: Wat is dit? De Goddelijke Wil is overal, ik ben er al in en toch zeg ik: “Ik ga binnen in uw Wil?” Maar terwijl ik dit dacht zei mijn lieve Jezus, in beweging in mijn binnenste: “Mijn dochter, toch is er een groot verschil tussen iemand die bidt en handelt omdat mijn Wil haar omgeeft en zij overal is vanuit haar eigen natuur en iemand die vanuit haar eigen wil met de kennis van wat zij in zichzelf doet, binnengaat in de goddelijke sfeer van mijn Wil om werkzaam te zijn en te bidden. Weet je wat er gebeurt? Het gaat net zoals wanneer de zon de aarde vervult met haar licht, hoeveel het licht en de warmte niet op alle punten hetzelfde is; op sommige punten is er schaduw op andere is er direct licht en is de warmte intenser. Welnu wie geniet meer van ‘ t licht, wie ervaart meer warmte? Wie in de schaduw verblijft of wie op die punten verblijft waar het licht geen last heeft van schaduw. Men kan echter niet zeggen dat waar er schaduw is, er geen licht is, hoewel het licht waar geen schaduw is levendiger is en de warmte intenser, nog sterker, de stralen van de zon lijken het schepsel te omgeven en te absorberen. En als de zon verstand had en een schepsel stelde zich vrijwillig bloot aan haar brandende stralen en zij zou namens allen tegen haar zeggen: “Dank u, oh zon, voor uw licht en voor al het goede dat ge teweegbrengt en de aarde mee vult. Namens allen Wil ik u het goede teruggeven wat ge doet”– wat een glorie, eer en voldoening zou de zon niet ontvangen?

Welnu, het is waar dat mijn Wil overal is, maar de schaduw van de menselijke wil maakt het de ziel onmogelijk de levendigheid te ervaren van het licht, de warmte en al het goede dat mijn Wil bevat. Door daarentegen mijn Wil binnen te willen gaan ziet de ziel af van haar eigen wil en verwijdert de schaduw van haar wil en mijn Wil laat haar levendig licht schijnen, het geeft haar en transformeert haar in het licht zelf. En de ziel, ondergedompeld in mijn eeuwige Wil zegt: “Dank U, oh heilige verheven Wil, voor uw Licht” en voor al het goede dat ge teweeg brengt door Hemel en aarde te vervullen met een eeuwige Wil. Namens allen wil ik U het goede teruggeven wat U schenkt”. En Ik word zo’n eer, glorie en voldoening gewaar, nergens mee te vergelijken. Mijn dochter, hoeveel kwaad doet de schaduw van de eigen wil! Het haalt de ziel naar beneden, het brengt luiheid, slaap en traagheid teweeg. Het tegenovergestelde voor iemand die leeft in mijn Wil”.
Hierna bevond ik me buiten mezelf en ik zag dat er besmettelijke ziekten gingen komen en veel mensen werden naar lepra-ziekenhuizen gebracht. Er heerste wijd verbreide angst en vele andere ziekten van onbekende aard. Maar ik hoop dat Jezus tot rust wil komen door de verdiensten van zijn zeer kostbaar bloed.


deel 15 – 28 juni  1923

Ik overwoog de onmetelijke liefde voor mijn liefste Jezus en Hij toonde me alle schepselen a.h.w. vastgebonden binnenin een net van liefde en Hij zei: “Mijn dochter, toen Ik de mens schiep verheerlijkte Ik hem met veel zaden van liefde. In zijn intellect, in zijn ogen, in zijn woorden, in zijn hart, in zijn handen en voeten – in alles bracht Ik zaden van liefde aan. En Ik moest dat van buitenaf doen en samen met Mij plaatste Ik alle geschapen dingen om dit zaad te laten ontkiemen en groeien volgens mijn Wil. Aangebracht door een eeuwige God was dit zaad ook eeuwig. Dus de mens bevat in zichzelf een eeuwige liefde en een eeuwige liefde stroomt voortdurend naar hem toe. In feite wilde Ik binnenin de mens zijn als zaad en buiten hem als werker om in hem de boom van mijn eeuwige liefde te vormen. Wat dient het de mens als hij ogen vol licht heeft, als hij geen uitwendig licht heeft om die te verlichten. Hij zou altijd in het donker blijven. Dus om te genieten van de uitwerking van het licht is het innerlijk licht van het oog nodig maar ook het uitwendig licht van de zon die licht brengt. Hetzelfde voor het brein: als hij geen taal had om zijn gedachten uit te drukken, zou het leven van zijn intellect sterven en geen vrucht dragen. En zo ook voor al het andere. Ik hield zo veel van de mens dat Ik niet alleen in hem dit zaad van eeuwige liefde stortte, maar Ik bracht hem onder de golven van mijn eeuwige liefde die door de hele schepping wordt verspreid om het in hem te laten ontkiemen en hem totaal te overweldigen met mijn eeuwige liefde. Dus als het licht van de zon in zijn ogen schijnt, brengt dat de golf van mijn eeuwige liefde. Als de aarde zich onder zijn voeten legt en zich sterk houdt onder zijn voetstappen, brengt die de golf van mijn liefde. Als de bloem haar geur afgeeft, als het vuur zijn warmte uitstraalt, alles brengt hem mijn eeuwige liefde. Maar dit is niet voldoende. Ik zelf ben bij hem in en buiten hem aan het werk, om te bewerken, te bevestigen en al mijn beelden te verzegelen in de ziel van de mens, zodat hij, als Ik hem eeuwige liefde schenk, hij Mij eeuwige liefde mag geven. Dus het schepsel kan Mij ook liefhebben met eeuwige liefde omdat hij het zaad ervan bevat. Maar tot mijn grootste smart, verstikt de mens dit zaad en dan gebeurt het dat zelfs ofschoon mijn liefde hem onder zijn golven houdt, hij het licht niet ervaart dat mijn liefde hem brengt omdat hij het zaad heeft verstikt en blind is geworden. Zelfs hoewel hij brandt wordt hij niet warm en hoeveel hij ook eet en drinkt, zijn dorst wordt niet gelest, en hij wordt niet gevoed. Waar geen zaad is, is geen vruchtbaarheid”.


deel 15 – 1 juli  1923

Ik verenigde me met de heilig Goddelijke Wil om rond te gaan doorheen ieder intellect van het schepsel en mijn Jezus liefde terug te geven voor iedere gedachte van het schepsel. Maar terwijl ik dit deed dacht ik bij mezelf: “Wat is het nut van zo te bidden? Integendeel, het komt me voor dat dit nonsens is, eerder dan gebed”. En mijn altijd beminnelijke Jezus kwam in beweging in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, wil je weten wat het nut en de uitwerking ervan is? Als het schepsel er toe komt het steentje van haar wil in de onmetelijke zee van mijn Godheid te werpen, terwijl ze die gooit en haar wil verlangt lief te hebben, rimpelt de oneindige zee van de wateren van mijn liefde, komt in actie en Ik word gewaar hoe de golven van mijn liefde hun hemelse geur afgeven en Ik ervaar het plezier, de vreugden van mijn liefde, in actie gekomen door het steentje van de wil van het schepsel. Als zij mijn heiligheid aanbidt, activeert het steentje van de menselijke wil de zee van mijn heiligheid en Ik voel Me opgevrolijkt door de zuiverste geuren van mijn heiligheid. Kortom, wat de menselijk wil ook wil doen in de Mijne, het stort zich als een steentje in iedere zee van mijn hoedanigheden en als die activeert en hen doet rimpelen, ervaar Ik hoe Mij mijn eigen dingen worden gegeven en de eer, de glorie en de liefde die het schepsel Me kan geven op een goddelijke wijze.

Het gaat net zoals met iemand die erg rijk is en alle goeds in huis heeft – zeer koele bronnen, geurige bronnen, warme bronnen. Iemand anders komt dit huis binnen, maar heeft niets om aan die persoon te geven, omdat hij alles heeft. Toch wil hij hem ’n plezier doen, hij wil hem beminnen en wat doet hij? Hij neemt een steentje en gooit dat in de koele bron. Het water komt in beweging, geeft een zeer verfijnde koelte en de heer van dat huis geniet van de vreugde van de koelte van zijn eigen bron. Hij schept vreugde in het goede wat hij bezit, maar waarom? Omdat de ander zorgde voor het in beweging komen van die bron, omdat als dingen worden beroerd, zij hun geur afgeven, de koelte of de warmte die zij intenser bezitten. Dit betekent mijn Wil binnengaan; doen bewegen – Mijn Wezen activeren en tot Mij zeggen: “Ziet Ge hoe goed, lieflijk, beminnelijk, heilig, onmetelijk, machtig Gij zijt? Gij zijt alles en ik wil U helemaal in beweging brengen om U lief te hebben en U vreugde te schenken”. En denk je dat dit onbelangrijk is?”
Na deze woorden trok Hij zich in mijn binnenste terug en ik bleef achter met de gedachte: “Hoe goed is Jezus. Het komt me voor dat Hij veel vreugde schept in Zich mee te delen aan het schepsel en dat Hij zo geniet van het openbaren van zijn Waarheden, dat terwijl Hij één ding zegt, die ene waarheid een aansporing voor Hem is en Hem bijna aanzet met een onweerstaanbare kracht om meer waarheden te tonen. Wat een goedheid! Wat een liefde! En Jezus kwam weer uit mijn binnenste en terwijl Hij zijn gelaat vlak bij het mijne bracht, vervolgde Hij: “Mijn dochter, jij weet niet wat het betekent mijn waarheden te openbaren en daarom verwonder je je over mijn vreugde en de onweerstaanbare drang die Ik voel om Mijzelf aan het schepsel te openbaren. En wie wil luisteren naar Mij is mijn vreugde en Ik geniet ervan met haar te praten. Je moet weten dat als Ik een waarheid van Mij openbaar die nog niet bekend is, dan is dat een nieuwe schepping en Ik hou er zo van het vele goede en de geheimen over te dragen die Ik bevat. Omdat Ik die act ben die steeds nieuw is, die nooit wordt herhaald, verlang Ik altijd meer te zeggen. En als Ik spreek, heb Ik altijd nieuwe dingen die Ik wil zeggen omdat dat nieuwe in Mij nooit uitgeput raakt. Ik ben altijd nieuw qua schoonheid nieuw qua tevredenheid, harmonie – nieuw in alles, en altijd nieuw. Daarom verveelt niemand zich bij Mij, Ik heb altijd nieuwe dingen te geven en te zeggen en de onweerstaanbare kracht die Mij voortdrijft om Mij te openbaren is mijn liefde. In een uitstorting van liefde bracht Ik de schepping voort. Alles wat je kunt zien in het hele universum was binnenin Mij. Liefde liet de schaduw van mijn Licht overstromen vanuit mijn binnenste en Ik schiep de zon. De schaduw van mijn onmetelijkheid en van mijn harmonieën reikten de hemelen aan in harmonie met vele sterren en hemelse sferen. Deze en andere dingen die Ik schiep waren niets anders dan mijn schaduwen die Ik vanuit Mij zelf aanreikte. En mijn liefde stortte zich uit en Ik was zeer vreugdevol bij het zien wat er in Mij was, in kleine deeltjes zwevend over de hele schepping.

Welnu, wat een vreugde mijn waarheden te manifesteren die geen schaduwen zijn van Mij die uit Mij komen, maar de substantie van het goede dat Ik bevat en wat spreekt over Mij, niet in woordeloze taal zoals alle geschapen dingen spreken, maar met heldere, welluidende en welsprekende stem. En die omdat mijn woord scheppend is, als een nieuwe schepping in de ziel de waarheden schept die Ik openbaar. Met mijn éne Fiat schiep Ik vele dingen, maar als Ik mijn waarheden openbaar spreek Ik niet slechts één Fiat uit, maar net zoveel woorden als er nodig zijn voor de manifestatie en om zielen te laten verstaan wat Ik hen wil laten begrijpen.
Stel je voor hoe tevreden Ik ben, als Ik mijn waarheden openbaar aan de ziel die, niet in een woordeloze taal maar met een stem die spreekt, mijn weldaden, mijn waarheden doorgeeft aan anderen om in anderen het goede in te storten wat zij heeft ontvangen. Daarom stort mijn liefde zich uit als Ik mijn waarheden openbaar en Ik vier feest en Ik bemin vurig degene die bereid is naar Mij te luisteren”.

deel 15 – 5 juli  1923

Ik ging mee met mijn lijdende Jezus in de uren van zijn zeer bittere Passie, vooral toen Jezus door de Joden werd voorgeleid aan Pilatus en werd beschuldigd. En Pilatus, niet tevreden met enkel beschuldigingen die ze tegen Hem maakten, reageerde met Hem te ondervragen om voldoende reden te vinden om Hem te veroordelen of vrij te laten. En Jezus begon in mijn binnenste te spreken: “Mijn dochter, alles in mijn leven is een diep mysterie, en verheven onderricht waardoor de mens moet nadenken over zichzelf om Mij na te volgen. Je moet weten dat de hoogmoed van de Joden zo groot was – vooral in de schijnheiligheid waardoor zij werden beschouwd als rechtschapen en gewetensvol – dat zij geloofden dat als zij zelf Mij vertoonden en zeiden dat zij Mij schuldig hadden bevonden en wel tot de dood, Pilatus hen moest geloven en Mij moest veroordelen zonder enige ondervraging. Bovendien hanteerden zij een heidens recht zonder kennis van God of geweten.

Maar God beschikt anders om hen te verwarren en om oversten te onderrichten dat, hoe goed en heilig de mensen die een arme verdachte beschuldigen ook mogen lijken, zij hen niet zo maar moeten geloven, maar hen bijna moeten overstelpen met veel ondervragingen om te zien of iets waar is of dat er, onder het mom van goedheid, wat jaloezie, wraak of de intentie om een begeerde positie of waardigheid van hun meerderen te bekomen, in hun harten is binnengeslopen. Kritisch onderzoek doet mensen leren kennen, het verwart hen en laat zien dat men hen niet vertrouwt. En als men ziet dat men biet gewaardeerd wordt verlaten zij de gedachte om posities te verwerven of anderen te beschuldigen. Hoe veel schade brengen meerderen aan, wanneer zij, met de ogen dicht, vertrouwen op valse goedheid en niet op bewezen deugdzaamheid en een positie toewijzen of zich bekommeren om iemand die iemand anders van iets beschuldigt. Hoe vernederd voelden de Joden zich tenslotte omdat ze niet direct geloofd werden door Pilatus door veel ondervragingen. En als hij capituleerde en Mij veroordeelde, was dat niet omdat hij hen geloofde maar omdat hij werd gedwongen en omdat hij zijn positie niet wilde verliezen. Dit verwarde hen zo dat hun buitengewone verwarring en diepe vernedering als een merkteken op hun voorhoofd bleef gedrukt. Bovendien ontdekten ze meer rechtschapenheid en meer geweten in een heidense rechter dan in zichzelf. Hoe nodig juist is kritisch onderzoek – het werpt licht en kalmte op het werkelijk goede en verwarring op het kwaad.

En toen hij Mij ook kritisch wilde onderzoeken, vroeg Pilatus Mij: “Zijt Gij Koning? En waar is uw koninkrijk?” Ik wilde nog een verheven les geven door te zeggen: “Ik ben Koning”. En Ik wilde zeggen: “Maar weet ge wat mijn koninkrijk is? Mijn koninkrijk is mijn pijnen, mijn bloed, mijn deugdzaamheid. Dit is het ware Koninkrijk dat Ik niet buiten Mezelf maar binnenin Me bezit. Wat men buiten zichzelf bezit is niet het ware koninkrijk en ook niet een veilig gebied, omdat wat niet binnenin de mens is, kan worden weggenomen, wederrechterlijk toegeëigend, en hij zal gedwongen worden om het te verlaten. Maar wat hij inwendig bezit kan niemand van hem wegnemen – dat gebied zal eeuwig binnenin hem zijn. De kenmerken van mijn Koninkrijk zijn mijn wonden, de doornen, het kruis. Ik ga niet te werk als andere koningen die hun mensen laten leven buiten hem, onveilig en uiteindelijk zelfs stervend. Ik niet! Ik roep mijn mensen op om in de vertrekken van mijn wonden te wonen, gesterkt en beschut door mijn pijnen, hun dorst gelest door mijn bloed, hun honger gestild door mijn vlees. Dit alleen is ware heerschappij. Alle andere rijken zijn rijken van slavernij, gevaren en dood, terwijl in mijn Rijk ’t ware leven is.
Hoeveel verheven lessen, hoeveel diepe mysteries in mijn woorden. Iedere ziel zou moeten zeggen tegen zichzelf, in pijn en lijden, in vernederingen en verlaten door allen en in ware deugdzaamheid: “Dit is mijn koninkrijk dat niet ten onder kan gaan. Niemand kan het van me afnemen of het zelfs maar aanraken. Integendeel, mijn koninkrijk is eeuwig en goddelijk, hetzelfde als van mijn lieve Jezus. Mijn lijden en pijnen stellen het zeker voor Mij en maken mijn koninkrijk sterker en hevig zodat niemand, geconfronteerd met mijn grote kracht, zal kunnen strijden tegen Mij. Dit is het Koninkrijk van vrede waar al mijn kinderen naar moeten streven”.


deel 15 – 11 juli  1923

Ik was aan ’t bidden en gaf me helemaal over aan de armen van mijn allerliefste Jezus maar met een gedachte die zei: “Alleen voor jou dit martelaarschap anderen lastig te vallen, een last te zijn voor je priesters terwijl ik niet anders kan dan te laten bemiddelen in mijn zaken – de dingen die zich afspelen tussen mij en Jezus. De anderen zijn vrij – zij gaan binnen in een toestand van lijden en zij bevrijden zich van zichzelf. Hoe dikwijls echter bad ik Hem mij te bevrijden maat tevergeefs”.
Welnu, terwijl ik dit en andere dingen overwoog, kwam de gezegende Jezus, zette zich dicht bij mij en zei: “Mijn dochter, hoe groter het werk dat Ik wil verrichten, hoe noodzakelijker het is dat het schepsel dat Ik kies uniek is en op één punt gericht. Het werk van de Verlossing was het grootste en Ik koos slechts één schepsel, verrijkte Haar met alle gaven die Ik nooit iemand had toegestaan, zodat dit schepsel zo veel genade zou bevatten dat zij mijn Moeder kon worden. En dus kon Ik in Haar alle gaven van de Verlossing storten. En om mijn eigen gaven te beveiligen, van het ogenblik dat Ze werd ontvangen tot dat Zij Mij ontving, hield Ik Haar verborgen in het Licht van de Allerheiligste Drie-eenheid die Haar bewaker was en de taak had Haar in alles te leiden. Toen Ik ontvangen werd in haar maagdelijke schoot, nam Ik als ware Priester en hoofd en de eerste van alle priesters, de taak op Mij Haar in alles te begeleiden, zelfs in de beweging van haar hartslag. En toen Ik stierf, vertrouwde Ik Haar toe aan een andere priester – de H. Johannes. Een ziel zo bevoorrecht, die alle genaden bevatte, uniek in de goddelijke gedachte, uniek in de geschiedenis. Ik wilde Haar niet verlaten zonder de hulp van een vertegenwoordiger van Mij tot aan haar laatste adem. Heb Ik dit misschien gedaan met andere zielen? Nee, omdat zij niet zoveel goeds bevatten zo veel gaven en genaden en daarom was er niet zoveel bewaking en hulp nodig.

Welnu mijn dochter, ook jij bent uniek in mijn gedachte, en je zult ook uniek zijn in de geschiedenis. Noch vóór, noch na jou, zal er een ander schepsel zijn, voor wie Ik, als gedwongen door noodzaak, de hulp van mijn priesters beschikbaar zal stellen. Omdat Ik jou heb gekozen om in jou de heiligheid, de gaven, de uitwerking en de ingesteldheid van mijn verheven Wil beschikbaar heb gesteld, was het passend, rechtvaardig en waardig voor de heiligheid die mijn Wil bevat, dat één van mijn priesters je zou helpen en de eerste bewaarplaats zou zijn van de gaven die mijn Wil bevat, zodat die van zijn schoot konden overgaan in het hele lichaam van de Kerk. Wat een aandacht is er vereist van jou en van hen! Van jou als je van Mij, als een tweede moeder voor Mij de grote gave van mijn Wil ontvangt en al zijn kwaliteiten kent. Van hen, als zij die van jou ontvangen, zodat het “Fiat Voluntas tua op aarde zoals in de Hemel” vervuld zal worden in mijn Kerk. Ach, je weet niet hoeveel Ik je moest geven om je vermogen geschikt te maken zodat Ik mijn Wil in jou zou kunnen storten. Ik verwijderde van jou elk zaad van verdorvenheid. Ik zuiverde je ziel, je natuur, zodanig dat je niets ervan ervaart en ook zij niet van jou, omdat, daar het zaad ontbreekt, het lijkt alsof vuur ontbreekt in de haard. En zelfs hoewel Ik je niet vrijwaarde van de erfzonde zoals mijn Moeder, bewerkte Ik, door bij jou het zaad van verdorvenheid te verwijderen nog een wonder van genade, nooit aan iemand anders toegestaan, omdat het mijn Wil, driewerf heilig, niet waardig was om af te dalen in en bezit te nemen van een ziel die zelfs heel weinig overschaduwd zou zijn door de minste verdorven adem. Mijn Wil zou geen bezit van haar hebben kunnen nemen, om Zijn zienswijze aan haar duidelijk te maken als Die een zaad van verdorvenheid in haar had aangetroffen, net zoals Ik, Woord van de Vader, niet Mijzelf zou hebben aangepast om ontvangen te worden in de schoot van de hemelse Mama als Ik Haar niet had vrijgesteld van de erfzonde. En voorts, hoeveel genaden heb Ik je niet gegeven?
Jij denkt dat het niets is en daarom besteed je er geen aandacht aan en in plaats van Mij te bedanken, houd je je bezig met te denken over wat Ik voor je beschikt heb en over degenen die Ik rondom je geplaatst heb – terwijl Ik wil dat je alleen mijn Wil volgt. Je moet weten dat die wordt gerekend tot de grootste werken die de Godheid tot stand heeft gebracht. En Ik wil dat Die bekend wordt, zodat zij, als ze de grootsheid kennen en de onmetelijke gaven die Die bevat, Die zullen beminnen, op zijn waarde schatten en ernaar verlangen. Drie keer besloot de Godheid om “ad extra” te werk te gaan. De eerste was bij de Schepping en dat was zonder tussenkomst van het schepsel omdat geen van hen nog het daglicht had gezien. De tweede was bij de Verlossing en daarbij werkte een vrouw mee, de heiligste, de schoonste – mijn hemelse Mama. Zij was het kanaal en het instrument dat Ik gebruikte om het werk van de Verlossing tot stand te brengen. De derde is de vervulling van mijn Wil die gedaan moet worden op aarde zoals in de Hemel – dat betekent voor het schepsel leven en werkzaam zijn met de heiligheid en de kracht van onze Wil. Een werk niet te scheiden van de Schepping en de Verlossing, net zoals de heilige Drie-eenheid niet te scheiden is. Wij kunnen ook niet zeggen dat het werk van de schepping door Ons voltooid is, als onze Wil, zoals Wij besloten, niet handelt in het schepsel en leeft met die vrijheid, heiligheid en macht waarmee Die werkzaam is en in Ons leeft. Nog sterker, dit is het mooiste punt, het hoogste, het helderste en het zegel van de vervulling van het werk van Schepping en Verlossing.

Dit zijn goddelijke besluiten en Zij moeten volledig vervuld worden. En om dit besluit te realiseren willen Wij nog een vrouw gebruiken – en dat ben jij. De vrouw was de aanzet, de oorzaak waardoor de man in zijn ongeluk stortte en Wij willen de vrouw gebruiken om dingen in orde te brengen, om de mens uit zijn ongeluk te laten geraken, en hem zijn waardigheid terug te geven, zijn eer, onze ware gelijkenis – net zoals hij door Ons werd geschapen.
Wees daarom aandachtig en neem dingen niet licht op. Dit gaat niet over zo maar iets – dit gaat over goddelijke besluiten en over ons het veld te geven om Ons het werk van Schepping en Verlossing te laten voltooien. Daarom, net zoals Wij Onze Mama toevertrouwde aan de H. Johannes, zodat Zij in hem, en door hem in de Kerk, de schatten, de genaden en al mijn onderricht kon storten wat Ik in Haar had gestort tijdens mijn leven toen Zij aan Mij werd toevertrouwd en Ik optrad als priester voor Haar – zoals Ik in Haar als in een heiligdom al de wetten onderbracht, de voorschriften en de leerstellingen die de Kerk moest bezitten. En Zij, trouw als Ze was, en zorgvuldig wakend zelfs over een enkel woord van Mij bracht die over in mijn trouwe leerling Johannes zodat die niet verloren konden gaan en daarom heeft mijn Mama primaatschap over de hele Kerk – en zo deed Ik het jou: omdat het “Uw Wil geschiede” moest dienen voor de hele Kerk vertrouwde Ik jou toe aan een priester van Mij zodat gij in hem alles zou overbrengen dat Ik jou openbaarde over mijn Wil – de gaven die Die bevatte, hoe het schepsel er binnen moet gaan en hoe vaderlijke goedheid nog een tijperk van genade wil starten om zijn gaven die Hij in de Hemel bezit te delen met het schepsel en haar het verloren geluk terug schenken. Wees daarom aandachtig en trouw aan Mij”.


deel 15 – 14 juli  1923

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn goede Jezus heel gekweld. Het kwam me voor dat Hij niet van me los kon komen en één en al goedheid zei Hij: “Mijn dochter, Ik ben gekomen om je te laten lijden. Weet je niet meer dat Ik de mens wilde tuchtigen en jij dat niet wilde, dat je zelf wilde lijden in hun plaats en om je tevreden te stellen, zei Ik dat Ik uit liefde voor jou er vijf zou tuchtigen i.p.v. tien? Welnu, de naties willen strijden tegen elkaar en degene die zichzelf beschouwen als de machtigste en zal bewapenen tot in de tanden om de zwakke naties te vernietigen. Dit leidt tot totale vernietiging, mijn dochter. Daarom ben Ik gekomen om je te laten lijden om je “die vijf” te geven die Ik je beloofde. Mijn rechtvaardigheid zal aan vuur en water de macht geven van de taak die zij bevatten om mensen en hele steden te vernietigen. Daarom is een beetje van jouw lijden nodig om de kastijdingen tot de helft terug te brengen”.
Welnu, terwijl Hij dit zei, bewoog Hij in mijn binnenste alsof Hij veel instrumenten in zijn handen had. En terwijl Hij die bewoog, veroorzaakten die pijn en lijden en verscheurden al mijn ledematen zodat ik niet weet hoe ik in leven bleef. En toen Hij me zag kreunen en huiveren vanwege de intensiteit van de pijnen zei Jezus met ’n air van iemand die over alles heeft getriomfeerd: “Jij bent mijn leven en met mijn leven kan Ik doen wat Ik maar wil”. En Hij ging door met me te laten lijden. Moge alles zijn voor de glorie van God, voor het heil van mijn ziel en voor de redding van allen.

Nadien vervolgde Hij: “Mijn dochter, de hele wereld staat op zijn kop en iedereen verwacht veranderingen, vrede, nieuwe dingen. Zij zelf komen samen om er over te praten en zij zijn verbaasd dat zij niet tot conclusies kunnen komen en geen serieuze besluiten kunnen nemen. Dus ware vrede komt er niet en alles blijft bij woorden, maar daden ho maar. En zij hopen dat meer overleg zal leiden tot serieuze besluiten, maar zij wachten tevergeefs. Intussen zijn zij bang tijdens dit wachten en sommigen bereiden zich voor op nieuwe oorlogen, anderen hopend op nieuwe overwinningen. Maar al met al verarmen de mensen, worden levend uitgeschud en terwijl ze wachten, moe van het droevige tegenwoordige tijdperk, duister en met bloed besmeurd, wachten zij en hopen op een nieuw tijdperk van vrede en licht. De wereld staat er precies zo voor als toen ik op het punt stond op aarde te komen. Allen verwachten een grote gebeurtenis, een nieuw tijdperk wat inderdaad gebeurde. Nu hetzelfde. Omdat het grote gebeuren, het nieuwe tijdperk waarin de Wil van God geschiedt op aarde zoals in de Hemel er aan komt, – iedereen verwacht dit nieuwe tijdperk, het huidige tijperk beu maar niet wetend wat dit nieuwe, deze verandering inhoudt, net zoals ze dat niet wisten toen Ik op aarde kwam. Deze verwachting is een duidelijk teken dat het uur nadert. Maar het duidelijkste teken is dat Ik openbaar wat Ik wil doen en Mij wendend tot een ziel, net zoals Ik Mij wendde tot mijn Mama toen Ik afdaalde van de Hemel naar de aarde, schonk Ik Haar mijn Wil en de gave en uitwerkingen die Die bevat, om Die te maken tot een geschenk voor de hele mensheid”.