Alleen
voor privé gebruik
deel
15 – 28 november 1922
Ik
was aan het bidden en werd helemaal één met de allerheiligste Wil van God, maar
met wat twijfels over alles wat mijn lieve Jezus me blijft vertellen over deze
allerheiligste Wil. En terwijl Hij me tegen zich aandrukte, zei Hij, terwijl
Hij licht in mijn brein stortte: “Mijn
dochter, mijn Wil is begin, midden en einde van iedere kracht. Zonder het zaad
van mijn Wil kun je die niet een echte kracht noemen. Het is als het zaad voor
de plant: nadat zijn wortels in de grond zijn doorgedrongen, wordt de boom
hoger naarmate de wortels die het zaad bevat dieper gaan. Dus eerst is er het
zaad. Dit vormt de wortels. De wortels hebben de kracht om de plant te laten
uitschieten onder de aarde. En als de wortels erin verzinken, worden de takken
gevormd, die zo hoog groeien dat zij een mooie kroon vormen. En deze zal de
glorie van de boom vormen die beladen met overvloed van vruchten die nuttig
zijn en de glorie vormen van degene die het zaad zaaide.
Dit is het beeld
van mijn Kerk. Het zaad is mijn Wil waaruit Zij werd geboren en uitgroeide.
Maar het kost tijd om de boom te laten groeien. En voor sommige bomen duurt het
eeuwen eer zij vrucht dragen. Hoe kostbaarder de plant, hoe langer het duurt.
Hetzelfde geldt voor de boom van mijn Wil die zeer kostbaar is, edel en
goddelijk, de hoogste en daarom kostte het tijd om te groeien en de vruchten
bekend te maken. Dus de Kerk heeft het zaad gekend en zonder het zaad is er
geen heiligheid. Dan heeft Zij de takken zien groeien, maar het is steeds de
zelfde boom die zich uitbreidde. Nu leert Zij de vruchten kennen om zichzelf
ermee te voeden en ervan te genieten. En dit zal mijn glorie zijn en mijn
kroon, zowel van alle krachten als van de hele Kerk.
Welnu waarom
verwonder je je als Ik in plaats van de vruchten van mijn Wil eerder te tonen,
Ik die jou heb geopenbaard na zo vele eeuwen? Hoe zou Ik de vruchten bekend
kunnen maken als de boom nog niet gevormd was? Alles gaat om deze manier: als
iemand koning moet worden, wordt de koning niet gekroond voor het koninkrijk,
het leger, de dienaren en het koninklijk paleis gereed is – hij wordt pas aan
het slot gekroond. En als iemand de koning zou willen kronen zonder het
koninkrijk, het leger etc dat zou een scherts koning zijn. Welnu, mijn Wil
moest de kroon van alles zijn en de vervulling van mijn glorie vanwege het
schepsel, omdat zij alleen in mijn Wil kan zeggen: “Ik heb alles voltooid”. En
als Ik alles wat Ik wens in haar voltooid aantref, laat Ik haar niet alleen de
vruchten kennen, maar Ik voed haar en Ik laat haar zo’n hoogte bereiken dat zij
iedereen overtreft. Daarom heb Ik graag en zorg Ik ervoor dat de vruchten, de
uitwerking, het onmetelijk heil dat mijn Goddelijke Wil bevat en het grote goed
dat de ziel ontvangt door er in te leven, bekend wordt. Als dat niet bekend
wordt, hoe kan er dan naar verlangd worden? En nog minder kan men er dan door
gevoed worden. En als Ik het leven in mijn Goddelijke Wil niet bekend had
gemaakt – wat het betekent, de waarde die het heeft – zou de kroon op de
schepping in de vermogens ontbreken en mijn werk zou een werk zijn zonder
kroon. Besef dan hoe nodig het is dat alles wat Ik je heb verteld over mijn Wil
geopenbaard en bekend wordt. En ook de reden waarom Ik je zo stimuleer en dat Ik
altijd zorg dat je de gewone weg van anderen verlaat. En als Ik dit en ook de
genaden die Ik hun gaf na hun dood bekend maak, in jouw geval daarentegen sta
Ik toe dat wat Ik je heb verteld over mijn Wil bekend wordt terwijl je nog
leeft. Als het niet bekend wordt, zal het niet worden gewaardeerd, noch bemind.
Kennis zal als mest zijn voor de boom die de vruchten zal doen rijpen. En als
die eenmaal goed rijp zijn, zullen de schepselen zich met hen voeden. Wat zal
mijn en jouw tevredenheid groot zijn”.
deel
15 – 8 december 1922
Ik
schrijf uit gehoorzaamheid en ik bied alles aan aan mijn lieve Jezus. Ik
verenig me met het offer van zijn gehoorzaamheid om de genade en de kracht te
krijgen om het te doen zoals Hij het wil. En nu, oh mijn Jezus, reik me uw heilige
hand en het Licht van uw intelligentie en schrijf samen met mij. Ik overwoog
het grote wonder van de onbevlekte ontvangenis van mijn Koningin en hemelse
Mama en in mijn binnenste hoorde ik Hem zeggen: “Mijn dochter, de onbevlekte ontvangenis van mijn geliefde Mama was
wonderbaarlijk en zo prachtig, dat Hemel en aarde verbaasd waren en begonnen te
feesten. Alle drie de goddelijke Personen wedijverden met elkaar: de Vader
stortte een onmetelijke zee van macht uit, Ik, de Zoon stortte een onmetelijke
zee van wijsheid uit en de H. Geest een onmetelijke zee van eeuwige liefde die,
in elkaar overgaand een enkele zee vormden. En in het centrum van deze zee had
de ontvangenis van deze Maagd plaats, uitverkozen te midden van de gekozenen.
Dus de Godheid beheerde de substantie van deze ontvangenis en deze zee was niet
alleen de levenskern van dit wonderbaarlijke en unieke schepsel maar die bleef
rondom haar – niet alleen om Haar te verdedigen tegen alles wat Haar zou kunnen
overschaduwen, maar om Haar ieder ogenblik nieuwe schoonheid te schenken,
nieuwe genaden, macht, wijsheid, liefde, voorrechten etc. Dus haar kleine
natuur werd ontvangen in het centrum van deze zee en werd gevormd en groeide
onder invloed van deze goddelijke golven, zo hevig dat zo gauw dit edele en
unieke schepsel werd gevormd, de Godheid niet wilde wachten zoals het
gewoonlijk doet met andere schepselen – Het wilde haar omhelzingen, de
beantwoording van haar liefde, haar kussen en zich verheugen in haar
onschuldige glimlach. Daarom gaf ik haar zo gauw haar ontvangenis was geschied,
het gebruik van de rede. Ik begiftigde haar met alle wetenschappen, Ik maakte
haar bewust van onze vreugden en onze smarten betreffende de Schepping. Zelfs
van de moederlijke schoot kwam Zij naar de Hemel, aan de voet van onze Troon om
Ons haar omhelzingen te schenken, het antwoord van haar liefde, haar tedere
kussen en zich in onze armen werpend, lacht Ze Ons toe met zulk een vreugde van
dankbaarheid en dankzegging als om onze glimlach op te vangen. Oh hoe mooi was
het om te zien hoe dit onschuldig en bevoorrechte schepsel, verrijkt met alle
goddelijke kwaliteiten, in ons midden kwam, één en al liefde en vertrouwen,
zonder angst. In feite verwekt alleen de zonde afstand tussen Schepper en
schepsel, verbreekt de liefde, lost het vertrouwen op en brengt angst teweeg.
Dus, Zij komt in ons midden als Koningin die, met haar liefde, door Ons
geschonken, over Ons heerst, Ons verrukt, Ons feestelijk maakt en steeds meer
Liefde bemachtigt. En Wij laten Haar dit doen, verheugen Ons over de liefde die
Ons verrukt en stellen Haar aan als Koningin van Hemel en aarde.
Hemel en aarde
juichen en feesten samen met Ons, omdat zij na zo vele eeuwen hun Koningin
hebben. De zon glimlacht in zijn licht en acht zich gelukkig omdat Hij de Koningin
mag dienen door Haar Licht te geven. Het hemelgewelf, de sterren en het hele
universum lacht van vreugde en viert feest omdat zij hun Koningin verheugen
door Haar de harmonie en de schoonheid van de sferen te tonen. En ook de aarde
glimlacht en voelt zich waardiger omdat zij mag dienen tot residentie van de
Vorstin en door haar voetstappen wordt betreden. Alleen de hel huilt en voelt
hoe die kracht verliest door de heerschappij van deze soevereine Vrouwe.
Maar weet je wat
de eerste act was van dit hemels Schepsel toen Ze zich voor het eerst voor onze
troon bevond? Zij erkende dat al het kwaad van de mens de breuk is geweest
tussen zijn Wil en die van zijn Schepper. Zij beefde en zonder uitstel bond Zij
haar wil vast aan de voet van mijn troon, zelfs zonder het te willen weten. En
mijn Wil bond zichzelf vast aan Haar en stelde Zichzelf aan tot centrum van
haar leven zodat alle stromen, alle relaties, alle verbindingen tussen Haar en
Ons zich openden en er was geen geheim dat Wij haar niet toevertrouwden. Dit
was inderdaad de mooiste, de grootste, heldhaftigste daad die Zij stelde: haar
Wil aan onze voeten neer te leggen, een act die Ons verrukte en Haar aanstelde
tot koningin van allen. Zie je wat het betekent je zelf te binden aan mijn Wil
en je eigen wil niet te kennen?
De tweede act
was Zichzelf uit liefde voor Ons op te dragen als offer. De derde: Ons de eer
de glorie van de hele Schepping te brengen die de mens had weggenomen van Ons
door zijn eigen wil te doen. En zelfs vanuit de moederschoot weende Zij uit
liefde voor Ons omdat Zij zag hoe Wij beledigd werden. En Zij weende van
verdriet over de schuldige mens. Oh, hoe ontroerden Ons deze onschuldige tranen
en hoe verhaastten die de zo verlangde Verlossing. Deze koningin had de
overhand, bond Ons en bemachtigde oneindige genaden van Ons. Zij liet Ons zo
neerbuigen naar de mensheid, dat Wij Haar niet konden weerstaan, en Wij wisten
niet hoe haar herhaalde verzoeken te negeren. Maar waar vandaan kwam zoveel
macht van Haar en zoveel invloed op de Godheid? Aha, je heb het begrepen: het
was de macht van onze Wil die in Haar werkzaam is, die terwijl Hij over Haar
heerste, Haar maakte tot beheerder van God zelf. En bovendien, hoe zouden Wij
zo’n onschuldig schepsel kunnen weerstaan in het bezit van de macht en de
heiligheid van onze Wil? Het zou zijn alsof Wij tegen Onszelf in gingen. Wij
konden onze goddelijke kwaliteiten in Haar zien. De weerspiegeling van onze
heiligheid, van de goddelijke wegen, van onze liefde, van onze macht etc over
Haar gestort als golven; ook onze Wil, die haar centrum was, die alle
weerspiegelingen van onze goddelijke kwaliteiten aantrok en Zichzelf maakte tot
kroon en verdediging van de Godheid die in Haar woont. Als deze onbevlekte
Maagd de Goddelijke Wil niet als levenscentrum had gehad, zouden alle andere
voorrechten en privileges waarmee We Haar zo verrijkten, daarmee vergeleken
absoluut niets zijn geweest. Dit bevestigde en beschermde voor Haar zo vele
voorrechten; nog sterker: het vermenigvuldigde ieder ogenblik weer nieuwe.
Dit is de reden
waarom Wij Haar aanstelden tot Koningin van allen; omdat Wij, als Wij werkzaam
zijn, dat doen met rede, wijsheid en rechtvaardigheid. Zij gaf nooit leven aan
haar menselijke wil, maar onze Goddelijke Wil was altijd ongeschonden in Haar.
Hoe zouden Wij tot een ander schepsel kunnen zeggen: Gij zijt de Koningin van
de Hemel, de zon, de sterren... als de hemel, de zon, de aarde zich zouden
onttrekken aan het regime en het beheer van dit schepsel. Alles zou in hun
waardeloze taal hebben uitgeroepen: ‘Wij willen haar niet’ wij zijn haar
meerdere, omdat wij ons nooit onttrokken hebben aan uw eeuwig Willen – zoals
Gij ons schiep, zo zijn wij. Dit zou de zon hebben uitgeroepen met zijn licht,
de sterren met hun schittering, de zee met zijn golven en al het andere.
Integendeel, zo gauw zij alle de heerschappij van deze voortreffelijke Maagd
ondervonden die, bijna als hun zuster, nooit haar eigen wil wilde kennen, maar
alleen die van God, vierden zij niet alleen feest, maar zij voelden zich
vereerd hun Koningin te hebben en zij bewogen zich rond Haar in processie en
brachten Haar eer – de maan als voetenbank voor haar voeten, de sterren als
kroon, de zon als diadeem, de engelen als dienaren en de mensen als wachters.
Iedereen – iedereen bracht Haar glorie en betuigde Haar eer. Er is geen eer en
glorie die niet aan onze Wil gegeven kan worden – ofwel binnenin Ons werkzaam
in ons eigen centrum, of levend in het schepsel.
Maar weet je wat
de eerste act was van deze edele Koningin, toen Zij uit de moederschoot geboren
werd en Zij haar ogen opende voor het licht van deze wereld hier beneden? Toen
Zij werd geboren, zongen de engelen liedjes voor de hemelse Baby en Zij was
verrukt. Haar prachtige ziel verliet haar kleine lichaam vergezeld van
engelenkoren en Zij ging rond in Hemel en aarde en verzamelde al de liefde die
God had verspreid over de hele schepping. En doordringend in de Hemel, kwam Zij
aan de voet van onze troon en bood Ons weer alle liefde van de hele schepping
aan en sprak haar eerste, ‘dank U’ uit namens allen. Oh, hoe gelukkig voelden
Wij Ons bij het horen van het ‘dank U’ van dit Babykoninginnetje. En Wij
bevestigden in Haar alle genaden, alle gaven zodat Zij alle andere schepselen
samen overtrof. Toen stortte Zij zich in onze armen en deelde in onze vreugde,
badend in de zee van alle tevredenheid, verfraaid met nieuwe schoonheid, met
nieuw licht en nieuwe liefde. Zij pleitte weer voor de mensheid en bad onder
tranen dat het eeuwig Woord zou neerdalen om haar broeders te redden. Maar
terwijl Zij dit deed, liet onze Wil Haar weten dat Zij af moest dalen naar de
aarde en onmiddellijk verliet Zij onze tevredenheid en vreugden en vertrok, om
wat te doen? Onze Wil. Wat een krachtige magneet was onze Wil die op aarde
verbleef in deze pasgeboren Koningin! De aarde leek Ons niet langer vreemd. We
voelden Ons niet langer genoodzaakt haar te treffen, gebruik makend van onze
rechtvaardigheid. We bezaten de macht van onze Wil in dit onschuldige kind dat
onze armen tegenhield, vanuit de aarde Ons toelachte en die rechtvaardigheid
omzette in genaden en lieflijke glimlach. Zodat het eeuwig Woord zijn tocht
versnelde, niet in staat deze zoete verrukking te weerstaan. Oh, wonder van
mijn Goddelijke Wil, alles wordt van U verwacht, door U wordt alles voltooid en
er is geen groter wonder dan Mijn Wil in het schepsel”.
deel
15 – 16 december 1922
Ik
overwoog de act waarin het eeuwig Woord uit de Hemel neerdaalde en ontvangen
werd in de schoot van de onbevlekte Koningin. En vanuit mijn binnenste stak
mijn altijd lieflijke Jezus een arm uit, legde die om mijn hals en zei me in
mijn binnenste: “Mijn geliefde dochter,
als de ontvangenis van mijn hemelse Mama wonderbaar was en Zij werd ontvangen
in de zee die ontsprong uit de drie goddelijke Personen, mijn ontvangenis had niet
plaats in de zee die uit Ons ontsprong maar in de grote zee die verbleef binnen
in Ons – onze Godheid – die neerdaalde in de maagdelijke schoot van deze Maagd
en Ik werd ontvangen. Het is waar dat wordt gezegd dat het Woord ontvangen
werd, maar mijn hemelse Vader en de H. Geest waren niet te scheiden van Mij.
Het is waar dat Ik de werkzame rol had maar Zij werkten mee.
Stel je twee
reflectoren voor waarvan de één hetzelfde reflecteert in de ander. Er zijn drie
subjecten de één in het midden speelt de werkende, lijdende, vragende rol. De
andere twee zijn erbij, werken er mee samen en zijn toeschouwers. Dus Ik zou
kunnen zeggen dat één van de twee reflectoren de allerheiligste Drie-eenheid is
en de ander mijn lieve Mama. Tijdens haar korte leven bereidde Zij, door altijd
in mijn Wil te leven, in haar maagdelijke schoot voor Mij de kleine goddelijke
bodem waarin Ik, eeuwig Woord, Mijzelf moest bekleden met menselijk vlees,
omdat Ik nooit zou neerdalen in menselijke bodem. En terwijl de Drie-eenheid in
Haar werd weerspiegeld werd Ik ontvangen. Dus terwijl die zelfde Drie-eenheid
in de Hemel bleef, werd Ik ontvangen in de schoot van deze edele Koningin. Alle
andere dingen, hoe groots, edel, verheven en wonderbaar ook, vielen daarbij in
het niet – zelfs de ontvangenis van de Koningin – Maagd. Er is niets, geen
liefde, grootheid of macht die vergelijkbaar is met mijn ontvangenis. Hier is
geen sprake van het leven vormen maar van het Leven insluiten, wat leven geeft
aan allen; niet van uitzetten maar van krimpen zodat Ik kon ontvangen worden;
en niet om te ontvangen maar om te geven – Degene die alles schiep en Zichzelf
opsloot binnenin een geschapen en kleine Mensheid. Dit zijn alleen werken van
een God en wel van een God die liefheeft en die, koste wat kost, het schepsel
wil verbinden met zijn liefde om bemind te worden.
Maar dit is nog
niets. Weet je waar al mijn liefde, al mijn macht en wijsheid opvlammen? Zo
gauw de goddelijke macht deze kleine Mensheid vormde, zo klein, vergelijkbaar
met de grootte van een hazelnoot, maar met alle ledematen in verhouding gevormd
en het Woord werd er in ontvangen, ontving de onmetelijkheid van mijn Wil die
alle schepselen van verleden, heden en toekomst insluit, al de levens van de
schepselen daarin. En naarmate mijn Mensheid groeide, groeiden zij binnenin
Mij. Dus zelfs ofschoon Ik alleen leek te zijn, konden alle schepselen die in
Mij ontvangen waren, gezien worden wanneer die bekeken worden onder de
microscoop van mijn Wil. Het gebeurde met Mij zoals wanneer men kristal-helder
water ziet: zelfs ofschoon dat helder lijkt, als dat bekeken wordt onder een
microscoop, hoeveel microben kun je dan zien? Mijn ontvangenis was zo en zo
groots dat het wiel van de eeuwigheid stagneerde en in extase de ontelbare
excessen van mijn liefde zag en alle wonderen tezamen. De totale expansie van
het universum kreeg een schok toen Degene gezien werd die leven geeft aan
alles, hoe die kromp, Zichzelf verkleinde, alles in zich sloot om wat te doen?
Om de levens van allen te nemen en allen herboren te laten worden”.
deel
15 – 21 december 1922
Ik
voelde me zo gekweld vanwege het ontberen van mijn aanbiddelijke Jezus, of
liever gezegd, ik voelde een foltering. Mijn arme hart was in doodsangst en
vocht op leven en dood. En terwijl het leek te sterven, liet een mysterieuze
kracht het weer verrijzen om haar zeer bittere doodangst voort te zetten. Oh,
mijn Jezus te moeten ontberen, hoe meedogenloos en wreed is dat. Zelfs de dood
is daarbij vergeleken absoluut niets. Bovendien brengt de dood iemand tot eeuwig
leven, terwijl Jezus te moeten missen het leven uit je doet wegvloeien. Maar
dit alles was nog niets. Mijn arme ziel die mijn Leven wilde, mijn Alles,
verliet mijn lichaam om Hem ten minste buiten mijzelf te vinden maar
tevergeefs. Nog sterker, ik bevond me in een onmetelijkheid waarvan de diepte,
grootte en hoogte geen grenzen leek te hebben. Ik richtte mijn blik ergens
binnenin die grote lege ruimte – wie weet kon ik Hem tenminste van verre zien,
om op te stijgen en mijzelf in zijn armen te werpen. Maar alles tevergeefs. Ik
was bang dat ik in die grote lege ruimte zou vallen – en waar zou dat zonder
Jezus op uitlopen? Wat zou er met me gebeuren. Ik beefde, riep, weende maar
niemand had medelijden. Ik had willen teruggaan in mijn lichaam, maar een mysterieuze
kracht belette me dat. Mijn toestand was afschuwelijk, omdat mijn ziel die
buiten mezelf was, zich spoedde in de richting van haar God als naar haar
centrum, sneller dan een steen die terugvalt in de richting van het centrum van
de aarde nadat die omhoog gegooid is. Het ligt niet in de aard van een steen te
blijven zweven, maar die zoekt de aarde als steun en rust. Op dezelfde wijze
ligt niet in de aard van de ziel uit zichzelf te treden en niet terug te gaan
naar het centrum waar ze vandaan komt. Deze pijn belast zo, geeft zo’n angst en
hartzeer dat ik het helse pijn zou willen noemen. Arme zielen zonder God, hoe
moeten die verder? Wat moet het een pijn zijn voor hen om God te verliezen? Ach
mijn Jezus, sta niet toe dat wie dan ook U verliest.
Welnu,
terwijl ik in deze pijnlijke toestand was, bevond ik me binnen mezelf en mijn
lieve Jezus strekte een arm uit en legde die om mijn nek. Toen liet Hij zich
zien met een klein meisje op zijn arm – extreem klein. Het meisje was zeer
angstig en terwijl ze leek te gaan sterven beademde Jezus haar, dan gaf Hij
haar een beetje te drinken, dan weer drukte Hij haar aan zijn hart. En het
kleintje viel weer terug in haar angst, maar ze stierf niet en kwam ook niet
uit die stervende toestand. Jezus was echter vol aandacht. Hij hield haar
scherp in de gaten, hielp haar, ondersteunde haar. Hem ontging geen enkele
beweging van dit stervende meisje. Ik voelde alle pijnen van die arme kleine
alsof die echooden in de diepte van mijn hart en Jezus keek naar mij en zei: “Mijn dochter, dit kleine meisje is jouw
ziel. Zie je hoeveel Ik van je hou, met hoeveel zorgzaamheid Ik je bijsta? Ik
hou je in leven met teugjes van mijn Wil. Mijn Wil maakt je kleiner. Die doet
jou sterven en weer verijzen. Maar wees niet bang. Ik zal je nooit verlaten –
mijn armen zullen je altijd stevig aan mijn borst drukken”.
deel
15 – 2 januari 1923
Ik
bad en gaf me helemaal over in de armen van de allerheiligste Wil van God en
mijn altijd lieflijke Jezus kwam uit mijn binnenste, nam mijn hand en zei: “Mijn dochter, kom met Me mee en kijk naar
de grote ruimte die er bestaat tussen Hemel en aarde. Voor mijn Fiat werd
uitgesproken, was deze grote ruimte afschuwlijk om te zien. Alles was wanorde.
Geen scheiding van land, water of bergen was er te zien. Het was één grote hoop
die angst aanjaagde. Maar zo gauw mijn Fiat werd uitgesproken kwam alles in
beweging, stootte tegen elkaar en alles nam zijn plaats in, alles geordend door
het stempel van mijn eeuwig Fiat. En zij kunnen niet bewegen als mijn Fiat het
niet wenst. De aarde joeg geen angst meer aan; integendeel. Als men de
uitgestrektheid van de zeeën ziet, hun wateren niet langer modderig maar
kristalhelder, hun zoet geruis, alsof de wateren stemmen waren die onderling
zacht en rustig spraken, hun brullende golven die soms zo hoog kwamen dat
bergen water verschenen die dan weer terug vielen in dezelfde zee. Hoeveel
schoonheid bevat dit niet? Hoeveel orde – en hoeveel aandacht verdient het niet
van schepselen. En dan de aarde, helemaal groen en in bloei – hoeveel
verscheidenheid van schoonheid bevat die niet? Maar dit was nog niets. De
ruimte was niet totaal gevuld. En zoals mijn Fiat zweefde over de aarde en de
dingen van elkaar scheidde en de aarde ordende, op dezelfde wijze steeg het
hoog op, strekte zich uit over het hemelgewelf, versierde het met sterren en om
de duistere ruimte te vullen schiep Het de zon die, de duisternis verdrijvend,
deze grote ruimte vulde met licht en al de schoonheid van de hele schepping
zichtbaar maakt. Maar wat was de oorzaak van zoveel goeds? Mijn almachtige
Fiat. Dit Fiat wilde een ruimte om deze machine van het universum te scheppen.
Welnu, mijn
dochter, zie je deze grote ruimte waarin Ik zoveel dingen schiep? Toch is de
ruimte van de ziel zelfs groter. De eerstgenoemde moest dienen als woning voor
de mens. De ruimte van de ziel moest dienen als woning voor God. Ik moest mijn
Fiat niet uitspreken zes dagen lang, zoals bij de schepping van het universum,
maar net zoveel dagen als het leven van de mens duurt – en net zo veel keren
als hij zijn eigen wil opzij zet, laat hij mijn Wil werkzaam zijn. Daarom,
omdat mijn Fiat meer moest doen dan bij de schepping, was er meer ruimte nodig.
Maar weet je wie Mij vrij spel gaf om deze grote ruimte van de ziel te vullen?
Wie in mijn Wil leeft. (De effecten van) mijn Fiat worden voortdurend
uitgesproken. Iedere gedachte gaat vergezeld van de macht van mijn Fiat en –
oh, hoeveel sterren sieren de hemel van de intelligentie van de ziel. Haar
acten worden gevolgd door mijn Fiat en oh, hoeveel zonnen komen binnenin haar
op. Haar woorden, bekleed door mijn Fiat, zijn lieflijker dan het ruisen van de
wateren van de zee, waarin de zee van mijn genaden vloeit om deze grote ruimte
te vullen en mijn Fiat geniet van het vormen van golven die hoog stijgen,
verder dan de hemel en die weer afnemen in hoogte, meer beladen om de zee van
de ziel uit te breiden. Mijn Fiat waait uit over haar hart en van haar
harteklop maakt het liefdesvuur. Mijn Fiat slaat niets over. Het bekleedt ieder
gevoel, neiging, verlangen en vormt daarin de mooiste bloesems.
Hoeveel brengt
mijn Fiat teweeg in deze grote ruimte van de ziel die leeft in mijn Wil. Oh,
hoe blijft de hele machine van het universum achter. De hemelen zijn verbaasd;
bevend slaan zij het almachtige Fiat gade, hoe die werkzaam is in de wil van
het schepsel en zij ervaren hoe hun geluk verdubbelt telkens wanneer dit Fiat
werkzaam is en zijn scheppende macht vernieuwt. Dus zijn zij heel aandachtig
rondom Mij als mijn Fiat wordt uitgesproken om hun dubbele glorie en geluk te
ontvangen. Oh, als allen eens de macht van mijn Fiat kenden en het grote goed
dat Het bevat. Zij zouden zich allen overgeven aan mijn almachtige Wil. Toch is
er nog voldoende verdriet. Hoeveel zielen met deze grote ruimten binnenin
zichzelf, zijn slechter dan de grote ruimte van het universum vóór mijn Fiat
werd uitgesproken. Omdat mijn Fiat niet binnenin hen zweeft, is alles wanorde,
de duisternis is zo dicht dat zij afschuw en angst inboezemt. Er is een berg,
alles door elkaar – niets is op zijn plaats. Het werk van de Schepping is
verstoord, omdat mijn Fiat alleen ordening is, de menselijke wil is wanorde.
Daarom, mijn dochter, als je ordening wil in jezelf, laat mijn Fiat dan het
leven zijn van alles in jou, en je zult Mij grote tevredenheid bezorgen, als
mijn Fiat zal kunnen opengaan om de wonderen en het goede dat het bevat, naar
buiten te brengen”.
deel
15 – 5 januari 1923
Nog
steeds in mijn gebruikelijke toestand kon ik mijn aanbiddelijke Jezus horen
bidden in mijn binnenste: “Mijn Vader, Ik
bid U dat onze Wil één mag zijn met de wil van deze dochter van onze Wil. Zij
is een wettige geboorte van onze Wil. O, alstublieft om de eer en de
waardigheid van onze eeuwige Wil, laat het zo zijn dat niets uit haar komt dat
niet geboren wordt uit onze Wil, en dat zij niets kent dan onze Wil. En om dit
te verkrijgen, offer Ik U alle acten van mijn Mensheid die gedaan zijn in onze
aanbiddelijke Wil”. Nadien hulde hij zich in diepe stilte en ik – ik weet
niet hoe – voelde me zo opgenomen in de acten die mijn Jezus had gedaan in de
Goddelijke Wil dat ik die één voor één bleef volgen en ik deed mijn eigen acten
verenigd met de zijne. Dit deed me zoveel Licht opnemen dat Jezus en ik
opgenomen bleven in een zee van Licht. En Jezus kwam uit mijn binnenste, stond
op, met zijn voeten op de plaats van mijn hart en wuivend met zijn hand zond
Hij Licht uit meer dan de zon en riep luid: Kom, kom allen, engelen, heiligen,
pelgrimzielen alle generaties, kom en zie de wonderen en het grootste mirakel
nog nooit eerder gezien: Mijn Wil werkzaam in het schepsel. Bij de welluidende,
melodieuze en krachtige stem van Jezus die Hemel en aarde vulde, openden de
hemelen zich en allen kwamen rondom Jezus gerend en keken naar mij om te zien
hoe de Goddelijke Wil te werk ging. Allen waren verrukt en dankten voor zulk
een overmaat van goedheid. Ik was verward en totaal vernederd en ik zei: “Mijn
Liefde. Wat doet U? Het komt me voor dat U me aan iedereen wilt tonen, dat iedereen naar mij zal wijzen. Wat
een afkeer voel ik! En Jezus: “Ach, mijn
dochter, het is mijn Wil dat iedereen zal weten en zal verwijzen naar een
nieuwe Hemel en een middel om herboren te worden. En jij zult als begraven
blijven in mijn Wil.
Mijn Wil moet
zijn als de lucht die men inademt die, omdat die niet zichtbaar is, kan worden
gevoeld. Die kan niet gezien worden en geeft leven. Die dringt overal door,
zelfs in de meest intieme vezels om leven te geven aan iedere hartslag. Waar
die ook binnengaat – in duisternis, afgronden in de geheimste receptoren – die wordt
leven van alles. Op dezelfde manier zal mijn Wil meer zijn dan lucht binnenin
jou, die van jou uit, zichzelf vormt tot leven van alles.
Wees daarom
aandachtiger en volg de Wil van je Jezus omdat aandacht zal zorgen dat je weet
waar je bent, en wat je doet. Kennis zal maken dat je het goddelijk koninklijk
paleis van mijn Wil waardeert en schat op zijn waarde. Stel dat iemand zich
bevindt in het koninklijk paleis van een koning en dat hij niet weet dat die
residentie aan de koning toebehoort. Hij zal het niet waarderen. Hij zal er
zelfs, afgeleid, sprekend en lachend doorheen lopen. En hij zal zich niet
voorbereiden om de gaven van de koning in ontvangst te nemen. Maar als hij zou
weten dat het ’t koninklijk paleis van de koning is, zou hij aandachtig naar de
dingen kijken en die op waarde schatten. Hij zou op zijn tenen lopen, zacht
spreken, opletten of de koning uit een kamer komt en hij zou in afwachting zijn
om grote gaven te ontvangen van de koning. Kijk, aandacht is de weg naar kennis
en kennis verandert een persoon en veroorzaakt en maakt hem geschikt grote
gaven te ontvangen. Dus, als je weet dat je in het koninklijk paleis van mijn
Wil bent, zul je altijd ontvangen en je zult zo veel nemen dat je kunt geven
aan al je broeders”.
deel
15 – 16 januari 1923
Ik
voelde me erg gekweld vanwege het gemis van mijn lieve Jezus en ik dacht bij
mezelf: “Waarom komt Hij niet? Wie weet hoe ik Hem beledigde zodat Hij zich
voor mij verbergt”. En terwijl ik hierover nadacht en wie weet over hoeveel
andere dingen die ik hier niet hoef te noemen, bewoog mijn Jezus in mijn
binnenste en mij dicht tegen zijn allerheiligst Hart houdend zei Hij met tedere
en medelijdende stem: “Mijn dochter, na
zo lang naar je toegekomen te zijn, zou je zelf begrepen moeten hebben wat de
reden was van mijn wegblijven – zij het dan niet uitwendig verborgen maar
binnenin je”. Toen vervolgde Hij
zuchtend: “Ach, het is de tweede algemene
verwarring die de naties aan ’t voorbereiden zijn en Ik wil gevestigd blijven
in jou en a.h.w. op de uitkijk om te zien wat zij aan het doen zijn. Ik heb
alles gedaan om hen te weerhouden. Ik heb hun licht, genade geschonken. Ik riep
je op een bijzondere wijze de laatste maanden, om je meer te laten lijden,
zodat mijn rechtvaardigheid, die in jou een weg vond en nog een voldoening in
je pijnen, licht en genade meer vrijuit liet neerkomen in hun brein om hen af
te houden van deze tweede verwarring. Maar alles is vergeefs geweest. Hoe meer
zij zich verenigden hoe meer tweedracht, haat en onrechtvaardigheid werd
aangewakkerd en dat gaat zo ver dat zij de verdrukten dwingen de wapens op te
nemen om zich te verdedigen. En als het gaat over het verdedigen van de
onderdrukten en rechtvaardigheid, ook de natuurlijke, moet Ik meewerken; te
meer daar de naties die lijken te overwinnen, succes hadden op basis van de
meest verraderlijke onrechtvaardigheid. Zij zouden dit zelf hebben moeten
begrijpen en zachtmoediger moeten zijn te opzichte van de onderdrukten. Zij
zijn integendeel onverbiddelijker en willen niet alleen hun vernedering maar
ook hun vernietiging. Wat een verraad! Wat een meer dan duivels verraad! Zij
worden niet eens verzadigd door bloed. Hoeveel arme mensen zullen omkomen. Het
doet me verdriet, maar de aarde wil gezuiverd worden – meer steden zullen
vernietigd worden. Ook zal Ik veel levens eisen door de geselingen die Ik
vanuit de Hemel zal zenden. En terwijl dit gebeurt wil Ik in jou blijven, op
mijn post en op de uitkijk”. En Hij leek zich meer binnenin mij te
verbergen.
Ik
voelde me ondergaan in een zee van bitterheid vanwege dit spreken van Jezus.
Nadien voelde ik me omgeven door mensen die baden en door mijn hemelse Mama die
haar hand uitstrekte in mijn binnenste, één arm van Jezus greep en die naar
buiten trok met de woorden: “Mijn zoon,
kom te midden van de mensen – Zie je niet hoe zij op’ t punt staan zich te
storten in een zee van stormen zodat het hun een zee van bloed zal kosten?” Maar
hoe Ze ook aan Hem trok, Jezus wilde er niet uit komen. En Zij wendde zich tot
mij: “Bid heel intens tot Hem, dat dingen
gemilderd mogen worden”. Dus begon ik te bidden en nu toonde Hij me
verschillende mensenrassen die samen kwamen – sommigen klaar om oorlog te
voeren en sommigen die zich voorbereidden. Mij vastklemmend aan mijn Jezus zei
ik: “Kalmeer, mijn Liefde, kalmeer – ziet U niet hoeveel verwarring er onder de
mensen is – hoeveel opwinding? Als dit de voorbereiding is, wat zal het zijn
als het in actie komt? En Jezus: “Ach,
mijn dochter, zij zijn zelf degenen die dit willen. Het verraad van de mens zal
tot excessen leiden en ieder van hen wil de ander in de afgrond trekken. De
eenheid van de verschillende rassen zal later echter dienen voor mijn glorie”.
deel
15 – 24 januari 1923
Ik
bracht al deze dagen door in een zee van bitterheid, omdat de gezegende Jezus
mij zeer dikwijls beroofde van zijn lieflijke aanwezigheid. En als Hij zich
laat zien, zie ik Hem in mijn binnenste, overweldigd door een zee waarvan de
golven boven Hem uitrijzen bezig Hem onder te dompelen.
En
om niet te worden ondergedompeld en te stikken, bewoog Jezus zijn arm, wierp de
golf van Zich af en keek naar mij met ogen vol medelijden, vragend om mijn hulp
en Hij zei: “Mijn dochter, kijk hoe
talrijk de zonden zijn zodat die Mij willen onderdompelen. Zie je de golven
niet die ze Mij toezenden zodat Ik zou verdrinken als Ik mijn arm niet bewoog?
Wat een droevige tijden die zo’n droevige gevolgen zullen hebben”. En
terwijl Hij dit zei, verborg Hij zich meer in mijn binnenste. Wat een pijn om
Jezus in deze toestand te zien – dit zijn pijnen die de ziel teisteren en haar
in stukken scheuren. Oh, wat een martelaarschap om de lieve Jezus wat
verlichting te schenken.
Vanmorgen
leek het of mijn lieflijke Jezus niet meer kon en gebruik makend van zijn
macht, kwam Hij uit die zee vol met al die wapens, geschikt om te verwonden en
zelfs te doden, wat louter bij het zien ervan al schrik aanjoeg. Met zijn hoofd
op mijn borst zo gekweld en bleek, maar mooi en van een verrukkelijke
schoonheid, zei Hij: “Mijn geliefde
dochter, Ik kon niet meer. Als rechtvaardigheid zijn verloop moet krijgen, ook
mijn liefde wil zich uitstorten en zijn weg gaan. Daarom ben Ik uit die
verschrikkelijke zee gekomen die de zonden van schepselen rondom Mij vormen om
ruimte te geven aan mijn liefde, om te komen bij en Mij uit te storten in de
kleine dochter van mijn Wil. Ook jij kon niet meer. In die afschuwelijke zee
hoorde Ik de reutel van je doodangst omdat je Me miste. Alsof Ik iedereen
wegduwde, ben Ik naar je toe gerend om Mij zelf uit te storten en om jou je te
laten uitstorten uit liefde voor Mij, om zo je weer leven te schenken”. En
terwijl Hij dit zei, drukte Hij me innig tegen Zich aan, kuste me en legde zijn
hand op mijn keel, bijna om me te bevrijden van de pijn die Hij zelf me een
paar dagen geleden had bezorgd toen Hij mijn zenuwen op de plaats van mijn hart
die contact hebben met mijn keel, fel onder handen nam en ik bijna gestikt was.
Mijn Jezus was één en al liefde en wilde dat ik Hem de kussen, de liefkozingen,
de omhelzingen terug gaf die Hij me gaf.
Hierna
begreep ik dat Hij verlangde dat ik binnen ging in de onmetelijke zee van zijn
Wil om de zee van de zonden van de schepselen uit de weg te gaan en ik, me
hechter aan Hem vastklemmend zei: “Mijn geliefde Heil, samen met U wil ik al de
acten volgen die uw Mensheid deed in de Goddelijke Wil. Waar U ook komt, wil ik
ook zijn, zodat U in al uw acten de mijne zult aantreffen. Dus net zoals uw
intellect in de verheven Wil doorheen al de intelligenties van de schepselen
ging om de hemelse Vader glorie, eer en eerherstel te geven op een goddelijke
wijze, voor iedere gedachte van het schepsel en ieder van hun gedachten te
verzegelen met het licht en de genade van uw Wil, zo wil ik ook doorheen iedere
gedachte gaan, van de eerste tot de laatste zoals die leven zullen hebben in
menselijke breinen om te herhalen wat door U werd gedaan. Nog sterker, ik wil
me verenigen met de acten van onze hemelse Mama, die nooit achter bleef maar
altijd samen met U voortsnelde en met die welke uw heiligen hebben gedaan”. Bij
deze laatste woorden keek Jezus naar mij en heel teder zei Hij: “Mijn dochter, in mijn eeuwige Wil zul je al
mijn acten vinden en ook die van mijn Mama die al de acten van de schepselen
omhulde als met een mantel, en van de eerste tot de laatste die zal bestaan,
Deze mantel bestaat a.h.w. uit twee delen: één deel steeg op ten Hemel om mijn
Vader met de Goddelijke Wil alles te geven wat de schepselen Hem verschuldigd
zijn: liefde, glorie, eerherstel en voldoening. Het andere deel blijft achter
als verdediging en hulp voor de schepselen. Niemand anders is mijn Goddelijke
Wil binnengegaan om alles te doen wat mijn Mensheid deed. Mijn heiligen hebben mijn Wil gedaan maar
zijn er niet binnen gegaan om alles te doen wat mijn Wil doet, om alle acten te
nemen als in een oogwenk, van de eerste tot de laatste mens en om te handelen,
toe te zien en te vergoddelijken. Door mijn Wil te doen, komt men niet op ‘ t
punt om alles te doen wat mijn eeuwige Wil bevat. Die daalt eerder af in ’ t
schepsel als iets beperkts, zoveel als het schepsel ervan kan bevatten. Alleen
wie er binnengaat breidt zich uit en verspreidt zich als zonlicht in de eeuwige
vluchten van mijn Wil en als hij mijn acten en die van mijn Mama aantreft,
voegt hij de zijne er aan toe. Kijk binnen in mijn Wil: zijn er misschien andere
acten van het schepsel binnenin de mijne vermenigvuldigd die de laatste act
bereiken die op deze aarde gesteld moet worden? Kijk goed – je zult er geen
vinden. Dit betekent dat er geen is binnengegaan. De deuren van mijn eeuwige
Wil zullen alleen geopend worden voor mijn kleine dochter om zo haar acten met
de mijne te verenigen en met die van mijn Mama en zo al onze acten drievoudig
te maken, voor de verheven Majesteit en voor het heil van de schepselen. Welnu,
omdat Ik de deuren heb geopend kunnen anderen binnengaan op voorwaarde dat zij
zich beschikbaar stellen voor zulk een groot goed”.
Toen
ging ik verder rond in zijn Wil samen met Jezus om te doen wat door Hem werd
gedaan. Toen keken we samen naar de aarde: hoeveel vreselijke dingen waren er
te zien en hoe bleven de voorbereidingen voor de oorlog doorgaan, het was
afgrijselijk! Bevend over mijn hele wezen bevond ik me binnen mezelf. Even
nadien kwam Hij terug en sprak verder over zijn allerheiligste Wil: “Mijn dochter, mijn Wil in de Hemel bevatte de
Vader, de Zoon en de H. Geest. Eén was de Wil van de drie goddelijke Personen.
Zelfs ofschoon Zij onderling onderscheiden waren, was hun Wil één en omdat het
de enige Wil is die binnenin Ons handelt, vormde Die al ons geluk en Wij waren
gelijk in liefde, in macht, in schoonheid enz. Maar als er in plaats van één
Wil drie Willen zouden zijn, zouden Wij niet gelukkig kunnen zijn en evenmin
zouden Wij anderen gelukkig kunnen maken. We zouden ongelijk zijn geweest qua
macht, wijsheid, heiligheid enz. Dus onze éne Wil die binnenin Ons handelt, is
onze hele rijkdom waaruit zo vele zeeën van geluk voortkomen dat niemand tot op
de bodem kan geraken. Welnu, omdat Wij het grote goed zien van één handeling in
drie onderscheiden Personen, wil onze Wil op aarde alleen handelen als drie
onderscheiden personen en dit zijn de Moeder, de Zoon en de bruid. Doorheen hen
wil Die meer zeeën van geluk voortbrengen die onmetelijk veel goeds zal
schenken aan alle pelgrimzielen”.
Zeer
verbaasd zei Ik: “Mijn Liefde, wie zullen die gelukkige Moeder, deze Zoon en
deze bruid zijn die de Drie-eenheid op aarde zullen verbergen en waarin uw Wil
één zal zijn? En Jezus: “Wat? Heb je het
niet begrepen? Twee van hen zijn al op hun ereplaats: mijn goddelijke Mama en
Ik, het eeuwig Woord, Zoon van de hemelse Vader, en Zoon van de hemelse Moeder
omdat Ik door mens te worden in haar schoot haar eigen Zoon werd. De bruid is
de kleine dochter van mijn Wil. Ik in het midden, mijn Moeder rechts van Mij en
de bruid links. Als mijn Wil handelt in Mij, echoot die naar rechts en naar
links en vormt één enkele Wil. Daarom heb Ik zoveel genaden in jou gestort. Ik
opende de deuren van mijn Wil en Ik openbaarde je de geheimen, de wonderen die
mijn Wil bevat: om vele wegen te openen, zodat je kan bereikt worden door de
echo van mijn Wil en als je je eigen wil verliest, zal je leven met alleen mijn
Wil. Ben je niet gelukkig?” En Ik: “Dank U, o Jezus! En ik bid U, laat het
zo zijn dat ik Uw Wil mag volgen”.
deel
15 – 3 februari 1923
Ik
ervaarde hoe ik het leven miste in mij omdat ik mijn lieve Jezus miste en als
Hij beweegt in mijn binnenste, toont Hij zich binnenin die afschuwelijke zee
van de zonden van de schepselen. Toen ik het niet meer kon verdragen, klaagde
ik heel erg en Hij, a.h.w. in beweging gebracht door mijn klagen, kwam uit die
zee, omhelsde me en zei: “Mijn dochter,
wat is er aan de hand? Ik hoorde je klagen, het jachten van je doodsangst en Ik
liet alles in de steek om je te komen helpen en je te steunen. Mijn dochter,
geduld. Wij zijn twee arme stervenden – jij en Ik – voor het heil van de
mensheid. Maar terwijl wij sterven, steunt de liefde ons om ons niet te laten
sterven, om hulp te geven aan de arme mensheid die a.h.w. ligt te sterven in de
zee van haar vele zonden”.
En
terwijl Hij dit zei, leek het of de golven van die zee ons beiden zouden
verzwelgen. Wie kan zeggen hoe wij leden? En omdat wij in die golven oorlogs
voorbereidingen konden zien, zei ik Hem: “Mijn Leven, wie weet hoe lang deze
tweede verwarring zal duren? Als de eerste al zo lang duurde, wat zal er de
tweede keer gebeuren die groter lijkt”? En Jezus, heel gekweld zei: “Inderdaad zal die groter zijn maar die zal
niet te lang duren omdat Ik er de hand in zal hebben en de gesel van de Hemel
zal die van de aarde dempen. Daarom, laat ons bidden en jij – ga nooit uit mijn
Wil”.
deel
15 – 13 februari 1923
Ik
voelde me heel gekweld en mijn lieve Jezus, die zich maar even liet zien zei: “Mijn dochter, heb moed, wees trouw en heb
aandacht voor Mij omdat trouw en aandacht dezelfde soort stemming te weeg
brengt in de ziel en één enkele stemming vormt en volmaakte vrede veroorzaakt
en deze vrede maakt haar tot heerser zodat zij doet wat ze ook wil en bereikt
wat ze verlangt. Vooral voor iemand die in mijn Wil leeft gaat het net zoals
met de zon – die verandert nooit, zijn act is één: licht en warmte uitdragen
vanuit zijn sfeer. Hij doet niet vandaag dit en morgen iets anders. Die is
altijd trouw en doet constant hetzelfde. Maar terwijl de act één is, als deze
act afdaalt en het oppervlak van de aarde raakt, hoe veel verschillende acten
voltrekken zich dan? Die zijn bijna niet te tellen. Als die een bloem half open
vindt, opent die haar met de kus van zijn licht en met zijn warmte en geeft
haar kleur en geur. Als die een onrijpe vrucht vindt, doet hij haar rijpen en
maakt haar zoet. Als die velden aantreft die groen zijn, maakt hij die
goudgeel. Als die lucht aantreft die vervuild is, zuivert hij die met de kus
van zijn licht. Kortom, aan alle dingen geeft hij wat zij nodig hebben voor hun
bestaan op deze aarde en om in staat te zijn om van nut te zijn voor datgene
waarvoor zij bestemd zijn door God. Dus door zijn trouw en door altijd
hetzelfde te doen is de zon de vervulling van de Goddelijke Wil voor alle
geschapen dingen. Oh, als de zon niet constant was in het zenden van licht,
hoeveel schommelingen, hoeveel wanorde zou er op aarde zijn! En de mens zou
geen enkele berekening kunnen maken, niet op de velden, niet over planten. Hij
zou zeggen: Als de zon me geen licht en warmte zendt, weet ik niet wanneer ik
word verondersteld te oogsten en wanneer de vruchten rijp zullen zijn.
Hetzelfde gebeurt met de ziel die trouw is en aandachtig: in mijn Wil is haar
act één, maar de effecten zijn ontelbaar. Aan de andere kant, als zij niet
stabiel is en niet aandachtig, kan zij en Ik geen enkele planning maken en niet
rekenen op het goede dat zij kan te weeg brengen”.
deel
15 – 16 februari 1923
Ik
was bezig met mijn gebruikelijke aanbidding van het Kruis en gaf mezelf
helemaal over aan zijn lieflijke Wil. Maar terwijl ik dit deed voelde ik mijn
geliefde Jezus bewegen in mijn binnenste en Hij zei: “Mijn dochter, haast je, haast je, vlug, haast je – doe je ronde in
mijn Wil, blijf rondgaan in alles wat mijn Mensheid deed in de verheven Wil
zodat je je acten kunt verenigen met de mijne en die van mijn Mama. Er is
bepaald dat als een schepsel niet binnengaat in de eeuwige Wil om al onze acten
drievoudig te maken, deze verheven Wil niet zal afdalen naar de aarde om het
leven over te dragen in de menselijke generaties. Het verlangt de stoet van de
drievoudige acten om zich bekend te maken. Haast je daarom”.
Jezus
bleef stil en ik voelde me a.h.w. gestort in de heilige eeuwige Wil, maar ik
kan niet zeggen wat ik deed. Ik kan alleen zeggen dat ik alle acten van Jezus
aantrof en ik voegde mijn acten toe. Toen sprak Hij verder: “Mijn dochter, hoeveel zal mijn Wil bekend
maken wat mijn Mensheid deed in deze Goddelijke Wil. Om de volmaakte en
volledige Verlossing te bewerkstelligen moest mijn Mensheid het doen in de
sfeer van de eeuwigheid. Dit is de noodzaak van een eeuwige Wil. Als mijn
menselijke Wil niet van zichzelf een eeuwige Wil zou hebben, zouden al mijn
acten begrensde en eindige acten zijn. Maar met de eeuwige Wil zijn zij
onbegrensd en oneindig. Daarom, moesten mijn pijnen, mijn Kruis onbegrensd zijn
en oneindig en de Goddelijke Wil zorgde dat mijn Mensheid al deze pijnen en
kruizen aantrof, zodat Die zich uitstrekten over de hele mensen familie, van de
eerste tot de laatste mens en Ik absorbeerde alle soorten pijnen in Mijzelf en
ieder schepsel vormde mijn Kruis. Dus mijn Kruis was zo lang als er eeuwen zijn
en zullen zijn en zo breed als de menselijke generaties. Het was niet alleen
het kleine kruis op Calvarië waarop de Joden Mij kruisigden, Dat leek slechts
op het lange Kruis waarop de verheven Wil Mij gekruisigd hield. Dus ieder
schepsel maakte deel uit van de lengte en de breedte van het Kruis en terwijl
die het vormden, bleven zij geënt op datzelfde Kruis. En de Goddelijke Wil die
Mij er op legde en Mij kruisigde maakte het Kruis niet alleen tot het mijne,
maar van al degenen die dat Kruis vormden. Daarom had Ik de sfeer van de
eeuwigheid nodig voor dit Kruis – de aardse ruimte zou niet voldoende zijn om
het te bevatten.
Oh, wat zullen
schepselen Mij liefhebben als zij te weten komen wat mijn Mensheid deed in de
Goddelijke Wil en wat Ik moest lijden uit liefde voor hen. Mijn Kruis was niet
van hout – nee. Het was gemaakt van zielen. Ik voelde hun harteklop op het
Kruis waarop de Goddelijke Wil Mij legde – en niet één van hen liet Die
ontsnappen. Die gaf ieder zijn plaats om een plaats aan allen te kunnen geven.
Die strekte Mij zo pijnlijk uit en met zulke gruwelijke pijnen dat Ik de pijnen
van mijn Passie gering kon noemen en een opluchting. Haast je daarom, zodat
mijn Wil alles bekend kan maken wat deze eeuwige Wil bewerkte in mijn Mensheid.
Dit te weten zal zo veel liefde oproepen dat schepselen alles zullen doen om
Die te laten regeren in hun midden”.
Welnu,
terwijl Hij dit zei, toonde Hij zoveel tederheid en zoveel liefde dat ik
verbaasd tot Hem zei: “Mijn liefde, waarom toont U zoveel liefde als U spreekt
over uw Wil – het lijkt alsof U een ander U uit Uzelf wilt halen vanwege de
grote liefde die U voelt, terwijl als U over iets anders spreekt deze
buitensporigheden van liefde zich niet manifesteren in U?” En Hij: “Mijn dochter, wil je het weten? Als Ik
spreek over mijn Wil die Ik bekend wil maken aan het schepsel, wil Ik in haar
mijn eigen Godheid uitstorten en daarmee een ander Ik. Dus mijn hele liefde
komt naar buiten om dit te doen en Ik heb haar lief zoals Ik Mezelf liefheb.
Daarom zie je dat, terwijl Ik spreek over mijn Wil, mijn liefde haar grenzen te
buiten schijnt te gaan om de verblijfplaats van mijn Wil te vormen in het hart
van het schepsel. Daarentegen als Ik over iets anders spreek dan zijn het mijn
vermogens die Ik instort en naargelang de vermogens die Ik haar toon heb Ik
haar lief, nu als Schepper, dan als Vader, dan als Verlosser, of als leraar of
doctor. Daarom is er dan niet die overvloed aan liefde zoals wanneer Ik een
ander Ik wil vormen”.
deel
15 – 22 februari 1923
Ik
was erg van streek bij de gedachte dat mijn toestand een voortdurend uiterlijk
vertoon was. Wat een donderslag bij heldere hemel is dit voor mij. Het roept
storm bij me op en plaatst me lager dan de slechten en zelf de verdoemden. Een
ziel meer ontaard dan Ik heeft op aarde nooit bestaan. Maar wat me het meest
pijn doet, is dat ik niet in staat ben uit deze toestand te geraken want ik zou
mijn zonde biechten en al kost ’t me mijn leven, ik zou het nooit meer doen.
Jezus die zo goed is, zou deze ziel in zijn oneindige barmhartigheid vergeven,
ik de slechtste van allen.
Nadat
ik door één van deze stormen was gegaan liet mijn altijd lieflijke Jezus zich
zien en ik zei: “Mijn geliefde Jezus, wat een lelijke gedachte is dit. O,
a.u.b; laat uiterlijk vertoon zich niet in mij voor doen. Zend me liever de
dood in, maar laat me U niet beledigen met de zeer lelijke ondeugd, het
uiterlijk vertoon. Het terroriseert me, het kraakt me, het vernietigt me, het
trekt me weg uit uw lieve armen en legt me onder de voeten van allen, zelfs van
de verdoemden. Mijn Jezus, U zegt dat U me heel erg lief hebt en dan staat U
toe dat mijn ziel weggesleurd wordt van U. Hoe kan uw Hart zulke een pijn van
mij verdragen. En Jezus: “Mijn dochter,
wees moedig, verlies de moed niet. Iemand die boven allen uit moet gaan, moet
zakken tot op de diepste bodem, nog lager dan iedereen. Van mijn Moeder,
Koningin van allen, wordt gezegd dat Zij de nederigste van allen was, omdat Zij
boven iedereen moest gaan. Maar om de nederigste van allen te zijn, moest zij
beneden iedereen afdalen tot op de bodem. En mijn Mama met de kennis die Zij
had van haar God en Schepper en van wie Zij was, een schepsel zo laag gezonken
dat Wij Haar, toen zij zo zonk, optilden, zo hoog dat niemand Haar kon
evenaren.
Het zelfde voor
jou: om de kleine dochter van mijn Wil de eerste plaats te geven in mijn Wil,
om haar te moeten optillen boven allen uit, laat Ik haar afdalen tot op de
diepste bodem, lager dan wie dan ook. En hoe meer zij afdaalt, hoe meer Ik haar
verhef en haar laat opnemen in de Goddelijke Wil. Oh, hoe verrukt ben Ik, als
Ik iemand zie die boven allen is en beneden iedereen. Ik haast me – Ik vlieg om
je in mijn armen te nemen en Ik verwijd je grenzen binnen mijn Wil. Daarom sta
Ik alles toe voor je heil en ook om mijn meest verheven plannen met jou te
vervolmaken. Ik wil echter niet dat je je tijd verspilt door er over na te
denken. Als Ik je in mijn armen neem, zet dan onmiddellijk alles opzij en volg
mijn Wil”.
deel
15 – 12 maart 1923
Ik
voelde me sterven van de pijn omdat ik mijn lieve Jezus zo miste. Als Hij al
komt, is het als een flits die me ontsnapt. Toen ik echt niet meer kon, kreeg
Hij medelijden met mij en kwam Hij uit mijn binnenste en zo gauw ik Hem zag zei
ik: “Mijn Liefde, ik voel me sterven zonder U – maar sterven zonder te sterven,
wat de moeilijkste dood is. Ik weet niet hoe de goedheid van uw Hart het kan
aanzien, hoe ik verkeer in een toestand van voortdurend sterven alleen omwille
van U”. En Jezus: “Mijn dochter, houd
moed, verlies de moed niet te veel – je bent niet alleen in deze pijn. Ik leed
die ook en ook mijn lieve Mama – oh hoe veel erger dan jij! Hoe dikwijls bleef
Ik alleen in mijn kreunende Mensheid en de Godheid was a.h.w. gescheiden van
Mij, ofschoon Die niet te scheiden was van de Godheid – om ruimte te geven aan
uitboeting en pijnen omdat die niet in staat waren Die te raken. Oh hoe werd Ik
dit gemis gewaar – maar het was noodzakelijk.
Je kunt niet
weten dat toen de Godheid het werk van de Schepping voortbracht, Die ook al de
glorie, al het heil en geluk voortbracht die ieder schepsel zou krijgen, niet
alleen in dit leven maar ook in het hemels vaderland. Welnu, het volledige gedeelte
dat bestemd was voor zielen die verloren zijn bleef, omdat Die niemand had om
zichzelf te schenken. Omdat alles moest voltooid worden en opgenomen in
Mijzelf, bood Ik Mezelf aan om het gemis te ondergaan wat de verdoemden in de
hel ervaren. Oh, hoeveel kostte Me deze pijn – het kostte Me de pijn van de hel
en een meedogenloze dood. Maar het was noodzakelijk. Omdat Ik alles moest
opnemen in Mijzelf – alles wat in de Schepping uit Ons voortkwam, al de glorie,
al het heil en ’t geluk, zoals het uit Mij voortkwam en zoals het weer moest
binnengaan in het veld; voor al degenen die ervan wilden genieten, moest Ik
alle pijnen opnemen en het gemis van mijn Godheid.
Welnu, na al dit
goede van het hele werk van de Schepping in Mij zelf te hebben opgenomen als Hoofd
waaruit ieder heil op alle generaties neerkomt, blijf Ik zoeken naar zielen
die, zoals Ik, met pijnen en werken bezig zijn, om hen te laten delen in net
zoveel glorie en geluk als mijn Mensheid bevat. En omdat niet alle zielen
daarvan willen genieten en ook niet allen zich ontledigen van zichzelf en van
de dingen hier beneden, blijf Ik zoeken naar zielen aan wie Ik Me bekend kan
maken en Me dan kan terugtrekken en zo deze pijn van het gemis teweeg brengen
in deze leegten in zichzelf en in hun ingestorte kennis van Mij. In het gemis
lijdt zij en de ziel gaat in haarzelf deze glorie van mijn Mensheid opnemen die
anderen verwerpen. Als Ik niet bijna altijd bij jou was geweest, had je Me niet
gekend en bemind en zou je deze pijn van Mij te moeten missen niet ervaren
hebben en het zou niet in jou ontstaan zijn – het zaad en de voeding voor deze
pijn zou in jou ontbroken hebben. Oh, hoeveel zielen leven zonder Mij en
misschien zijn ze zelfs dood. Zij treuren als zij van een klein pleziertje
worden beroofd, van welke kleinigheid dan ook, maar zij lijden geen pijn en
denken er zelfs niet over als ze Mij moeten missen. Dus deze pijn moet je
troosten omdat die je het zekere teken geeft dat Ik naar je toe gekomen ben,
dat je Mij hebt gekend en dat je Jezus jou wil schenken glorie, het heil en het
geluk dat anderen verwerpen”.
deel
15 – 18 maart 1923
Ik
gaf mezelf totaal over aan de allerheiligste Wil van mijn lieve Jezus, zelfs
ofschoon ik ervaarde dat ik zonder Hem was en alsof mijn hart werd doorboord en
ik dacht bij mezelf: “Waarom sprak Hij me zoveel over zijn eeuwige Wil als Hij
me nu verlaten heeft?” Liever gezegd, zijn woorden zijn doorboringen in mijn
hart dat in flarden wordt gescheurd en hoewel ik zelfs berust en ik die
doorboringen kus die me kwetsen en de hand die mij doorboort, toch ervaar ik
levendig dat alles voorbij is voor mij. Maar terwijl ik hierover nadacht,
bewoog mijn lieve Jezus in mijn binnenste en met zijn armen om mijn nek zei
Hij: “Mijn dochter, mijn dochter, wees
niet bang, tussen jou en Mij is niets voorbij – jouw Jezus is altijd jouw Jezus
voor jou. Het sterkste wat de ziel aan Mij bindt is het oplossen van haar wil
in de Mijne. Hoe kan Ik je verlaten? En bovendien, als Ik zo veel tot jou heb
gesproken over mijn Wil, dan zijn dat zo vele banden van niet te verbreken
eenheid die Ik tussen jou en Mij heb aangebracht. Sprekend tot jou, verbond
mijn eeuwige Wil jouw willetje met de banden van mijn eeuwige Wil voor ieder
woord dat Ik tot je gesproken heb. Bovendien moet je weten dat toen Ik de mens
schiep, onze eerste verheven Wil was dat hij zou leven in onze Goddelijke Wil.
En omdat hij daarin moet leven moest hij nemen wat het onze is om op onze
kosten te leven en onze Wil terug te betalen met net zoveel goddelijke acten
als de vele menselijke acten die hij wilde doen in onze Wil. Dit, om hem te
verrijken met al het goeds wat onze Wil bevat. Maar de mens wilde leven in zijn
eigen wil, voor eigen rekening, en daarom verbande hij zichzelf uit zijn
Vaderland en verloor al deze goede dingen. Dus bleven mijn goede dingen zonder
erfgenamen. Zij waren ontelbaar en niemand bezat die. Daarom kwam mijn Mensheid
al deze goede dingen in bezit nemen door ieder moment te leven in deze eeuwige
Wil. Die wilde altijd leven op eigen kosten, geboren worden, opgroeien, lijden,
werken en sterven in de eeuwige kus van de verheven Wil. En als Ik er in bleef
leven werd Mij het bezit geschonken van de vele niet benutte goede dingen die
de ondankbare mens had veronachtzaamd.
Welnu, mijn
dochter, als mijn oneindige wijsheid zo veel tot jou gesproken heeft over mijn
Goddelijke Wil, was het niet enkel om je een nieuwtje te vertellen, nee, nee,
maar om je het leven in mijn Wil en het goede dat het bevat bekend te maken. En
terwijl je daarin je weg gaat, neem je het in bezit. Mijn Mensheid deed alles.
Het nam bezit van alles, niet alleen voor Mijzelf maar om de deuren te openen
naar mijn andere broeders. Ik heb zoveel eeuwen gewacht, vele generaties zijn
voorbij gegaan en Ik wacht nog steeds, maar de mens moet naar Mij terugkeren op
de vleugels van mijn Wil, waar zij vandaan kwam. Daarom word jij als eerste
verwelkomd en laat mijn woorden een aansporing voor je zijn om Die in bezit te
nemen en laat die ook als ketenen zijn die je zo stevig vastbinden dat je nooit
mijn Wil verlaat”.
deel
15 – 23 maart 1923
Ik
overwoog de smarten van mijn hemelse Mama en mijn lieflijke Jezus kwam in
beweging in mijn binnenste en zei: “Mijn
dochter, Ik was de eerste Koning van smarten en als Mens en God, moest Ik alles
binnenin Mij concentreren om voorrang te hebben boven alles, zelfs boven mijn
smarten. Die van mijn Mama waren niets anders dan de weerspiegelingen van de
mijne die, weerspiegeld in Haar, Haar lieten delen in al mijn smarten die Haar
doorboorden en Haar met zo’n bitterheid en pijn vulden dat Zij zich voelde
sterven bij iedere weerspiegeling van mijn smarten. Maar liefde ondersteunde
Haar en schonk Haar weer leven. Daarom was Zij niet alleen eervol, maar ook als
recht de eerste Koningin van de onmetelijke zee van haar smarten”.
Terwijl
Hij dit zei, leek het of ik mijn Mama zag vóór Jezus en alles wat Jezus bevatte
de smarten en de doorboringen van dat allerheiligste Hart, werden weerspiegeld
in het Hart van de Koningin van smarten. Door deze weerspiegelingen werden vele
zwaarden gevormd in het Hart van de doorboorde Mama en deze zwaarden werden
afgebakend door een Fiat van Licht waarin Zij werd gehuld te midden van zo veel
Fiats van zeer stralend licht, wat haar zo veel glorie gaf dat er geen woorden
zijn om dit te vertellen.
Toen
vervolgde Jezus: “Het waren niet de
smarten die mijn Mama tot Koningin maakten en Haar lieten stralen met zo veel
glorie, maar het was mijn almachtige Fiat dat verweven was met iedere act en
smart van Haar en het leven vormde van ieder van haar smarten. Dus mijn Fiat
was de eerste act die het zwaard vormde en haar de intense pijn bezorgde die
het Fiat verlangde. Mijn Fiat kon alle smarten die Het verlangde in dat
doorboorde Hart aanbrengen en voegde zo wonde op wonde toe, pijn op pijn,
zonder een spoortje van het minste verzet. Integendeel, Zij voelde zich vereerd
dat mijn Fiat leven wilde zijn van zelfs een harteklop van Haar. En mijn Fiat
gaf totale glorie en stelde Haar aan tot ware en rechtmatige Koningin.
Welnu, in welke
zielen kan Ik mijn smarten en mijn leven weerspiegelen? In wie mijn Fiat als
leven zullen hebben. Dit Fiat zal hen mijn weerspiegelingen laten opnemen en Ik
zal zeer royaal zijn om hen deelgenoot te maken van wat mijn Wil in Me bewerkt.
Daarom verwacht Ik zielen in mijn Wil om hun het ware beheer en de totale
glorie te schenken van iedere act en pijn die zij lijden. Het werk en het
lijden buiten mijn Wil, erken Ik niet. Ik zou zeggen: “Ik heb je niets te
geven. Wat was de wil die je bezielde om dit te doen en te lijden? Krijg je beloning
daarvan?”
Dikwijls kan
iets goeds doen of lijden waarbij mijn Wil niet in hen aanwezig is, ellendige
slavernij zijn die ontaardt in begeerten, terwijl mijn Wil alleen werkelijk
heerschappij verleent, ware deugden, ware glorie om zo wat menselijk is te transformeren
in goddelijk”.
deel
15 – 27 maart 1923
Na
de Communie toonde mijn lieve Jezus zich en zo gauw ik Hem zag, wierp ik me aan
zijn voeten, kuste die en klampte me helemaal aan Hem vast. En Jezus strekte
zijn hand naar me uit en zei: “Mijn dochter,
kom in mijn armen en zelfs in mijn Hart. Ik heb Me bedekt met de eucharistische
sluiers om geen schrik aan te jagen. Ik ben afgedaald in de diepste afgrond van
vernederingen in dit sacrament om het schepsel naar Mij op te heffen, haar zo
met Mij te vereenzelvigen dat zij één wordt met Mij en door mijn sacramenteel
Bloed te laten vloeien in haar aderen, maak Ik Mijzelf leven van haar
harteklop, van haar gedachte en van haar hele wezen. Mijn liefde vertelde Mij
en wilde het schepsel verteren in mijn vlammen om haar herboren te laten worden
als een ander Ik. Daarom wilde Ik Mezelf verbergen onder deze eucharistische
sluiers en zo verborgen in haar binnengaan om het schepsel te transformeren in
Mezelf. Maar om deze transformatie te laten plaats vinden, was de geschiktheid
nodig van de kant van de schepselen. En mijn liefde, die ging tot het uiterste,
droeg bij de uitstelling van het Sacrament van de Eucharistie vanuit mijn
Godheid meer genaden over, gaven, gunsten en licht voor het heil van de mens om
hem waardig te maken om Mij te ontvangen. Ik zou kunnen zeggen dat het zoveel
goeds overdroeg dat het de gaven van de Schepper overtrof. Eerst wilde Ik hem
de genaden geven om Mij te kunnen ontvangen en daarna Mijzelf om hem de ware
vrucht van mijn sacrament te geven. Om de ziel echter te laten vooruitlopen op
deze gaven, vraagt het een beetje ontlediging van zich zelf, haat voor de
zonde, en verlangen om Mij te ontvangen. Deze gaven dalen niet neer in
rottigheid en modder. Daarom hebben zij zonder deze gaven niet de ware
geschiktheid om Mij te ontvangen en in hen neerdalend vind Ik geen ruimte om
hen te laten delen in mijn Leven. Ik ben als het ware dood voor hen en zij zijn
dood voor Mij. Ik brand en zij voelen mijn vlammen niet. Ik ben Licht en zij
blijven meer verblind. Helaas, hoeveel smarten in mijn sacramenteel leven.
Velen die niets goeds ervaren als ze Mij ontvangen vanwege gebrek aan
geschiktheid doen Mij walgen, en als ze Mij blijven ontvangen vormen zij mijn
voortdurende Calvarië en hun eeuwige vervloeking. Als de liefde hen niet aanzet
om Mij te ontvangen, beledigen ze Mij nog eens – weer een zonde die zij
toevoegen in hun zielen. Bid daarom en geef eerherstel voor de vele misbruiken
en heiligschennissen bij het ontvangen van Mij in het Sacrament”.
deel
15 – 2 april 1923
In
mijn gebruikelijke toestand toonde mijn altijd lieve Jezus zich zo lieflijk en
majestueus, alsof Hij gehuld was in een net van Licht, Licht dat Hij liet komen
uit zijn ogen, Licht vanuit zijn mond en bij ieder woord, hartslag, beweging en
stap van Hem. Kortom, zijn Mensheid was een afgrond van Licht. En Jezus keek
naar mij, verbond me met dit Licht en zei: “Mijn
dochter, hoeveel Licht, hoeveel glorie had mijn Mensheid in mijn verrijzenis,
omdat Ik, gedurende de loop van mijn leven op deze aarde, niets anders deed dan
de Goddelijke Wil insluiten in ieder van mijn acten, ademhalingen, blikken – in
alles. En terwijl Ik die binnenin Mij besloten hield, bereidde de Goddelijke
Wil voor Mij glorie en Licht in mijn verrijzenis. En omdat Ik de onmetelijke
zee van het Licht van de Goddelijke Wil binnenin Mij bevat, is het geen wonder,
dat, als Ik kijk, spreek of beweeg er zoveel Licht naar buiten komt, als om
Licht te kunnen geven aan allen. Daarom wil Ik je vastketenen en je overweldigen
met dit Licht om in jou net zo veel verrijzeniszaad te zaaien als je acten doet
in mijn Wil. Alleen mijn Goddelijke Wil doet ziel en lichaam weer verrijzen ten
glorie. Mijn Goddelijke Wil is verrijzeniszaad voor genade, verrijzeniszaad
voor de hoogste en volmaakte heiligheid, verrijzeniszaad voor glorie. Dus als
de ziel haar acten in mijn Goddelijke Wil stort, blijft zij verbonden met nieuw
goddelijk Licht, omdat mijn Wil van nature Licht is. En wie erin leeft heeft
het vermogen, gedachten, woorden en werken om te zetten in Licht”.
Nadien
zei ik tot mijn lieve Jezus: “Ik bid in uw Wil zodat mijn woord, erin
vermenigvuldigd, een woord van gebed, lofprijzing, zegening, liefde, eerherstel
mag zijn voor ieder woord van ieder schepsel. Ik zou willen dat mijn stem
opstijgt tussen Hemel en aarde en alle menselijke stemmen in zichzelf opneemt
om die aan U terug te geven als eer en glorie, zoals U verlangt dat het
schepsel van het woord gebruik maakt”. Welnu, toen ik dit zei, bracht Jezus
zijn mond dichtbij de mijne en nam Hij met zijn adem mijn adem op, mijn stem,
mijn adem in de zijne. En terwijl Hij die a.h.w. op de weg van zijn Wil bracht,
ging die doorheen ieder menselijk woord en veranderde woorden en stemmen zoals
ik had gezegd. En terwijl het er doorheen ging, steeg het hoog op om de taak te
volbrengen van al de mensenstemmen voor God namens allen. Ik stond verbaasd en
in het besef dat Jezus niet zo dikwijls meer spreekt over zijn Wil zei ik: “Zeg
me, mijn Liefde, waarom spreekt U niet meer zo dikwijls over uw Wil? Is het
misschien omdat ik niet genoeg aandacht had voor uw lessen en niet trouw genoeg
was om uw lessen in praktijk te brengen?”
En
Jezus: “Mijn dochter, in mijn Wil is er
de ruimte van de menselijke werken in de goddelijke en deze ruimte moet gevuld
worden door iemand die leeft in mijn Wil. Hoe meer aandacht je hebt voor ’t
leven in mijn Wil en om het anderen bekend te maken, des te sneller zal deze
ruimte gevuld worden. Terwijl mijn Wil de menselijke wil ziet rondzweven
binnenin zichzelf, alsof die terugkeert naar de oorsprong waar die vandaan
kwam, zal Die Zich voldaan voelen en zien hoe al zijn verlangens over de
generatie mensen worden vervuld. Het doet er niet toe of het er weinig zijn of
zelfs maar één, omdat mijn Wil met zijn kracht alles kan aanvullen, zelfs met
slechts één, als Die geen anderen vindt. Maar het is altijd een menselijke wil
die in de Mijne komt om alles te vervangen wat de anderen niet doen. Dit zal
Mij zo aangenaam zijn, als wanneer de Hemel openbreekt en mijn Wil doet neerdalen
en al het goede bekend maakt met de wonderen die Die bevat. Ieder keer als je
weer binnenkomt in mijn Wil, zet je Mij aan om je nieuwe kennis over mijn Wil
te geven en je meer wonderen te vertellen, omdat Ik wil dat je het goede kent
dat je doet, zodat je het zult waarderen en verlangt het te bezitten. En als Ik
zie dat je ervan houdt en het waardeert, geef Ik het in bezit. Kennis is het
oog van de ziel. De ziel die niet weet, is als blind voor dat goede en die
waarheid. In mijn Wil zijn er geen blinde zielen; liever gezegd, ieder kennis
geeft haar een weidsere kijk. Ga daarom dikwijls binnen in mijn Wil, verwijd je
grenzen in mijn Wil en als Ik dit zie, zal Ik terug komen om je meer
verrassende dingen te vertellen over mijn Wil”.
Welnu,
terwijl Hij dit zei, gingen we samen even de aarde rond, maar oh, wat een
schrik! Velen wilden mijn geliefde Jezus verwonden – sommigen met een mes en
sommigen met een zwaard. En onder hen waren bisschoppen, priesters,
kloosterlingen, die Hem diep in zijn Hart verwonden, maar zo kwellend dat het
angst aanjoeg. Oh, wat leed Hij en Hij stortte zich in mijn armen om verdedigd
te worden. Ik drukte Hem tegen me aan en smeekte Hem mij te laten delen in zijn
pijnen. Hij stelde me tevreden door mijn hart te doorboren met zulk een hevigheid
dat ik de hele dag een diepe wond binnenin me voelde en Jezus kwam
verschillende keren terug om me te verwonden.
Welnu,
de volgende morgen toen ik felle pijn voelde, kwam mijn lieve Jezus terug en
zei: “Toon Me je hart”. En terwijl
Hij keek, zei Hij: “Wil je dat Ik je
genees om de pijn te verlichten die je lijdt?” En ik: “Mijn hoogste Goed,
waarom wilt U me genezen? Ben ik niet waardig om voor U te lijden? Uw Hart is
één wonde en het mijne, vergeleken met het uwe oh, hoe gering is mijn lijden. Als
het U behaagt, geef me liever meer pijn”. En Hij, me helemaal tegen zich
aandrukkend, ging voort met mijn hart te doorboren met meer pijn en toen
verliet Hij mij”.
Moge
alles zijn voor zijn glorie.
deel
15 – 9 april 1923
Ik
voelde me opgenomen in de Goddelijke Wil en ik zei tot mijn lieve Jezus: “Ach,
ik smeek U, laat me nooit uw Goddelijke Wil verlaten. Dat ik altijd denk,
spreek, werk en bemin in uw lieflijke Wil”. Terwijl ik dit zei voelde ik me
omgeven door een zeer zuiver Licht en toen zag ik mijn hoogste en enige Goed
die zei: “Mijn geliefde dochter, Ik hou
zoveel van deze acten in mijn Wil dat de schaduw van mijn Licht haar omgeeft zo
gauw de ziel de Goddelijke Wil binnengaat om te handelen, zodat mijn act en de
hare één zullen zijn. Omdat Ik de oorspronkelijke act ben van de hele schepping
zouden alle geschapen dingen verlamd raken zonder mijn oorspronkelijke
beweging, zonder kracht en niet in staat tot de minste beweging. Leven is
beweging, zonder die oorsprong is alles dood. Ik ben de oorspronkelijke
beweging en Ik schenk leven en houding aan alle andere bewegingen. Dus bij mijn
eerste beweging begint de Schepping te draaien. Het gaat als bij een motor: bij
de start van de eerste beweging van het eerste rad beginnen alle andere raderen
te draaien. Kijk eens, hoe het bijna natuurlijk is voor iemand die in mijn Wil
handelt om te bewegen in mijn oorspronkelijke beweging, en werkzaam in mijn
beweging bevindt zij zich en is zij werkzaam in de beweging van alle
schepselen. En als het schepsel stroomt in mijn eigen beweging, zie Ik haar en
ervaar Ik haar in alle bewegingen van de schepselen en geeft ze Mij net zo veel
goddelijke acten als de vele kwalijke menselijk acten van anderen. En dit
alleen omdat zij te werk is gegaan in mijn oorspronkelijke beweging. Daarom zeg
Ik dat iemand die leeft in mijn Wil plaatsvervanger is voor allen, Mij
verdedigt tegen allen en en mij beweging, Leven en veiligheid brengt. En daarom
is de werkzaamheid in mijn Wil het wonder der wonderen, zonder misbaar, zonder
menselijke instemming. Het is mijn ware triomf over de hele schepping. En omdat
het totaal goddelijke triomf is, blijft het menselijke ervan stil en het heeft
geen gelijkwaardige woorden om de triomf van mijn verheven Wil af te kondigen”.
deel
15 – 14 april 1923
Ik
overwoog alles wat mijn altijd lieflijke Jezus mij blijft openbaren over zijn
Goddelijke Wil en veel twijfels en moeilijkheden kwamen bij mij op waarvan ik
geloof dat het niet nodig is om het hier te bespreken. Toen kwam Hij in
beweging in mijn binnenste en me vastklampend aan zijn Hart, zei Hij: “Geliefde dochter, van mijn Wil, je moet
weten dat als Ik verlang om grote werken te doen – werken waaraan de hele
mensenfamilie deel moet nemen, altijd voor zover ze dat willen – dan is mijn
gebruikelijke manier om al het goede centraal te stellen in één enkel schepsel
en al de genaden die dit werk bevat, zodat alle anderen zo veel daaraan mogen
onttrekken als zij verlangen van dat goede, als was het een bron. Als Ik
persoonlijke werken uitvoer, geef Ik beperkte dingen, maar als Ik werken
uitvoer die moeten dienen voor het heil van allen, geef Ik dingen onbegrensd.
Ik deed dit in het werk van de Verlossing. Om een schepsel te kunnen verheffen
tot de conceptie van een God-mens, moest Ik alle mogelijke voorstelbare dingen
in Haar centraliseren. Ik moest Haar zo hoog verheffen dat Ik in Haar het zaad
inbracht van de vruchtbaarheid van de Vader. Dus net zoals mijn hemelse Vader,
de Kuise, Mij voortbracht binnen zijn schoot met het kuise zaad van zijn
eeuwige vruchtbaarheid – zonder medewerking van een vrouw en vanuit hetzelfde
zaad waaruit de Heilige Geest voortkwam – op dezelfde wijze ontving mijn
hemelse Mama Mij in haar maagdelijke schoot, met dit eeuwige zaad van de
vaderlijke vruchtbaarheid, zonder medewerking van een man. De heilige
Drie-eenheid moest van het Zijne schenken aan deze goddelijke Maagd zodat Zij
Mij kon ontvangen, de Zoon van God. Mijn heilige Moeder zou Mij nooit kunnen
ontvangen zonder zaad. Welnu, omdat Zij behoorde tot het menselijk ras, gaf dit
zaad van eeuwige vruchtbaarheid haar het vermogen Mij als Mens te ontvangen en
omdat het zaad goddelijk was, ontving Zij Mij tezelfdertijd als God. En net
zoals de Heilige Geest op hetzelfde moment ontstond als de Vader Mij verwekte,
op dezelfde wijze als Ik werd verwekt in de schoot van mijn Mama, werd de
generatie zielen tezelfdertijd verwekt. Dus alles wat ab aeterno (van alle
eeuwigheid), geschiedde aan de allerheiligste Drie-eenheid in de Hemel, werd
herhaald in de schoot van mijn lieve Mama. Het werk was immens en niet te
volgen voor de geschapen geest. Ik moest al het goede centraliseren en zelfs
Mijzelf, zodat allen zouden vinden wat zij ook maar verlangden. Daarom wilde
Ik, omdat het werk van de Verlossing zo groot moest zijn, dat het alle generaties
overweldigde, vele eeuwen lang, de gebeden, verzuchtingen, de tranen, de boete
van zoveel patriarchen en profeten en van het hele volk van het Oude Testament.
En Ik deed dit
om hen geschikt te maken om zo’n groot goed te ontvangen en Mij te bewegen om in
dit hemels schepsel al het goede te centraliseren waar iedereen zich over moest
verheugen. Welnu, wat bewoog dit volk tot gebed, tot verzuchtingen etc.? De
belofte van de toekomstige Messias. Deze belofte was als het zaad van zoveel
smekingen en tranen. Als deze belofte er niet geweest was, zou niemand er
aandacht aan besteed hebben en niemand zou gehoopt hebben op verlossing. Welnu,
mijn dochter, laat ons het hebben over mijn Wil. Denk je dat het een heiligheid
is zoals andere heiligheden, een goed, een genade, bijna net als de andere die
Ik al vele eeuwen heb geschonken aan de andere heiligen en aan de hele Kerk?
Nee, nee! Dit is eigenlijk een nieuw tijdperk – een goed dat moet dienen voor
alle generaties, maar het is nodig dat Ik al dit goede centraliseer in één
schepsel apart, net zoals in de Verlossing door alles te centraliseren in mijn
Mama. Kijk eens hoe de dingen zich ontwikkelen op een vergelijkbare wijze: om
de Verlossing te laten komen en zielen daarvoor voor te bereiden beloofde Ik de
toekomstige Messias zodat door de hoop dat Hij zou komen, zij zich niet alleen
zouden voorbereiden, maar zij ook hun eigen redding zouden vinden in de
toekomstige Verlosser. Welnu, om de zielen geschikt te maken om in mijn Wil te
leven, om hen te laten delen in het heil dat Die bevat en om de mens te laten
delen in het heil dat Die bevat en om de mens te laten terugkeren op het pad
van hun oorsprong, zoals hij door Mij werd geschapen, wilde Ikzelf als eerste
bidden en mijn stem laten klinken van het ene punt van de aarde tot het andere
en zelfs tot hoog in de Hemel, met de woorden: “Onze Vader, die in de Hemel
zijt” Ik zei niet “Mijn Vader” maar Ik noemde Hem Vader van de hele
mensenfamilie om Hem aandacht te vragen voor wat Ik er aan toe ging voegen:
“Geheiligd zij uw naam, zodat uw Rijk moge komen en uw Wil moge geschieden op
aarde zoals in de Hemel”. Dit was het doel van de Schepping en Ik vroeg de
Vader dat het bereikt zou worden. Terwijl Ik bad, zwichtte de Vader voor mijn
smeekbeden en vormde Ik ’t zaad van zo’n groot heil. En opdat dit zaad bekend
zou worden, leerde Ik mijn gebed aan de apostelen en zij gaven het door aan de
hele Kerk, zodat, net zoals de mensen van de toekomstige Verlosser redding
zouden bekomen in Hem en zich voorbereiden om de beloofde Messias te ontvangen,
op dezelfde wijze zou de Kerk, met dit zaad door Mij gevormd, kunnen bidden en
mijn zelfde gebed vele keren herhalen en Zich zo kunnen voorbereiden om het
goede te ontvangen van de erkenning en de liefde voor mijn hemelse Vader als
hun Vader, om zo te verdienen geliefd te worden als kinderen en ‘t grote goed
te ontvangen dat mijn Wil geschiedt op aarde zoals in de Hemel.
In dit zaad en
in deze hoop dat mijn Wil op aarde geschiedt zoals in de Hemel, hebben de
heiligen hun heiligheid gevormd en de martelaren hun bloed vergoten. Er is geen
goed dat niet voortkomt uit dit zaad. Dus de hele Kerk bidt. En net zoals de
tranen, de boete, de gebeden om de Messias, gericht werden op die buitengewone
Maagd, die Ik moest voorbereiden om zulk een groot goed in Haar te
centraliseren zodat zij hun Verlosser konden ontvangen, zelfs ofschoon zij niet
wisten wie het zou worden – Nu, op dezelfde wijze is het juist om jou dat zij
bidt, als de Kerk het “Onze Vader” bidt, zodat Ik in jou al het goede dat mijn
Wil bevat kan centraliseren, de weg – hoe de Goddelijke Wil leven kan hebben op
aarde zoals in de Hemel. De Kerk bidt, dringt aan dat Ik al dit goede
centraliseer in een tweede maagd, zodat zij, als een tweede verlosser, de
mensheid in gevaar kan redden. Gebruik makend van mijn onafscheidelijke liefde
en barmhartigheid, zal Ik antwoorden op mijn eigen gebed, verenigd met dat van
de hele Kerk en zorgen dat de mens weer terug gaat naar zijn oorsprong, naar
het doel waarvoor Ik hem schiep – dat mijn Wil geschiedt op aarde zoals in de
Hemel. Dit is nu precies het leven in mijn Wil. En alles wat Ik je blijf
openbaren zet jou hiertoe aan en bevestigt jou hierin. Dit is de grondslag die
Ik in jouw ziel leg. En om dit te doen, blijf Ik alle genaden van verleden,
heden en toekomst die Ik heb gegeven aan alle generaties, in jou centraliseren.
Nog sterker, Ik verdubbel die, Ik vermenigvuldig die. Omdat mijn Wil het
grootste heiligste en edelste is, zonder begin en einde, is het, om het in een
schepsel te plaatsen, juist en mooi, dat Ik in haar al het goede dat mogelijk
is, ontelbare genaden, goddelijke zuiverheid en adel laat samenkomen, zodat
mijn Wil dezelfde erestoet zal krijgen als Die ze in de Hemel heeft. Deze Wil
van Mij is dezelfde Wil die werkte in de Verlossing en die gebruik wilde maken
van een Maagd. Wat een wonderen van genaden bewerkte Ik niet in Haar? Mijn Wil
is groots en bevat al het goede. En in actie is Die werkzaam met
grootmoedigheid. En als het gaat over werkzaamheid en weldoen voor de hele
mensheid, dan zet Die al het goede van zijn Wil op ‘ t spel.
Nu wil Die
gebruik maken van nog een maagd om in haar zijn Wil centraal te stellen en om
een begin te maken met de bekendmaking dat zijn Wil moet geschieden op aarde
zoals in de Hemel. En als Die in de Verlossing wilde komen om de verloren mens
te redden, om voldoening te geven voor zijn zonden – wat de mens niet in staat
was te doen – en hun een redmiddel te schenken en veel ander goeds wat de
Verlossing bevat, welnu, omdat mijn Wil zelfs meer liefde wil tonen dan in de
Verlossing zelf, door te zorgen dat mijn Wil geschiedt op aarde zoals in de
Hemel, komt mijn Wil om de mens zijn oorspronkelijke toestand terug te geven,
zijn adel, het doel waarvoor hij werd geschapen. Hij komt om de stroom te
openen tussen de Goddelijke Wil en de menselijke wil, zodat, opgenomen in deze
Goddelijke Wil en erdoor beheerst, de menselijke wil aan de Goddelijke Wil
leven wil geven in zichzelf en mijn Goddelijke Wil zal heersen op aarde zoals
in de Hemel”.
deel
15 – 21 april 1923
Vanmorgen
bracht mijn altijd lieflijke Jezus me buiten mezelf naar een plaats waar men
vlaggen kon zien wapperen en parades waaraan alle soorten mensen deelnamen, ook
priesters. Alsof Hij beledigd werd door dit alles, wilde Jezus hen vastgrijpen
om hen te vernietigen. En ik nam zijn hand in de mijne, drukte Hem tegen me aan
en zei: “Mijn Jezus, wat doet U? Zij lijken, goed beschouwd, geen kwaad te
bedrijven maar eerder goede dingen. Het komt mij voor dat de Kerk zich verenigt
met uw vroegere vijanden en zij tonen niet langer de aversie tegen mensen van
de Kerk. Integendeel, zij roepen hen op om hun vlaggen te zegenen. Is dat geen
goed teken? En U lijkt, i.p.v. daarmee blij te zijn, beledigd”. En Jezus
zuchtte en zei hevig gekwetst: “Mijn
dochter, hoe hou je jezelf voor de gek. Dit is het meest duistere punt van de
huidige maatschappij en hun eenheid betekent dat zij allen dezelfde kleur
hebben. De vijanden zijn niet bang en hebben geen afschuw om mensen van de Kerk
te benaderen. Daar de ware bron van deugdzaamheid en godsdienst niet in hen
leeft, vieren sommigen het goddelijk Offer zonder in mijn bestaan te geloven.
Voor anderen, als zij al geloven, is het geloof zonder de werken en hun leven
is een aaneenschakeling van enorme heiligschennissen. Dus, wat voor goeds
kunnen zij doen als zij dat niet binnenin zichzelf bevatten? Hoe kunnen zij
anderen oproepen tot een gedrag van een ware christen door bekend te maken wat
een groot kwaad de zonde is, als zij het genadeleven missen? Met al de
verenigingen die zij vormen, zijn er geen mensen die de leer volgen en daarom
is het niet de eenheid van de triomf van de godsdienst – het is de triomf van
hun partij en zij zetten het masker van de partij op in een poging het kwaad te
verbloemen dat zij beramen. Het is echt revolutie die wordt verborgen onder dit
masker en Ik blijf altijd de beledigde God, zowel door ’t kwaad onder ’ t mom
van vroomheid om hun partij te sterken waardoor zij nog ernstiger kwaad doen en
door de mensen van de Kerk die, met valse vroomheid, niet langer in staat zijn
de mensen te inspireren om Mij te volgen. Integendeel, de mensen trekken hén
weg. Is er een droeviger tijd dan deze tijd? “Doen alsof” is de ergste zonde en
die verwondt mijn Hart ’ t meest. Daarom, bid en geef eerherstel”.
deel
15 – 25 april 1923
Ik
was aan het bidden en mijn lieve Jezus kwam, zette zich naast me neer om samen
met mij te bidden; wat meer is, zijn Intellect werd weerspiegeld in het mijne
en ik bad met Hem. Zijn stem echode in de mijne en ik sprak met zijn woord. Maar
wie kan de grenzeloze effecten van dit gebed beschrijven. Nadien zei mijn
geliefde Jezus: “Mijn dochter, Ik wilde
samen met jou bidden om je te sterken in mijn Wil en om je de genade te
schenken om aanwezig te zijn voor de verheven Majesteit bij de act van de
schepping van de mens. Terwijl Wij hem alle goeds gaven en zijn wil de Onze was
en de Onze hem toebehoorde, was alles tussen hem en Ons in harmonie. Alles wat
hij maar wilde kon hij van Ons nemen: heiligheid, wijsheid, macht, geluk enz.
Hij was ons prototype, ons portret, onze gelukkige zoon. Dus in het begin van
zijn bestaan, had Adam een periode waarin hij volmaakt de taak vervulde
waarvoor hij werd geschapen. Hij ervaarde wat het betekent te leven van de Wil
van zijn Schepper. En Wij waren ook gelukkig toen We zagen hoe onze acten
werden voortgeplant in ons beeld. Toen hij zijn wil losmaakte van de onze,
bleef hij van Ons afgescheiden. Maar de eerste acten van de mens zijn nog
steeds in onze Wil en Ik wil niets anders van jou dan dat je in onze Wil komt
om door te gaan waar Adam ophield zodat jij in jou de harmonie zult herstellen
die hij verstoorde. En net zoals dit eerste schepsel door Ons geschapen als het
hoofd van de hele mensenfamilie, door zich terug te trekken uit onze Wil allen
in het ongeluk stortte, zo stellen Wij jou aan als hoofd van allen terwijl jij
door zult gaan waar hij ophield en zo dat geluk en heil zult voortbrengen wat
aan allen zou zijn overgedragen, als zij in onze Wil hadden geleefd”.
En
ik: “Mijn Jezus, hoe is dit mogelijk? Als zelfs aan U zelf, die op aarde kwam
om ons te verlossen en zo veel te lijden, niet het geluk werd geschonken, wat
de eerste mens verloor voor zichzelf en voor allen, hoe kan het dan nu, dat ik,
door mijzelf te verbinden met uw eeuwige Wil, dit verloren geluk terug mag
geven”. En Jezus: “Mijn dochter, alle
tijden zijn in mijn handen; Ik geef aan wie Ik wil en Ik gebruik wie Ik wil. Ik
had heel goed het geluk dat mijn Wil bevat naar de aarde kunnen brengen, maar
Ik vond geen menselijke wil die eeuwig wilde leven in mijn Wil om zo de banden
van de Schepping weer aan te halen en Mij al de acten van de eerste mens terug
te geven alsof hij die alle had verricht met het zegel van mijn verheven Wil en
daarom het verloren geluk in het veld bracht. Het is waar dat ik mijn lieve
Mama had, maar Zij moest met Mij samenwerken aan de Verlossing. Bovendien, de
mens was een slaaf, gevangen in zijn eigen zonden, zwak, bedekt met wonden,
zeer weerzinwekkend. En Ik kwam als een liefhebbende Vader om mijn bloed te
vergieten om hem te redden, als een dokter om hem te genezen, als een leraar om
Hem de weg te wijzen – als ontsnapping om niet in de hel te geraken. Arme
zieke, hoe zou hij zich kunnen begeven in de eeuwige vluchten van mijn Wil als
hij niet kon lopen? Als Ik het geluk had willen schenken dat mijn Wil bevat,
zou dat a.h.w. aan de doden gegeven zijn en het zou vertrappeld kunnen worden.
Hij was niet voorbereid om zulk een groot goed te ontvangen en daarom wilde Ik
hem leren bidden om hem geschikt te maken en Ik nam genoegen met verschillende
tijdperken te wachten; Ik liet eeuwen en eeuwen voorbij gaan om het leven in
mijn Wil bekend te maken om met dit geluk te starten”.
En
ik: “Mijn Liefde, als door uw Verlossing niet allen worden gered, hoe kan het
dan dat uw Wil dit geluk aan allen wil schenken?” En Jezus: “De mens zal altijd vrij zijn. Ik zal hem
nooit de rechten ontnemen die Ik hem gaf bij zijn schepping. Alleen bij de
Verlossing opende Ik vele wegen, smalle paden, kortere weggetjes binnendoo.r om
de Verlossing mogelijk te maken, de heiligheid van de mens, terwijl Ik met mijn
Wil de koninklijke en rechtstreekse weg ga openen die leidt tot de heiligheid
van de gelijkenis met hun Schepper en wat waar geluk inhoudt. Maar desondanks
zullen zij altijd vrij zijn om te blijven: sommigen op de koninklijke weg,
andere op smalle paden en weer anderen volledig er buiten staand. In de wereld
echter zal er zijn wat er nu niet is: het geluk van het Uw Wil geschiede op
aarde zoals in de Hemel. De mens deed zijn eerste acten in mijn Wil en dan trok
hij zich terug en daardoor werd hij
geruïneerd. En omdat hij het hoofd van allen was, werden alle leden mede
geruïneerd. Mijn Mensheid vormde het plan van alle menselijke acten in de
Goddelijke Wil. Mijn Mama volgde Mij in volledige trouw. Dus alles is
voorbereid. Er is nu niets anders nodig dan nog een schepsel dat vol verlangen
om in deze Wil te leven, bezit gaat nemen van het plan door Mij gevormd en die
voor allen de koninklijke weg gaat openen die leidt naar aards en hemels geluk”.
deel
15 – 28 april 1923
Ik
voelde me als ondergedompeld in het eindeloze Licht van de eeuwige Wil en mijn
lieve Jezus zei: “Mijn dochter, mijn
Godheid hoeft niet werkzaam te zijn om zijn werken voort te brengen. Die hoeft
alleen maar te willen. Dus Ik wil en Ik doe. De mooiste werken ontstaan als Ik
alleen maar Wil. Anderzijds, zelfs als het schepsel dat wil, als ze niet
werkzaam is, als ze niet in beweging komt, doet ze niets. Welnu, aan iemand die
zich mijn Wil eigen maakt en er in leeft als in haar eigen koninkrijk paleis,
wordt dezelfde kracht meegedeeld in zoverre dat mogelijk is voor een schepsel”.
Terwijl Hij dit zei, voelde ik me buiten mezelf getrokken en ik trof een
lelijk monster aan onder mijn voeten dat van woede zichzelf beet. En Jezus die
dicht bij me was vervolgde: “Net zoals
mijn Moeder-Maagd de kop van het helse serpent verpletterde, zo verlang Ik nog
een maagd die als eerste in ’t bezit moet zijn van de verheven Wil om weer die
duivelse kop te bestoken om die te verpletteren en te verzwakken om die zo op
te sluiten in de hel, zodat ze die volledig kan beheersen en hij degenen die
moeten leven in mijn Wil niet durft te naderen. Zet dus je voet op zijn kop en
verpletter die”. Aangezet tot moed deed ik dat en het beet zichzelf nog
meer en om mijn aanraking niet te voelen, sloot het zich op in de meest
duistere afgronden. Toen hervatte
Jezus zijn woorden: “Mijn dochter, denk
je dat leven in mijn Wil niets voorstelt?” Nee, nee integendeel, het is alles.
Het is de vervulling van alle heiligheid, het is absolute zelfbeheersing,
beheersing van zijn hartstochten en van zijn voornaamste vijanden. Het is de
volledige triomf van de Schepper over het schepsel. Dus als zij trouw blijft en
Ik haar laat leven in mijn Wil zonder ooit haar eigen wil weer te willen
erkennen, heb Ik niets meer om van het schepsel te verlangen en zij heeft niets
meer om Mij te geven. Al mijn verlangens zijn vervuld, mijn plannen
gerealiseerd – er is niets anders over dan vreugde te vinden in elkaar. Het is
waar dat Ik op aarde kwam om de mens te verlossen, maar mijn primaire doel was
dat de Goddelijke Wil zou triomferen over de menselijke wil door deze twee te
willen verbinden en die één te maken door de menselijke wil op te nemen in die
Wil waaruit zij was voortgekomen. Dit was de grootste belediging die mijn
hemelse Vader moest incasseren van de mens en Ik moest dit compenseren voor
Hem, anders zou Ik Hem geen volledige voldoening geven. Maar om het eerste doel
te bereiken moest Ik eerst het tweede in circulatie brengen: dat is hem redden,
hem mijn hand reiken omdat hij was gevallen, de modder af te wassen waarin hij
lag. Hoe zou Ik kunnen zeggen: “Kom in mijn Wil leven” als hij zo afschuwelijk
was om te zien en de slaaf was van de duivelse vijand?
Daarom wilde Ik,
na het tweede doel te hebben bereikt, het eerste veilig stellen: dat mijn Wil
gedaan wordt op aarde zoals in de Hemel, en dat de mens die uit mijn Wil was
gegaan, weer in de Mijne zou binnengaan. En om dit te verkrijgen schenk Ik aan
dit eerste schepsel al mijn verdiensten, al mijn werken en stappen, mijn
kloppend hart, mijn wonden, mijn bloed, mijn hele Mensheid, om haar geschikt te
maken, haar voor te bereiden haar binnen te laten in mijn Wil. In feite moet
zij eerst de volledige vrucht van mijn Verlossing nemen en dan als in triomf de
onmetelijke zee van mijn verheven Wil in bezit nemen. Ik wil niet dat zij er
binnengaat als een vreemde, maar als een dochter, niet als een arme, maar als
een rijke, niet lelijk maar mooi, alsof zij een ander Ik is. Daarom wil Ik mijn
hele leven in jou centraliseren”. En terwijl Hij dit zei was het
net alsof vele zeeën uit Hem te voorschijn kwamen die zich op mij stortten en
ik bleef daarin verzonken. En tegelijkertijd sloeg het zonlicht neer en ontving
de volledige vrucht van de Verlossing
om in staat te zijn de volledige vrucht van zijn Wil aan het schepsel te geven.
Het was de zon van de eeuwige Wil die vierde hoe de menselijke wil in zijn
eigen Wil binnenging. En Jezus: “Deze
Goddelijke Wil van Mij groeide binnenin mijn Mensheid als een bloem die Ik
overplantte van de Hemel naar het ware Eden van mijn aardse Mensheid. Die
ontkiemde in mijn bloed, ontsproot uit mijn wonden om er de grootste gave voor
het schepsel van te maken. Wil je die niet ontvangen?” En ik: “Ja”. En Hij:
“Ik wil die overplanten in jou – heb die
lief en weet hoe die in stand te houden”.
deel
15 – 29 april 1923
Ik
overwoog wat hierboven was gezegd en mijn arme brein zwom in de zee van de
Goddelijke Wil – Het voelde alsof ik
er in verdronk. Voor veel dingen ontbreken me de woorden. Voor andere, omdat
het er zo veel zijn, houd ik geen overzicht en het komt me voor dat ik het op
papier zet zonder verband. Maar het lijkt of Jezus geduld heeft met mij – het
is genoeg dat ik het noteer. En als ik dat niet doe, verwijt Hij me dat en
zegt: “Onthoud dit – dit zijn geen dingen die alleen voor jou dienen, maar zij
moeten ook dienen voor anderen. Welnu, ik denk bij mezelf: “Als Jezus zo graag
heeft dat deze wijze van leven in de Goddelijke Wil bekend wordt – omdat het
een nieuw tijdperk zal zijn dat zo veel goeds zal brengen dat het het goede van
zijn Verlossing overtreft – kon Hij toch ook hebben gesproken tot de Paus, die
als hoofd van de Kerk met gezag direct de leden van de Kerk zou kunnen
beïnvloeden door deze hemelse leer bekend te maken en zo dit grote goed door te
geven aan de menselijke generaties. Of Hij kon gesproken hebben tot mensen met
gezag. Voor hen zou het makkelijker zijn. Hoe kan ik, arme onwetende en
onbekend, dit grote goed bekend maken?” Jezus zuchtte en drukte me inniger
tegen Zich aan en zei: “Dochter, zo
dierbaar voor mijn verheven Wil, het is mijn gewoonte om mijn grootste werken
te doen in ongerepte en onbekende zielen. En niet alleen ongerept qua natuur,
maar ongerept in hun genegenheden, hart en gedachten, omdat ware ongereptheid
het goddelijke beeld is en alleen in mijn beeld kan Ik mijn grootste werken
geboren laten worden. In de tijd dat Ik kwam om te verlossen waren er ook
bisschoppen en autoriteiten, maar Ik ging niet naar hen toe, omdat mijn schaduw
daar niet was. Daarom koos Ik een maagd, voor iedereen onbekend, maar zeer
bekend bij Mij. En als ware ongereptheid mijn afglans is, was het goddelijke
jaloezie die Haar helemaal voor Zichzelf wilde en Haar koos als onbekend, en
Haar onbekend hield voor alle anderen. Maar hoewel deze hemelse Maagd zelfs
onbekend was, maakte Ik Mezelf bekend door op mijn manier de Verlossing bekend
te maken aan allen.
Hoe groter het
werk dat Ik wil doen, hoe meer bedek Ik de ziel met de buitenkant van de
gewoonste dingen. Welnu, omdat de personen die je noemt bekend zijn, kon de
goddelijke jaloezie niet aan zijn trekken komen in de goddelijke afglans – oh
hoe moeilijk is die te vinden. En bovendien, Ik kies wie Ik wil. Er is bepaald
dat twee maagden de mensheid te hulp moeten komen – één bij de redding van de
mens en de ander om mijn Wil op aarde te laten regeren, om de mens zijn aards
geluk te schenken, om twee willen te verenigen, de goddelijke en de menselijke
en die één te maken zodat het doel waarvoor de mens werd geschapen zijn
volledige vervulling zal vinden. Ik zelf zorg ervoor mijn weg te gaan om bekend
te maken wat Ik verlang. Mijn eerste zorg is het eerste schepsel te vinden
waarin Ik mijn Wil centraliseer en dat mijn Wil zal leven in haar op aarde
zoals in de Hemel, de rest komt vanzelf. Daarom zeg Ik je altijd: “jouw vlucht
in mijn Wil”, omdat de menselijke wil zwakheden, begeerten en ellende bevat die
sluiers zijn die beletten dat iemand de eeuwige Wil binnengaat. En als het
zware zonden zijn, zijn dat hindernissen tussen de ene wil en de Andere. En als
mijn Fiat “op aarde zoals in de Hemel” niet heerst op aarde, is het dat juist
wat voorkomt om het te doen. Daarom wordt het jou gegeven om deze sluier te
verscheuren, deze hindernissen te vernietigen, alle menselijke acten a.h.w. te
vormen tot één enkele act door de kracht van mijn Wil, hen te overweldigen en
die te brengen aan de voet van mijn hemelse Vader, a.h.w. verzegeld door zijn
eigen Wil, zodat Hij wordt aangetrokken en behagen heeft, als Hij ziet dat één
schepsel de hele mensenfamilie met zijn Wil heeft bedekt. Dan laat Hij zijn Wil
neerdalen op aarde door heen haar en laat Hij die Wil regeren op aarde zoals in
de Hemel”.
deel
15 – 2 mei 1923
Ik
ervaarde hoe mijn arme brein a.h.w. opgelost werd in de onmetelijkheid van de
eeuwige Wil en mijn lieve Jezus begon weer te spreken over de allerheiligste
Wil van God: “Mijn dochter, wat een
harmonie in jouw acten, gedaan in mijn Wil. Die harmoniëren met de mijne, met
die van mijn geliefde Mama en de een verdwijnt in de ander en vormt één enkele
act. Het lijkt of de Hemel op aarde is en de aarde in de Hemel. En de echo van
de één in de drie en van de drie in de ene van de allerheiligste Drie-eenheid –
oh, hoe zoet klinkt het in ons oor, hoe verrukt het Ons, zo hevig dat onze Wil
van de Hemel naar de aarde wordt getrokken. En als mijn “uw Wil geschiede” zijn
vervulling vindt “op aarde zoals in de Hemel”, dan zal het tweede stuk van het
Onze Vader zijn volledige vervulling vinden: dat is: “Geef ons heden ons dagelijks
brood”. Ik zei: “Onze Vader, namens allen vraag Ik U om drie soorten brood voor
iedere dag: het brood van uw Wil, liever gezegd, meer dan brood, omdat, als
brood twee of drie maal per dag nodig is, dit brood ieder ogenblik nodig is en
in alle omstandigheden. Nog sterker, het moet niet alleen brood zijn maar lucht
als balsem dat leven geeft: de circulatie van goddelijk Leven in het schepsel.
Vader, als dit
brood van uw Wil niet wordt geschonken, zal Ik nooit alle vruchten van mijn
sacramenteel Leven kunnen krijgen, wat het tweede brood is dat we U iedere dag
vragen. Oh, wat voelt mijn sacramenteel Leven zich onbehaaglijk, omdat het
brood van uw Wil hen niet voedt. Integendeel, het treft het verdorven brood van
de menselijke wil aan. Oh, walgelijk is het voor Mij! Hoe negeer Ik het! En
zelfs al ga Ik naar hen toe, Ik kan hun de vruchten, het heil, de uitwerking,
de heiligheid niet geven, omdat Ik ons brood niet vind in hen. En als Ik iets
geef, is het een beetje in verhouding, naargelang hun toestand, maar niet al
het goede wat Ik bevat. En mijn sacramenteel Leven wacht geduldig tot de mens
het brood van de verheven Wil neemt om al het goede van mijn sacramenteel Leven
te geven. Zie dan hoe het sacrament van de Eucharistie – en dat niet alleen,
maar alle sacramenten die Ik mijn Kerk heb nagelaten en door Mij zijn ingesteld
– al de vruchten zal geven die zij bevatten en de totale vervulling, wanneer
ons brood de Wil van God wordt gedaan op aarde zoals in de Hemel.
Toen vroeg ik
naar het derde brood – het materiële. Hoe kon Ik zeggen: Geef ons vandaag ons
brood? Ik kon dit doen rekening houdend met het feit dat als de mens onze Wil
zou doen, het Onze ook het zijne zou zijn en dus zou de Vader niet langer het
brood van zijn Wil, het brood van het sacramenteel Leven en het dagelijks brood
van het natuurlijk leven moeten geven aan onwettige, aanmatigende kinderen van
het kwaad, maar aan wettige en goede kinderen die delen in het goede van hun
Vader. Daarom zei ik: “Geef ons brood”. Dan zullen zij het gezegende brood
eten. Alles rondom hen zal glimlachen en Hemel en aarde zullen het stempel
dragen van de harmonie van hun Schepper”.
Hierna
vervolgde Ik: “En leid ons niet in bekoring”. Hoe zou God ooit de mens in
bekoring kunnen brengen? “Dat was omdat
de mens altijd mens is, vrij in zichzelf omdat Ik hem nooit de rechten ontneem
die Ik hem gaf toen Ik hem schiep. En Hij, verschrikt en angstig vanuit
zichzelf, roept zwijgend en bidt zonder woorden: “Geef ons het brood van uw Wil
zodat wij alle bekoringen kunnen weerstaan en bevrijd ons, krachtens dit brood,
van ieder kwaad”. Amen.
Zie dan hoe het
goede van de mens weer de verbinding vindt, de hechte band met: “Laat Ons de
mens maken naar ons beeld en gelijkenis”, de deugdelijkheid van ieder van zijn
acten, de schadeloosstelling van het verloren goede en ook de handtekening en
de zekerheid dat zijn verloren geluk, zowel aards als hemels, hem wordt terug
gegeven. Daarom is het zo noodzakelijk dat mijn Wil geschiede op aarde zoals in
de Hemel, dat Ik geen andere interesse had en geen ander gebed leerde dan het
Onze Vader.
En de Kerk,
trouwe uitvoerder en bewaarplaats van mijn onderrichtingen, heeft het altijd op
haar lippen in iedere omstandigheid. En iedereen – geleerd en onwetend, klein
en groot, priester en leken, koningen en onderdanen – allen bidden dat mijn Wil
geschiede op aarde zoals in de Hemel.
Verlang je dan
niet dat mijn Wil op aarde neerdaalt? Maar net zoals de Verlossing begon in een
maagd – terwijl Ik niet werd ontvangen in ieder mens om hen te verlossen, zelfs
hoewel ieder die ’t maar wil, kan binnengaan in het heil van de Verlossing en
iedereen Mij in het sacrament voor zichzelf alleen kan ontvangen – op dezelfde
wijze moet mijn Wil nu zijn begin, bezit, groei en ontwikkeling hebben in een
maagdelijk schepsel. En ieder die zich voorbereidt en ernaar verlangt, zal dan
binnengaan in het heil dat het leven in mijn Wil inhoudt.
Als Ik niet
ontvangen was in mijn geliefde Mama, had de Verlossing nooit plaats gevonden.
Op dezelfde wijze zal het Fiat Voluntas Tua op aarde zoals in de hemel niet
plaats vinden in de menselijke generaties, als Ik niet het wonder voltrek om
één ziel te doen leven in mijn verheven Wil.”
deel
15 – 5 mei 1923
In
mijn gebruikelijke toestand, ervaarde ik hoe ik buiten mezelf getrokken werd,
maar ik kon niet de azuren hemel zien, noch de zon aan onze horizon, maar een
andere hemel, helemaal goud, versierd met sterren van verschillende kleuren,
stralender dan de zon. Ik voelde me omhoog getrokken en terwijl deze hemel zich
voor me opende, bevond ik me voor een allerzuiverste licht. En voor dit licht
knielde ik neer en riep alle menselijke intelligenties in mijn intellect, van
het moment waarop Adam de eenheid van zijn intellect met zijn Schepper verbrak
door zich terug te trekken uit de Goddelijke Wil, tot aan de laatste mens die
op aarde zal bestaan – en ik probeerde mijn God alle eer te schenken, de
glorie, de onderwerping etc. van alle geschapen intelligenties. Ik deed
hetzelfde voor al mijn andere vermogens en riep die van de andere schepselen
alle in de mijne. Dit alles, altijd in zijn lieflijke Wil waar alles te vinden
is, waaruit niets kan ontsnappen, zelfs geen dingen die op dit moment niet
kunnen bestaan en waarin alles kan worden gedaan.
Terwijl
ik dit deed klonk er een stem vanuit de onmetelijkheid van dat licht die zei: “Telkens als de ziel binnengaat in de
Goddelijke Wil om te bidden, te werken, lief te hebben enz. opent zij vele
wegen tussen Schepper en schepsel. En als de Godheid ziet dat het schepsel het
pad bereidt om er naar toe te gaan, opent Die de paden om Zijn schepsel te
ontmoeten. In deze ontmoeting kopieert zij de vermogens van haar Schepper,
absorbeert steeds nieuw goddelijk Leven in zichzelf, dringt verder binnen in de
eeuwige geheimen van de verheven Wil en alles wat zij doet is niet langer
menselijk in haar maar goddelijk. Deze goddelijke werkzaamheid vormt een gouden
Hemel in haar waar de Godheid zich beweegt, vreugdevol dat Die zijn eigen
werkzaamheid in het schepsel vindt, in afwachting van het schepsel dat haar goddelijke
acten ontvangt en daarom meer wegen voor haar opent in zijn Godheid. En Die
blijft met grote liefde herhalen: Kijk toch eens, hier gaat het schepsel in
mijn Wil steeds meer op Mij lijken; zij realiseert mijn plannen en bereikt het
doel van de Schepping”. En toen ik dit hoorde bevond ik mij in mijzelf.
deel
15 – 8 mei 1923
In
mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf. Het leek of ik een zeer
lange weg aflegde waar ik veel mensen ontmoette – sommigen waren afschuwelijk
om te zien, anderen belichaamden demonen, er waren heel weinig goede. Die weg
was zo lang alsof die nooit eindigde en ik, moe als ik was wilde me in mezelf
terugtrekken maar iemand dichtbij mij belette mij dat te doen en zei: “Kom nou – ga voort, je moet aan het begin
geraken en om daar te komen moet je via alle generaties gaan. Je moet die allen
in de gaten houden om hen naar je Schepper te brengen. Jouw begin is God en je
moet dat eeuwigheidspunt bereiken waar de Eeuwige de mens schiep om al de
banden van de Schepping te ontvangen en al de harmonieën weer aan te halen die
er kunnen bestaan tussen de Schepper en het schepsel. Een verheven kracht liet
me voortgaan en ik werd gedwongen om het kwaad van de aarde te bekijken en die
nog zullen komen, ongelukkig genoeg zo afschuwelijk”. Hierna vond ik mijn
lieve Jezus en vermoeid wierp ik me in zijn armen en zei: “Mijn Liefde, wat een
lange weg moest ik afleggen – het leken eeuwen zonder U te zien en zonder
Degene te vinden die mijn leven uitmaakt”. En Jezus, vol liefde zei: “Oh, ja, mijn dochter, rust in mijn armen,
kom binnen in het punt waar je vandaan kwam. Ook Ik wachtte vol verlangen op
jou om in mijn Wil van jou alles te ontvangen wat de Schepping Mij verschuldigd
is en om jou in die zelfde Wil alles te geven wat Ik moet geven aan de hele
Schepping. Alleen mijn Wil kan het goede in veiligheid brengen en jaloers
bewaren wat Ik wil geven aan het schepsel. Buiten mijn Wil is al het goede
altijd in gevaar en moeilijk te behouden terwijl Ik in mijn Wil overvloed heb
en Ik geef aan één wat Ik moet geven aan allen. Daarom wil Ik de hele Schepping
met jou verbinden. Ik wil jou plaatsen op het oorspronkelijke punt van de
Schepping van de mens. Het is mijn gewoonte om één op één te delen met één
enkel schepsel – wat Ik haar wil geven en wat Ik van haar wil. En dan laat Ik
van haar uit het goede voortkomen voor anderen. Ach, mijn dochter, Ik had de
mens geschapen als een bloem, die moest groeien, kleur krijgen in mijn Godheid.
Door zich uit mijn Wil terug te trekken, gebeurde met hem als met een bloem die
van een plant is getrokken. Zo lang die aan de plant blijft, is de bloem mooi,
levendig van kleur en sterk van geur. Maar eenmaal van de plant gerukt,
verwelkt die, verslapt, wordt lelijk en geeft uiteindelijk een slechte geur af.
Wat erg voor hem en wat een verdriet voor Mij die met zoveel liefde deze bloem
wilde verheffen tot mijn Godheid om Mij over hem te verheugen en Me met hem te
amuseren.
Welnu, in mijn
almacht wil Ik deze afgerukte bloem weer tot bloei brengen door die weer over
te planten in de schoot van mijn Godheid. Maar Ik wil een ziel die verlangt te
leven in de schoot van mijn Godheid. Zij zal het zaad zijn dat ze Mij zal lenen
en mijn Wil doet al het overige. Op deze wijze zal mijn vreugde om de Schepping
terugkomen. Ik zal Mij amuseren met deze mystieke bloem en Ik zal terugbetaald
worden voor de Schepping”.
deel
15 – 18 mei 1923
Ik
voelde me heel gekweld en bijna zonder mijn lieve Jezus – wat een
martelaarschap als je Hem moet missen! Een martelaarschap zonder de hoop de
Hemel te bestormen zoals de martelaren wat ieder lijden voor hen zoet maakt.
Hem te missen daarentegen is een martelaarschap wat de eenheid verbreekt,
brandt, snijdt en een afgrond van scheiding opent tussen de ziel en God; een
martelaarschap dat in plaats van het lijden zoet te maken, het verbittert,
vergiftigt, zodanig dat terwijl de ziel zich voelt sterven de dood van haar
wegrent, Oh, God, wat een pijn!
Welnu,
terwijl ik verbleef in de onmetelijke afgrond van het gemis van mijn Jezus, zei
ik terwijl Hij nauwelijks bewoog in mijn binnenste: “Ach mijn Jezus, U houdt
niet meer van Mij”. En geen aandacht aan mij bestedend, toonde Hij zich heel
gekweld, hield a.h.w. een zwart voorwerp in zijn hand wat Hij naar de
schepselen ging gooien. Dan nam Hij mijn hart in zijn handen, kneedde het
stevig, doorboorde het, en mijn hart wachtte vol verlangen op de pijnen als
verfrissing en balsem voor de pijnen vanwege het gemis van Hem. Oh wat was ik
bang dat Hij op zou houden om mij te laten lijden door mij weer te storten in
de afgrond van Hem te moeten missen.
Hierna
zei Hij: “Mijn dochter, Ik besteed geen
aandacht aan woorden maar aan feiten. Denk je dat het makkelijk is om een ziel
te vinden die werkelijk wil lijden? Oh, hoe moeilijk is dat! Met woorden zijn er
velen die willen lijden maar met daden, dan rennen zij weg als een pijn hen
bedrukt of ander leed hen bekruipt. Als Ik daarom een ziel vind die het lijden
niet schuwt en die Mij gezelschap wil houden in mijn pijnen – nog sterker, die
wacht en wacht op Mij dat Ik haar het brood van het lijden breng – dat geeft
Mij de uitzinnigheid van liefde en brengt Mij op ’t punt dwaze dingen te doen
en zo overvloedig aanwezig te zijn bij deze ziel dat Hemel en aarde stom
verbaasd staan. Denk je dat mijn Hart dat zo veel lief heeft, onverschillig
bleef dat je, zonder Mij, op Mij wachtte op niets anders dan van Mij bittere
pijnen te ontvangen”.
Maar
terwijl Hij dit zei, liet Hij me ervaren dat het allerheiligst Sacrament
voorbij ging in de straat en Hij kneedde mijn hart nog heviger. En ik: “Mijn
Jezus, wat is er aan de hand? Waar gaat U naar toe en wie draagt U? En Hij: “Ik ga naar een zieke en Ik word gedragen
door een beul van zielen”. En ik, geschrokken: “Jezus, wat zegt U nu? Wat?
Uw priesters, beulen van zielen? En Hij: “En
hoeveel beulen van zielen zijn er niet in mijn Kerk! Er zijn beulen die vast
zitten aan eigenbelang die zielen afslachten en die met hun voorbeeld in plaats
van zielen te onthechten van al wat aards is, hen er steeds meer mee
overspoelen. En er zijn de onbescheiden priesters die in plaats van de zielen
te zuiveren, hen misvormen. Er zijn de beulen van het tijdverdrijf, gewijd aan
pleziertjes, slenteren en andere dingen die zielen afleiden i.p.v. hen te
brengen tot bezinning en liefde voor gebed en afzondering. Dit zijn allen
moordenaars van zielen. Hoe veel pijn ervaart mijn Hart, als Ik zie dat juist
degenen die zielen moesten helpen en heiligen, de oorzaak zijn van hun
ondergang”.
deel
15 – 23 mei 1923
Het
gemis van Hem gaat voort en als mijn lieve Jezus zich even laat zien, zeg ik
Hem: “Zeg mij, mijn Liefde, waar heb ik U beledigd dat U zo ver van mij weg
rent? Ach, mijn hart bloedt vanwege de bitterheid van de pijn!” En Jezus: “Heb je je misschien teruggetrokken uit mijn
Wil?” En ik: “Nee, nee – moge de Hemel mij sparen voor zo’n ongeluk”. En
Hij: “En waarom vraag je Me dan waar je
Me hebt beledigd? Alleen wanneer de ziel zich uit mijn Wil terugtrekt, doet de
zonde zijn intrede. Ach, mijn dochter, om volledig bezit te nemen van mijn Wil
moet je al de innerlijke toestanden van alle schepselen binnenin jezelf
centraliseren en als je beweegt van de ene innerlijke toestand naar de andere,
neem je het beheer er over. Dit gebeurde in mijn Mama en in mijn eigen
Mensheid. Hoeveel pijnen, hoeveel toestanden van zielen werden in Ons
gecentraliseerd? Verscheidene keren bleef mijn lieve Mama in een staat van puur
geloof en mijn kreunende Mensheid werd bijna verpletterd onder het enorme
gewicht van alle zonden en pijnen van alle schepselen. Maar terwijl Ik leed,
bleef Ik heersen over al het goede, tegengesteld aan de zonden en pijnen van
schepselen. En mijn lieve Mama werd koningin van geloof, hoop en liefde en
beheerde het Licht en gaf zo geloof, hoop en liefde aan allen. Om in staat te
zijn om te geven is het nodig om te bezitten en om te bezitten is het nodig die
pijnen binnenin zichzelf naar ’t centrum te brengen en met berusting en liefde
pijnen te veranderen in heil, duisternis in licht, koude in vuur. Mijn Wil is
volheid en wie er in moet leven, moet het beheer krijgen over al het goede wat
maar voorstelbaar is, in zoverre dat mogelijk is voor een schepsel. Hoe veel
goeds kan Ik niet geven aan allen? En hoeveel kan mijn onafscheidelijke Mama
niet geven? En als Wij niet nog meer geven, is het omdat er niemand is die het
aanneemt, omdat We alles leden en terwijl Wij op aarde waren, was onze woning
in de volheid van de Goddelijke Wil.
Nu is het jouw
beurt om hetzelfde pad te volgen als Wij en te verblijven waar Wij verbleven.
Denk je dat leven in onze Wil iets onbeduidends is, of hetzelfde als ieder
ander leven, zelfs een heilig. Oh, nee, nee. Het is Alles. Daarom moet men
alles omhelzen en als er iets ontbreekt kun je niet zeggen dat je leeft in de
volheid van onze Wil. Daarom, wees aandachtig en volg altijd je vlucht in mijn
eeuwige Wil”.
deel
15 – 25 mei 1923
Ik
voelde me a.h.w. verzwolgen in de eeuwige Wil en mijn altijd lieflijke Jezus
trok me dicht tegen zich aan, bracht me buiten mezelf en toonde me Hemel en
aarde. En terwijl Hij me dit toonde zei Hij: “Geliefde dochter van onze verheven Wil, kijk, deze hele machine van
het universum – hemelen, zon, zeeën en al het overige werd door Ons geschapen
als een geschenk – maar weet je aan wie? Aan degenen die onze Wil zouden doen.
Alles werd hun gegeven als aan onze wettige kinderen. We deden dit omwille van
de waardigheid van onze werken, in bewaring gegeven en cadeau gegeven, niet aan
vreemden of onwettige kinderen die niet het grote goed zouden begrijpen dat die
bevatten noch de grootheid en de heiligheid van onze werken zouden waarnemen –
integendeel, zij zouden die verwoesten en verachten, maar door die te geven aan
onze wettige kinderen. En omdat ieder geschapen ding een aparte liefde en een
bijzonder goed inhoudt voor degene voor wie de gave wordt bedoeld, zal onze Wil
die er in leeft en zijn Leven er in vormt, hun al deze liefde doen verstaan,
ieder afzonderlijk, aanwezig in de hele schepping en ook al het goede in het
bijzonder. Dus zouden zij Ons iedere aparte liefde vergoeden en Ons glorie en eer
brengen voor al het goede wat We hun gaven. Onze Wil die hen had geschapen met
één Fiat en die al de geheimen kende die in onze wettige kinderen leefden, zou
met nog een Fiat onze geheimen openbaren die alle geschapen dingen bevatten, en
die zouden Ons liefde voor liefde schenken. Harmonie en contact zou er
wederzijds zijn tussen hen en Ons. En hoewel het leek of degene die onze wil
niet doen ervan genieten en erin delen, de gaven zijn niet van hen – zij doen
het vanuit een indirecte oorzaak, als overweldigers en onwettige kinderen.
Bovendien verstaan Zij, omdat mijn Wil niet in hen woont, niets of heel weinig
van mijn liefde die de hele schepping hun doet toekomen en van het heil dat er
in aanwezig is. Nog sterker, velen weten zelfs niet Wie zoveel dingen schiep –
vreemden die leven van de dingen die Mij toebehoren, willen Mij zelfs niet
erkennen.
Dus dit grote
geschenk van het hele universum werd door mijn hemelse Vader overgedragen aan
mijn mensheid als aan een ware wettige Zoon en er was niets dat Ik Hem niet
vergold – gave voor gave – liefde voor liefde. Toen kwam mijn hemelse Moeder,
die haar Schepper zo goed kon vergelden. En dan zijn de kinderen van mijn Wil
gekomen die mijn Wil moesten legitimeren als zijn ware kinderen. Daarom juicht
de hele schepping van vreugde, viert feest en lacht als Ik jou buiten jezelf
breng, samen met Mij de wettige dochter van de verheven Wil erkent – de ware
Eigenaar. Alle geschapen dingen willen op je schoot plaats nemen en rondom je
zijn, niet alleen om feest te vieren voor jou maar om gewaardeerd, verdedigd en
beschouwd te worden als gaven van hun Schepper. En zij wedijveren allen, ieder
voor zich, om jou aparte liefde te schenken en de gave die ieder geschapen ding
bevat. Sommigen willen je de gave schenken van de schoonheid van je Schepper en
de liefde die die schoonheid inhoudt. Anderen de gave van kracht en de liefde
die de kracht inhoudt; sommigen de gave van wijsheid, anderen van goedheid,
weer anderen van heiligheid, sommigen van licht, anderen van zuiverheid en ook
de aparte liefde in wijsheid, goedheid, heiligheid, licht, zuiverheid enz. Dus
mijn Wil slaat alle grenzen neer die bestaan tussen de ziel en God. Die brengt
harmonie tussen Hemel en aarde. Die openbaart alle geheimen die de hele
schepping inhoudt en maakt haar tot opslagplaats van alle gaven van God”.
deel
15 – 29 mei 1923
Ik
leefde mee met mijn lieve Jezus in zijn pijnen, in het bijzonder hoe Hij leed
in de Hof van Olijven. Terwijl ik zo’n medelijden met Hem had, kwam Hij in
beweging in mijn binnenste en zei: “Mijn
dochter, de Eerste die de intense activiteit van mijn pijnen in mijn Mensheid
vormde was mijn hemelse Vader, omdat Hij alleen de kracht en de macht had om
pijn te scheppen en om er zoveel graden van pijn in aan te brengen als nodig
waren om voldoening te geven voor de schuld van schepselen. Schepselen kwamen
op de tweede plaats omdat zij geen macht over Mij hadden, noch het vermogen om
pijn te scheppen die zo intens zou zijn als zij wensten.
Hetzelfde
gebeurt in alle schepselen: bij de schepping van de mens kwam de eerste intense
activiteit, zowel in de ziel als in het lichaam, van mijn goddelijke Vader.
Hoeveel harmonie, hoeveel geluk schiep Hij niet met zijn eigen handen in de
menselijke natuur? Alles is harmonie en geluk in de mens. Alleen al aan de
buitenkant, hoeveel harmonie en geluk is daar niet te vinden? De ogen kunnen
zien, de mond kan iets uitdrukken, de voeten kunnen lopen, de handen kunnen
werkzaam zijn en dingen vast pakken die de voeten hebben bereikt. Maar als de
ogen konden zien maar de mens had niet de mond om zich uit te drukken, of hij
had voeten om te lopen maar geen handen om te werken – zou de menselijke natuur
dan niet ongelukkig zijn en zonder harmonie? En dan de harmonie en het geluk
van de menselijke ziel – wil, intellect en geheugen – hoeveel harmonie en geluk
bevatten die niet? Het is voldoende om te zeggen dat die een deel zijn van het
geluk en de harmonie van de eeuwige. God schiep zijn ware persoonlijke Eden in
ziel en lichaam van de mens – een volledig hemels Eden. En dan gaf Hij hem het
aardse Eden als woonplaats. Alles was harmonie en geluk in de menselijke natuur
en zelfs hoewel de zonde deze harmonie en dit geluk verstoorde, die vernietigde
niet volledig al het goede dat God in de mens had geschapen.
Dus net zoals
God met zijn eigen handen al het geluk en de harmonie in het schepsel schiep,
zo schiep Hij alle mogelijke pijnen in Mij om terugbetaald te worden voor de
menselijke ondankbaarheid en om het verloren geluk op te wekken uit de zee van
mijn pijnen en het evenwicht uit de verstoorde harmonie. En dit gebeurt voor
alle schepselen: als Ik hen moet kiezen voor een bepaalde heiligheid of mijn
bijzondere plannen, werken mijn eigen handen in de ziel, en Ik schep in haar nu
eens lijden, dan liefde, dan kennis van hemelse waarheden. Mijn naijver maakt
dat Ik niet wil dat iemand haar aanraakt. En als Ik schepselen toesta haar iets
te doen, is het altijd in de ondergeschikte orde. Maar Ik zelf heb voorrang en
Ik blijf haar vormen volgens mijn plan”.
deel
15 – 6 juni 1923
Ik
was bezorgd over de reden waarom mijn Jezus niet kwam en ik zei bij mezelf:
“Wie weet wat voor kwaad er in mijn binnenste is dat Jezus zich verbergt om
niet mishaagd te worden?” En hij bewoog in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, het teken dat er geen kwaad
is en dat het binnenste van de ziel geheel gevuld is met God, is, dat er voor
haar niets over is wat niet helemaal van Mij is en dat in alles wat in en
buiten haar kan gebeuren, zij er niet langer zin in heeft – zij is alleen geïnteresseerd
in Mij. En niet alleen wat betreft profane of neutrale dingen, maar ook wat
betreft heilige dingen, vrome mensen, diensten, muziek, enz. – alles laat haar
koud, onverschillig, als iets dat haar niet aangaat. En de reden is natuurlijk:
als de ziel geheel vol is van Mij, is zij ook vol van mijn voorkeuren. Mijn
voorkeur is de hare en andere voorkeuren krijgen geen plaats. Hoe mooi die ook
mogen zijn, zij trekken de ziel niet aan; zij zijn eerder a.h.w. dood voor
haar.
De ziel die niet
helemaal van Mij is, is daarentegen leeg. En als dingen haar omgeven ervaart
zij zoveel lust binnen zichzelf alsof het dingen zijn die ze graag heeft. Als
het daarentegen dingen zijn die ze niet graag heeft, ervaart ze tegenzin. Dus
er is in haar een voortdurende afwisseling van zin en tegenzin. En omdat iedere
lust die niet van Mij komt niet duurzaam is, verandert zin dikwijls in
tegenzin. En daarom ziet men veel variaties in gedrag: nu eens te droevig, dan
weer te vrolijk, nu eens heel opvliegend, een ander moment heel vriendelijk.
Het is het ontbreken van Mij in haar ziel dat haar gedrag zo dikwijls verandert
– in niets gelijk aan het mijne, want Ik ben altijd hetzelfde en Ik verander
nooit. Welnu, heb je zin in wat er hier op aarde bestaat? Waarvoor ben je bang
– dat er kwaad in jou zou zijn en dat Ik daarom uit onbehagen Mezelf verberg.
Waar Ik ook ben, daar kan geen kwaad zijn”.
En
Ik: “Mijn Liefde, ik heb helemaal geen zin in iets, hoe goed dan ook. En
bovendien, U weet het beter dan ik, hoe kan ik zin hebben in andere dingen als
de pijn van U te missen me in beslag neemt, mij verbittert tot in het merg van
mijn botten, me alles doet vergeten en het
enige wat voor mij bestaat en in mijn hart is ingegrift is de nagel die ik
zonder U ben?” En Jezus: “En
dit zegt dat je van Mij bent en vol bent van Mij omdat iedere voorkeur zijn
macht heeft: als ze verlangt naar Mij, verandert die het schepsel in Mij. Als
het iets natuurlijks is, wordt ze meegesleept naar menselijke dingen. Als het
een drang is naar begeerten, werpt die haar in de stroom van het kwaad. Het kan
lijken dat een voorkeur iets onbelangrijks is. Toch is dat niet zo. Het is de
eerste act bij goed of kwaad. En kijk eens hoe dat gaat:
Waarom zondigde
Adam? Omdat hij zijn blik afwendde van de goddelijke aantrekkingskracht en Eva
hem de vrucht aanbood om ervan te eten, keek hij naar de vrucht en er naar
kijken gaf hem plezier, de woorden van Eva deden hem deugd – dat als hij de
vrucht at, hij zou worden als God en zijn verhemelte genoot van het eten. Dus
er zin in hebben was de eerste act naar zijn ondergang. Als hij daarentegen
tegenzin had gehad om ernaar te kijken, geen interesse had gehad in de woorden
van Eva, tegenzin om ervan te eten, zou Adam niet gezondigd hebben.
Integendeel, hij zou de eerste heldendaad van zijn leven hebben gesteld door
Eva te weerstaan en haar te corrigeren wat ze had gedaan en hij zou de
eeuwigdurende kroon van trouw behouden hebben jegens Degene die hij zo veel
verschuldigd was en Die alle recht had op zijn onderwerping. Oh, hoe voorzichtig
moet men omgaan met de verschillende neigingen die opkomen in de ziel. Als het
zuiver goddelijke neigingen zijn moet men die tot leven brengen. Maar als het
menselijke neigingen zijn of begeerten moet men die laten sterven; anders is er
het risico in de stroom van het kwaad te vallen”.
deel
15 – 10 juni 1923
Ik
klaagde bij Jezus omdat ik Hem zo miste en ik dacht bij mezelf: “Wie weet wat
de reden is dat Hij niet komt? En als het waar is, zoals Hij me soms liet
verstaan, dat Hij niet komt vanwege de kastijdingen – gegeven de
slachtoffertoestand waarin Hij me houdt. Als Hij komt en Mij pijnen moet
overdragen vanwege mijn taak voelt Hij zich aan handen en voeten gebonden. En
omdat rechtvaardigheid wil straffen als het schepsel daartoe dwingt, daarom
komt Hij niet – als dit het geval is, moet Hij me uit de slachtoffertoestand
halen. Zo lang Hij komt, maakt iets anders me weinig uit. Waar ik zorgen over
maak, is Jezus, mijn Leven, mijn Alles – al het andere is niet belangrijk voor
mij”.
Welnu,
terwijl ik hierover nadacht en over andere dingen, bewoog Jezus in mijn
binnenste, legde zijn arm om mijn hals en zei: “Mijn dochter, wat zeg je? Je ontheffen van je taak? Je weet niet wat
het betekent het beheer kwijt te raken, het recht te verliezen om te bevelen,
om niet langer over alles te kunnen beschikken. In feite, wanneer iemand een
functie bekleedt, kan hij er altijd over beschikken. Als hij een rechter is,
kan hij recht spreken; hij heeft het recht een veroordeling uit te spreken en
ook vrij te spreken. Het kan voorkomen dat hij dagen of weken zijn taak niet
uitoefent omdat er geen aanleiding voor is, maar desondanks wordt hij
uitbetaald, behoudt zijn rechten en als schuldige of rechtvaardige mensen zich
melden, is hij op zijn post als rechter en kan hij verdedigen en veroordelen.
Maar als hij ontslagen wordt, verliest hij al zijn rechten, en wordt
teruggebracht tot onbekwaamheid. En dit geldt voor alle andere taken. Stel je
zelf daarom tevreden om soms zonder Mij te zijn in plaats van te worden
ontheven van je taak, anders zul je ook het recht verliezen je gedeeltelijk te
onthouden van de verdiende kastijdingen. En als het jou voorkomt dat je niets
doet vanwege het ontbreken van pijnen gedurende een paar dagen, op je post
blijven is altijd iets en wat je de ene dag niet doet, als Ik bij je kom en je
op je post vind, kun je dan een andere dag doen.
Maar dit is niet
alles – het is het kleinste deel. Het meest wezenlijke is dat om in mijn Wil te
leven, mijn Mensheid de deur is waarlangs je binnengaat, de eerste verbinding.
Mijn Mensheid was inderdaad het eerste en ware slachtoffer dat vanwege de taak
door mijn hemelse Vader
gegeven, leefde als slachtoffer en volledig gekruisigd in de Goddelijke Wil. En
dankzij de kracht van mijn eeuwige Wil was Die in staat mijn leven voor allen
en voor ieder persoonlijk te vermenigvuldigen. En net zoals Ik krachtens één
enkel Fiat zo veel geschapen dingen vermenigvuldigde en zo ieder schepsel het
recht gaf zich die toe te eigenen, op dezelfde wijze vermenigvuldigde de kracht
van mijn Wil één enkel Leven, zodat ieder Mij kon bezitten voor zichzelf alleen
als hulp, verdediging en toevlucht – Hij verlangde echter naar Mij. Dit is de
grootsheid, het heil, het alles, het oneindige verschil tussen leven in mijn
Wil en leven op een andere wijze, hoe goed en heilig ook: de vermenigvuldiging
van één act in zoveel acten als men wil, genoeg om er zoveel gebruik van te
maken als men wil.
Welnu, als Ik je
zou ontslaan van je taak, zou je niet alleen mijn taak op aarde niet vervullen
– omdat je niet in mijn Mensheid bent, die zelfs als Die veel deed, en zoveel
goeds bewerkte voor de mens, toch de rechten, de eer, de waardigheid niet van
mijn rechtvaardigheid wegnam, als die zou eisen om de mens terecht te straffen.
Ik zou er eerder in berusten – maar bij gebrek aan verbinding zou je niet in
mijn Wil kunnen leven; je zou het beheer verliezen, je acten zouden eenvoudig
intenties worden en als je zegt “Mijn Jezus, in uw Wil heb ik U lief, ik zegen
U, ik dank U voor alles, ik ben verdrietig voor iedere belediging etc, dan
zouden je acten boven iedere menselijke act zweven om act te worden van iedere
menselijke act, liefde van iedere liefde die schepselen Me zouden geven. Je zou
niet al mijn acten volgen die aanwezig zijn in mijn Wil, je zou achter blijven.
Hoogstens zouden het vrome intenties zijn die iets goeds kunnen doen, maar geen
acten voor allen, die leven gaan geven en de macht bevatten van onze creatieve
Wil.
En toch, hoe
dikwijls zeg je Me: “Omdat U me geroepen heeft in uw Wil, laat me niet achter.
Oh Jezus, laat het zo gaan dat ik samen met U de acten van de Schepper mag
volgen om de liefde van alle geschapen dingen te beantwoorden als ook de acten
van Verlossing en Heiligmaking zodat overal waar uw acten en uw liefde aanwezig
zijn, mijn vergelding werkzaam mag zijn”. En nu wil je dat Ik je achterlaat?”
Ik
bleef verward achter en wist niet wat te antwoorden. De goede Jezus bepaalt wat
Hem het meest behaagt – en alles voor zijn glorie.
deel
15 – 15 juni 1923
Nog
steeds in mijn gebruikelijke toestand bad ik dat mijn altijd beminnelijke Jezus
zich zou verwaardigen om mijn arme ziel te komen bezoeken en één en al
goedheid, kwam Hij en toonde zich terwijl Hij mij met zijn heilige hand overal
aanraakte en bij die aanraking bracht Hij een merkteken van licht aan op ieder
punt waar Hij mij aanraakte. Hierna verdween Jezus en mijn eerste biechtvader
die nu overleden is, kwam en zei: “Ook ik wil je aanraken op de punten waar
Onze Heer je aanraakte”. Ik wilde eigenlijk niet, maar omdat mij a.h.w. de kracht
ontbrak om me te verzetten, liet ik hem doen. Maar terwijl hij dit deed werd
dat licht wat Jezus achterliet toen Hij me aanraakte, aan hem overgedragen en
hij bleef a.h.w. bekleed met net zo veel licht als de aanrakingen, altijd op
dezelfde punten waar Jezus me had aangeraakt. Ik bleef verbaasd achter en de
biechtvader zei: “De Heer zond mij om mij de beloning te schenken voor de
verdienste die ik kreeg toen ik naar je toekwam om je liefdediensten te
bewijzen en in actie te komen voor jou. Welnu, dit is voor mij omgezet in licht
van eeuwige glorie”.
Nadien
kwam mijn tweede biechtvader die ook overleden is en hij zei: “Zeg me eens wat
Jezus je zei – ik wil het horen zodat het licht van de goddelijke waarheden één
kan worden met de vele lichten van de waarheden die de Heer tot je sprak en
waardoor ik, toen ik die van je vernam toen ik leefde, geïnspireerd werd.
Welnu, de Heer heeft me gezonden om voor mij de beloning van de verdienste te
bevestigen die ik kreeg door die waarheden te willen horen. Als je eens wist
wat het betekent om de goddelijke waarheden te horen, wat ’n beloning van licht
die bevatten, zodat de zon er door verduisterd wordt en het goede wat zij
teweeg brengen bij degene die ze uitspreekt en bij degene die ernaar luistert;
je zou wedijveren – jij bij het uitspreken ervan en degene die zich verplicht
weet om ernaar te luisteren. Haast je daarom, zeg me – wat zei Hij jou? En ik
herinnerde me dat Jezus me had uitgelegd wat liefde betekent en ik zei hem dat.
Mijn woorden veranderde in licht en bekleedden hem. Toen verdween hij, heel
tevreden.
Nu
wil ik vertellen wat Jezus me heeft gezegd over liefdadigheid. “Mijn dochter, echte liefdadigheid kan alles
omzetten in liefde. Kijk naar het vuur: alle soorten hout en wat dan ook, zet
alles om in vuur. En als het niet de kracht heeft om alles om te zetten in
vuur, kan het niet echt vuur genoemd worden. Hetzelfde voor de ziel: als ze
niet alles omzet in liefde – zowel bovennatuurlijke als natuurlijke dingen,
vreugden en bitterheden en alles rondom haar – kan men niet zeggen dat ze ware
liefdadigheid bezit”. Welnu, terwijl Hij
dit zei, liet Hij vele vlammen uit zijn allerheiligst Hart komen die Hemel en
aarde vulden en toen, zich verenigend, vormden die één enkele vlam. En Hij
voegde er aan toe: “Vlammen van liefde
komen voortdurend uit mijn Hart en aan sommigen brengen die liefde, aan
sommigen pijn, aan anderen licht en weer anderen kracht enz. En omdat die komen
uit het centrum van de oven van mijn liefde, zelfs al verrichten zij
verschillende taken, omdat het doel hetzelfde is – liefde geven aan het
schepsel – zijn die allemaal vlammen die zich verenigend één enkele vlam
vormen. Hetzelfde voor het schepsel: zelfs al doet ze verschillende dingen, het
doel moet liefde zijn om van haar acten veel vlammetjes te maken die, zich
verenigend de grote vlam zullen vormen die alles in vlam zal zetten en haar
totaal zal transformeren in Mij. Anders zal Zij niet de ware liefdadigheid
bezitten”.
deel
15 – 18 juni 1923
Ik
voelde me helemaal opgenomen in de allerheiligste Wil van God en de gezegende
Jezus bracht voor mij a.h.w. in actie, al de acten van zijn leven op aarde. En
omdat ik Hem sacramenteel had ontvangen in mijn arm hart toonde Hij me a.h.w.
in zijn allerheiligste Wil, het moment waarop mijn lieve Jezus, bij de
instelling van het allerheiligst Sacrament Zichzelf de communie gaf. Hoeveel
wonderen, hoeveel mirakels, hoeveel buitensporigheden van liefde waren in deze
act van Zichzelf de communie te geven. Mijn brein zwierf rond temidden van
zoveel goddelijke wonderen en mijn altijd lieflijke Jezus zei: “Geliefde dochter van mijn verheven Wil,
mijn Wil bevat alles. Die bewaart al het goddelijk werk a.h.w. in actie en laat
niets verloren gaan. En wie er in leeft, wil Hij al het goede bekend maken wat
Het bevat. Daarom wil Ik je de reden bekend maken waarom Ik Mezelf wilde
ontvangen toen Ik het allerheiligst Sacrament instelde.
Het wonder was
groot en onbegrijpelijk voor het menselijk brein. Voor het schepsel om een Mens
en God te ontvangen, om het oneindige in te sluiten in een eindig wezen, en aan
dit oneindig Wezen goddelijke eer te bewijzen, waardigheid en een verblijf Hem
waardig – dit geheim was zo diepzinnig en onbegrijpelijk dat de apostelen zelf,
terwijl ze makkelijk geloofden in de menswording en in vele andere mysteries,
hierover verward bleven en hun intellect weigerde te geloven en Ik moest er
herhaaldelijk op terug komen opdat zij zich zouden overgeven. Dus wat te doen?
Ik die Het instelde moest overal voor zorgen, opdat als het schepsel Mij zou ontvangen,
de Godheid geen eer zou ontbreken, goddelijk eerbetoon en een verblijf God
waardig. Daarom stelde mijn eeuwige Wil verenigd met mijn menselijke wil, toen
ik het allerheiligst sacrament instelde voor Mij alle hosties tegenwoordig die
de sacramentele consecratie moesten ondergaan tot aan het einde der eeuwen. En
één voor één bekeek, Ik Die. Ik nuttigde Die en Ik zag de harteklop van mijn
sacramenteel leven in iedere hostie, vol verlangen om zich weg te schenken aan
de schepselen. Namens de hele mensenfamilie nam mijn heiligheid voor allen de
verplichting op zich en verschafte iedere hostie een verblijf binnenin
Zichzelf. En mijn Godheid die niet van Mij te scheiden is, omgaf iedere
sacramentele hostie met goddelijke eerbewijzen, lofprijzingen en zegeningen om
waardigheid te verlenen aan mijn Majesteit. Dus iedere sacramentele hostie werd
in Mij onder gebracht en dient als woning van mijn Mensheid en als staat van
eerbewijzen aan mijn Godheid. Hoe kon Ik anders afdalen in het schepsel. En het
was alleen hierom dat Ik heiligschennissen verdroeg, kilte oneerbiedigheden,
ondankbaarheden, omdat Ik door Mijzelf te ontvangen mijn eigen waardigheid
veilig stelde, het eerbetoon en het verblijf dat paste bij mijn Persoon. Als Ik
Mezelf niet ontvangen had, had ik niet kunnen afdalen in de schepselen en het
zou hun ontbroken hebben aan de weg, de deur en de middelen om Mij te
ontvangen.
Dit is mijn
gebruikelijke manier van doen bij al mijn werken. Ik doe die één keer om leven
te geven aan al de andere keren dat die worden herhaald om die te verenigen met
de eerste act alsof die een enkele act zijn. Dus de pracht, de onmetelijkheid,
mijn Wil die alles ziet, deed Mij alle eeuwen omvatten. Die stelde de
communicanten voor Mij tegenwoordig en alle sacramentele hosties. En Ik ontving
Mijzelf net zo dikwijls, zodat Ik doorheen Mijzelf in ieder schepsel
binnenging. Wie had ooit gedacht aan zoveel liefde van Mij? Dat Ik om af te
dalen in de harten van schepselen Mijzelf moest ontvangen om de goddelijke
rechten veilig te stellen en om hun niet alleen Mijzelf te kunnen geven, maar
dezelfde acten die Ik stelde door Mijzelf te ontvangen, om hen geschikt te
maken en bijna om hun het recht te geven om Mij te ontvangen”.
Ik
stond verbaasd en wilde twijfelen en Jezus voegde er aan toe: “Waarom twijfel je? Is dit niet te werk gaan
als God? En deze enkele act om zoveel acten te stellen als waarin Ik Me wilde
verheugen, terwijl het toch één enkele act blijft – gebeurde niet hetzelfde in
de act van de Menswording, van mijn Leven en van mijn Passie? Ik incarneerde
Mezelf slecht één keer, één was mijn Leven, één mijn Passie. Toch is deze
Menswording, Leven en Passie voor allen, en voor ieder afzonderlijk alsof het
voor één enkeling was. Dus die zijn nog steeds a.h.w. in actie en voor iedereen
alsof Ik nu incarneerde en nu mijn Passie doormaakte. Als dit niet zo was, zou
Ik niet te werk gaan als God, maar als een schepsel dat omdat ze geen
goddelijke kracht heeft, niet het bezit kan worden van allen of zich aan allen
kan geven.
Welnu mijn
dochter, Ik wil je nog een buitensporigheid van mijn liefde vertellen. Wie mijn
Wil doet en er in leeft, gaat de werken van mijn Mensheid omvatten, omdat Ik
vurig wens dat het schepsel gelijk wordt aan Mij. En omdat mijn Wil en de hare
één zijn, heeft mijn wil plezier in haar en zich vermakend plaatst Die al het
goede dat Ik bevat in het schepsel en Ik geef haar de sacramentele hosties in
bewaring. Mijn Wil die zij bevat, verleent haar en omgeeft haar met goddelijke
Waardigheid, hulde en eer. En Ik vertrouw haar alles toe omdat Ik er zeker van
ben dat Ik mijn werken op een veilige plaats bewaar, omdat mijn Wil de werker
wordt, de toeschouwer en de bewaker van al mijn goederen, van mijn werken en
van mijn Leven!”
deel
15 – 21 juni 1923
Ik
was bezig met mijn gebruikelijke aanbidding van mijn gekruisigde Heil en ik
zei: “Ik ga binnen in uw Wil of liever, geef me uw hand en breng me Zelf in de
oneindigheid van uw Wil zodat ik niets zal doen wat niet voorkomt uit uw
allerheiligste Wil. Welnu, terwijl ik dit zei, dacht ik bij mezelf: Wat is dit?
De Goddelijke Wil is overal, ik ben er al in en toch zeg ik: “Ik ga binnen in
uw Wil?” Maar terwijl ik dit dacht zei mijn lieve Jezus, in beweging in mijn
binnenste: “Mijn dochter, toch is er een
groot verschil tussen iemand die bidt en handelt omdat mijn Wil haar omgeeft en
zij overal is vanuit haar eigen natuur en iemand die vanuit haar eigen wil met
de kennis van wat zij in zichzelf doet, binnengaat in de goddelijke sfeer van
mijn Wil om werkzaam te zijn en te bidden. Weet je wat er gebeurt? Het gaat net
zoals wanneer de zon de aarde vervult met haar licht, hoeveel het licht en de
warmte niet op alle punten hetzelfde is; op sommige punten is er schaduw op
andere is er direct licht en is de warmte intenser. Welnu wie geniet meer van ‘
t licht, wie ervaart meer warmte? Wie in de schaduw verblijft of wie op die
punten verblijft waar het licht geen last heeft van schaduw. Men kan echter
niet zeggen dat waar er schaduw is, er geen licht is, hoewel het licht waar
geen schaduw is levendiger is en de warmte intenser, nog sterker, de stralen
van de zon lijken het schepsel te omgeven en te absorberen. En als de zon
verstand had en een schepsel stelde zich vrijwillig bloot aan haar brandende
stralen en zij zou namens allen tegen haar zeggen: “Dank u, oh zon, voor uw
licht en voor al het goede dat ge teweegbrengt en de aarde mee vult. Namens
allen Wil ik u het goede teruggeven wat ge doet”– wat een glorie, eer en
voldoening zou de zon niet ontvangen?
Welnu, het is
waar dat mijn Wil overal is, maar de schaduw van de menselijke wil maakt het de
ziel onmogelijk de levendigheid te ervaren van het licht, de warmte en al het
goede dat mijn Wil bevat. Door daarentegen mijn Wil binnen te willen gaan ziet
de ziel af van haar eigen wil en verwijdert de schaduw van haar wil en mijn Wil
laat haar levendig licht schijnen, het geeft haar en transformeert haar in het
licht zelf. En de ziel, ondergedompeld in mijn eeuwige Wil zegt: “Dank U, oh
heilige verheven Wil, voor uw Licht” en voor al het goede dat ge teweeg brengt
door Hemel en aarde te vervullen met een eeuwige Wil. Namens allen wil ik U het
goede teruggeven wat U schenkt”. En Ik word zo’n eer, glorie en voldoening
gewaar, nergens mee te vergelijken. Mijn dochter, hoeveel kwaad doet de schaduw
van de eigen wil! Het haalt de ziel naar beneden, het brengt luiheid, slaap en
traagheid teweeg. Het tegenovergestelde voor iemand die leeft in mijn Wil”.
Hierna
bevond ik me buiten mezelf en ik zag dat er besmettelijke ziekten gingen komen
en veel mensen werden naar lepra-ziekenhuizen gebracht. Er heerste wijd
verbreide angst en vele andere ziekten van onbekende aard. Maar ik hoop dat
Jezus tot rust wil komen door de verdiensten van zijn zeer kostbaar bloed.
deel
15 – 28 juni 1923
Ik
overwoog de onmetelijke liefde voor mijn liefste Jezus en Hij toonde me alle
schepselen a.h.w. vastgebonden binnenin een net van liefde en Hij zei: “Mijn dochter, toen Ik de mens schiep
verheerlijkte Ik hem met veel zaden van liefde. In zijn intellect, in zijn
ogen, in zijn woorden, in zijn hart, in zijn handen en voeten – in alles bracht
Ik zaden van liefde aan. En Ik moest dat van buitenaf doen en samen met Mij
plaatste Ik alle geschapen dingen om dit zaad te laten ontkiemen en groeien
volgens mijn Wil. Aangebracht door een eeuwige God was dit zaad ook eeuwig. Dus
de mens bevat in zichzelf een eeuwige liefde en een eeuwige liefde stroomt
voortdurend naar hem toe. In feite wilde Ik binnenin de mens zijn als zaad en
buiten hem als werker om in hem de boom van mijn eeuwige liefde te vormen. Wat
dient het de mens als hij ogen vol licht heeft, als hij geen uitwendig licht
heeft om die te verlichten. Hij zou altijd in het donker blijven. Dus om te
genieten van de uitwerking van het licht is het innerlijk licht van het oog nodig
maar ook het uitwendig licht van de zon die licht brengt. Hetzelfde voor het
brein: als hij geen taal had om zijn gedachten uit te drukken, zou het leven
van zijn intellect sterven en geen vrucht dragen. En zo ook voor al het andere.
Ik hield zo veel van de mens dat Ik niet alleen in hem dit zaad van eeuwige
liefde stortte, maar Ik bracht hem onder de golven van mijn eeuwige liefde die
door de hele schepping wordt verspreid om het in hem te laten ontkiemen en hem
totaal te overweldigen met mijn eeuwige liefde. Dus als het licht van de zon in
zijn ogen schijnt, brengt dat de golf van mijn eeuwige liefde. Als de aarde
zich onder zijn voeten legt en zich sterk houdt onder zijn voetstappen, brengt
die de golf van mijn liefde. Als de bloem haar geur afgeeft, als het vuur zijn
warmte uitstraalt, alles brengt hem mijn eeuwige liefde. Maar dit is niet
voldoende. Ik zelf ben bij hem in en buiten hem aan het werk, om te bewerken,
te bevestigen en al mijn beelden te verzegelen in de ziel van de mens, zodat
hij, als Ik hem eeuwige liefde schenk, hij Mij eeuwige liefde mag geven. Dus
het schepsel kan Mij ook liefhebben met eeuwige liefde omdat hij het zaad ervan
bevat. Maar tot mijn grootste smart, verstikt de mens dit zaad en dan gebeurt
het dat zelfs ofschoon mijn liefde hem onder zijn golven houdt, hij het licht
niet ervaart dat mijn liefde hem brengt omdat hij het zaad heeft verstikt en
blind is geworden. Zelfs hoewel hij brandt wordt hij niet warm en hoeveel hij
ook eet en drinkt, zijn dorst wordt niet gelest, en hij wordt niet gevoed. Waar
geen zaad is, is geen vruchtbaarheid”.
deel
15 – 1 juli 1923
Ik
verenigde me met de heilig Goddelijke Wil om rond te gaan doorheen ieder
intellect van het schepsel en mijn Jezus liefde terug te geven voor iedere
gedachte van het schepsel. Maar terwijl ik dit deed dacht ik bij mezelf: “Wat
is het nut van zo te bidden? Integendeel, het komt me voor dat dit nonsens is,
eerder dan gebed”. En mijn altijd beminnelijke Jezus kwam in beweging in mijn
binnenste en zei: “Mijn dochter, wil je
weten wat het nut en de uitwerking ervan is? Als het schepsel er toe komt het
steentje van haar wil in de onmetelijke zee van mijn Godheid te werpen, terwijl
ze die gooit en haar wil verlangt lief te hebben, rimpelt de oneindige zee van
de wateren van mijn liefde, komt in actie en Ik word gewaar hoe de golven van
mijn liefde hun hemelse geur afgeven en Ik ervaar het plezier, de vreugden van
mijn liefde, in actie gekomen door het steentje van de wil van het schepsel.
Als zij mijn heiligheid aanbidt, activeert het steentje van de menselijke wil
de zee van mijn heiligheid en Ik voel Me opgevrolijkt door de zuiverste geuren
van mijn heiligheid. Kortom, wat de menselijk wil ook wil doen in de Mijne, het
stort zich als een steentje in iedere zee van mijn hoedanigheden en als die
activeert en hen doet rimpelen, ervaar Ik hoe Mij mijn eigen dingen worden
gegeven en de eer, de glorie en de liefde die het schepsel Me kan geven op een
goddelijke wijze.
Het gaat net
zoals met iemand die erg rijk is en alle goeds in huis heeft – zeer koele
bronnen, geurige bronnen, warme bronnen. Iemand anders komt dit huis binnen,
maar heeft niets om aan die persoon te geven, omdat hij alles heeft. Toch wil
hij hem ’n plezier doen, hij wil hem beminnen en wat doet hij? Hij neemt een steentje
en gooit dat in de koele bron. Het water komt in beweging, geeft een zeer
verfijnde koelte en de heer van dat huis geniet van de vreugde van de koelte
van zijn eigen bron. Hij schept vreugde in het goede wat hij bezit, maar
waarom? Omdat de ander zorgde voor het in beweging komen van die bron, omdat
als dingen worden beroerd, zij hun geur afgeven, de koelte of de warmte die zij
intenser bezitten. Dit betekent mijn Wil binnengaan; doen bewegen – Mijn Wezen
activeren en tot Mij zeggen: “Ziet Ge hoe goed, lieflijk, beminnelijk, heilig,
onmetelijk, machtig Gij zijt? Gij zijt alles en ik wil U helemaal in beweging
brengen om U lief te hebben en U vreugde te schenken”. En denk je dat dit
onbelangrijk is?”
Na
deze woorden trok Hij zich in mijn binnenste terug en ik bleef achter met de
gedachte: “Hoe goed is Jezus. Het komt me voor dat Hij veel vreugde schept in
Zich mee te delen aan het schepsel en dat Hij zo geniet van het openbaren van
zijn Waarheden, dat terwijl Hij één ding zegt, die ene waarheid een aansporing
voor Hem is en Hem bijna aanzet met een onweerstaanbare kracht om meer
waarheden te tonen. Wat een goedheid! Wat een liefde! En Jezus kwam weer uit
mijn binnenste en terwijl Hij zijn gelaat vlak bij het mijne bracht, vervolgde
Hij: “Mijn dochter, jij weet niet wat het
betekent mijn waarheden te openbaren en daarom verwonder je je over mijn
vreugde en de onweerstaanbare drang die Ik voel om Mijzelf aan het schepsel te
openbaren. En wie wil luisteren naar Mij is mijn vreugde en Ik geniet ervan met
haar te praten. Je moet weten dat als Ik een waarheid van Mij openbaar die nog
niet bekend is, dan is dat een nieuwe schepping en Ik hou er zo van het vele
goede en de geheimen over te dragen die Ik bevat. Omdat Ik die act ben die
steeds nieuw is, die nooit wordt herhaald, verlang Ik altijd meer te zeggen. En
als Ik spreek, heb Ik altijd nieuwe dingen die Ik wil zeggen omdat dat nieuwe
in Mij nooit uitgeput raakt. Ik ben altijd nieuw qua schoonheid nieuw qua
tevredenheid, harmonie – nieuw in alles, en altijd nieuw. Daarom verveelt
niemand zich bij Mij, Ik heb altijd nieuwe dingen te geven en te zeggen en de
onweerstaanbare kracht die Mij voortdrijft om Mij te openbaren is mijn liefde.
In een uitstorting van liefde bracht Ik de schepping voort. Alles wat je kunt
zien in het hele universum was binnenin Mij. Liefde liet de schaduw van mijn
Licht overstromen vanuit mijn binnenste en Ik schiep de zon. De schaduw van
mijn onmetelijkheid en van mijn harmonieën reikten de hemelen aan in harmonie
met vele sterren en hemelse sferen. Deze en andere dingen die Ik schiep waren
niets anders dan mijn schaduwen die Ik vanuit Mij zelf aanreikte. En mijn
liefde stortte zich uit en Ik was zeer vreugdevol bij het zien wat er in Mij
was, in kleine deeltjes zwevend over de hele schepping.
Welnu, wat een
vreugde mijn waarheden te manifesteren die geen schaduwen zijn van Mij die uit
Mij komen, maar de substantie van het goede dat Ik bevat en wat spreekt over
Mij, niet in woordeloze taal zoals alle geschapen dingen spreken, maar met heldere,
welluidende en welsprekende stem. En die omdat mijn woord scheppend is, als een
nieuwe schepping in de ziel de waarheden schept die Ik openbaar. Met mijn éne
Fiat schiep Ik vele dingen, maar als Ik mijn waarheden openbaar spreek Ik niet
slechts één Fiat uit, maar net zoveel woorden als er nodig zijn voor de
manifestatie en om zielen te laten verstaan wat Ik hen wil laten begrijpen.
Stel je voor hoe
tevreden Ik ben, als Ik mijn waarheden openbaar aan de ziel die, niet in een
woordeloze taal maar met een stem die spreekt, mijn weldaden, mijn waarheden
doorgeeft aan anderen om in anderen het goede in te storten wat zij heeft
ontvangen. Daarom stort mijn liefde zich uit als Ik mijn waarheden openbaar en
Ik vier feest en Ik bemin vurig degene die bereid is naar Mij te luisteren”.
deel
15 – 5 juli 1923
Ik
ging mee met mijn lijdende Jezus in de uren van zijn zeer bittere Passie,
vooral toen Jezus door de Joden werd voorgeleid aan Pilatus en werd
beschuldigd. En Pilatus, niet tevreden met enkel beschuldigingen die ze tegen
Hem maakten, reageerde met Hem te ondervragen om voldoende reden te vinden om
Hem te veroordelen of vrij te laten. En Jezus begon in mijn binnenste te
spreken: “Mijn dochter, alles in mijn
leven is een diep mysterie, en verheven onderricht waardoor de mens moet
nadenken over zichzelf om Mij na te volgen. Je moet weten dat de hoogmoed van
de Joden zo groot was – vooral in de schijnheiligheid waardoor zij werden
beschouwd als rechtschapen en gewetensvol – dat zij geloofden dat als zij zelf
Mij vertoonden en zeiden dat zij Mij schuldig hadden bevonden en wel tot de
dood, Pilatus hen moest geloven en Mij moest veroordelen zonder enige
ondervraging. Bovendien hanteerden zij een heidens recht zonder kennis van God
of geweten.
Maar God
beschikt anders om hen te verwarren en om oversten te onderrichten dat, hoe
goed en heilig de mensen die een arme verdachte beschuldigen ook mogen lijken,
zij hen niet zo maar moeten geloven, maar hen bijna moeten overstelpen met veel
ondervragingen om te zien of iets waar is of dat er, onder het mom van
goedheid, wat jaloezie, wraak of de intentie om een begeerde positie of
waardigheid van hun meerderen te bekomen, in hun harten is binnengeslopen.
Kritisch onderzoek doet mensen leren kennen, het verwart hen en laat zien dat
men hen niet vertrouwt. En als men ziet dat men biet gewaardeerd wordt verlaten
zij de gedachte om posities te verwerven of anderen te beschuldigen. Hoe veel
schade brengen meerderen aan, wanneer zij, met de ogen dicht, vertrouwen op
valse goedheid en niet op bewezen deugdzaamheid en een positie toewijzen of
zich bekommeren om iemand die iemand anders van iets beschuldigt. Hoe vernederd
voelden de Joden zich tenslotte omdat ze niet direct geloofd werden door
Pilatus door veel ondervragingen. En als hij capituleerde en Mij veroordeelde,
was dat niet omdat hij hen geloofde maar omdat hij werd gedwongen en omdat hij
zijn positie niet wilde verliezen. Dit verwarde hen zo dat hun buitengewone
verwarring en diepe vernedering als een merkteken op hun voorhoofd bleef
gedrukt. Bovendien ontdekten ze meer rechtschapenheid en meer geweten in een
heidense rechter dan in zichzelf. Hoe nodig juist is kritisch onderzoek – het
werpt licht en kalmte op het werkelijk goede en verwarring op het kwaad.
En toen hij Mij
ook kritisch wilde onderzoeken, vroeg Pilatus Mij: “Zijt Gij Koning? En waar is
uw koninkrijk?” Ik wilde nog een verheven les geven door te zeggen: “Ik ben
Koning”. En Ik wilde zeggen: “Maar weet ge wat mijn koninkrijk is? Mijn
koninkrijk is mijn pijnen, mijn bloed, mijn deugdzaamheid. Dit is het ware
Koninkrijk dat Ik niet buiten Mezelf maar binnenin Me bezit. Wat men buiten
zichzelf bezit is niet het ware koninkrijk en ook niet een veilig gebied, omdat
wat niet binnenin de mens is, kan worden weggenomen, wederrechterlijk
toegeëigend, en hij zal gedwongen worden om het te verlaten. Maar wat hij
inwendig bezit kan niemand van hem wegnemen – dat gebied zal eeuwig binnenin
hem zijn. De kenmerken van mijn Koninkrijk zijn mijn wonden, de doornen, het
kruis. Ik ga niet te werk als andere koningen die hun mensen laten leven buiten
hem, onveilig en uiteindelijk zelfs stervend. Ik niet! Ik roep mijn mensen op
om in de vertrekken van mijn wonden te wonen, gesterkt en beschut door mijn
pijnen, hun dorst gelest door mijn bloed, hun honger gestild door mijn vlees.
Dit alleen is ware heerschappij. Alle andere rijken zijn rijken van slavernij,
gevaren en dood, terwijl in mijn Rijk ’t ware leven is.
Hoeveel verheven
lessen, hoeveel diepe mysteries in mijn woorden. Iedere ziel zou moeten zeggen
tegen zichzelf, in pijn en lijden, in vernederingen en verlaten door allen en
in ware deugdzaamheid: “Dit is mijn koninkrijk dat niet ten onder kan gaan.
Niemand kan het van me afnemen of het zelfs maar aanraken. Integendeel, mijn
koninkrijk is eeuwig en goddelijk, hetzelfde als van mijn lieve Jezus. Mijn
lijden en pijnen stellen het zeker voor Mij en maken mijn koninkrijk sterker en
hevig zodat niemand, geconfronteerd met mijn grote kracht, zal kunnen strijden
tegen Mij. Dit is het Koninkrijk van vrede waar al mijn kinderen naar moeten
streven”.
deel
15 – 11 juli 1923
Ik
was aan ’t bidden en gaf me helemaal over aan de armen van mijn allerliefste
Jezus maar met een gedachte die zei: “Alleen voor jou dit martelaarschap
anderen lastig te vallen, een last te zijn voor je priesters terwijl ik niet
anders kan dan te laten bemiddelen in mijn zaken – de dingen die zich afspelen
tussen mij en Jezus. De anderen zijn vrij – zij gaan binnen in een toestand van
lijden en zij bevrijden zich van zichzelf. Hoe dikwijls echter bad ik Hem mij
te bevrijden maat tevergeefs”.
Welnu,
terwijl ik dit en andere dingen overwoog, kwam de gezegende Jezus, zette zich
dicht bij mij en zei: “Mijn dochter, hoe
groter het werk dat Ik wil verrichten, hoe noodzakelijker het is dat het
schepsel dat Ik kies uniek is en op één punt gericht. Het werk van de
Verlossing was het grootste en Ik koos slechts één schepsel, verrijkte Haar met
alle gaven die Ik nooit iemand had toegestaan, zodat dit schepsel zo veel
genade zou bevatten dat zij mijn Moeder kon worden. En dus kon Ik in Haar alle
gaven van de Verlossing storten. En om mijn eigen gaven te beveiligen, van het
ogenblik dat Ze werd ontvangen tot dat Zij Mij ontving, hield Ik Haar verborgen
in het Licht van de Allerheiligste Drie-eenheid die Haar bewaker was en de taak
had Haar in alles te leiden. Toen Ik ontvangen werd in haar maagdelijke schoot,
nam Ik als ware Priester en hoofd en de eerste van alle priesters, de taak op
Mij Haar in alles te begeleiden, zelfs in de beweging van haar hartslag. En
toen Ik stierf, vertrouwde Ik Haar toe aan een andere priester – de H.
Johannes. Een ziel zo bevoorrecht, die alle genaden bevatte, uniek in de
goddelijke gedachte, uniek in de geschiedenis. Ik wilde Haar niet verlaten
zonder de hulp van een vertegenwoordiger van Mij tot aan haar laatste adem. Heb
Ik dit misschien gedaan met andere zielen? Nee, omdat zij niet zoveel goeds
bevatten zo veel gaven en genaden en daarom was er niet zoveel bewaking en hulp
nodig.
Welnu mijn
dochter, ook jij bent uniek in mijn gedachte, en je zult ook uniek zijn in de
geschiedenis. Noch vóór, noch na jou, zal er een ander schepsel zijn, voor wie
Ik, als gedwongen door noodzaak, de hulp van mijn priesters beschikbaar zal
stellen. Omdat Ik jou heb gekozen om in jou de heiligheid, de gaven, de
uitwerking en de ingesteldheid van mijn verheven Wil beschikbaar heb gesteld,
was het passend, rechtvaardig en waardig voor de heiligheid die mijn Wil bevat,
dat één van mijn priesters je zou helpen en de eerste bewaarplaats zou zijn van
de gaven die mijn Wil bevat, zodat die van zijn schoot konden overgaan in het
hele lichaam van de Kerk. Wat een aandacht is er vereist van jou en van hen!
Van jou als je van Mij, als een tweede moeder voor Mij de grote gave van mijn
Wil ontvangt en al zijn kwaliteiten kent. Van hen, als zij die van jou
ontvangen, zodat het “Fiat Voluntas tua op aarde zoals in de Hemel” vervuld zal
worden in mijn Kerk. Ach, je weet niet hoeveel Ik je moest geven om je vermogen
geschikt te maken zodat Ik mijn Wil in jou zou kunnen storten. Ik verwijderde
van jou elk zaad van verdorvenheid. Ik zuiverde je ziel, je natuur, zodanig dat
je niets ervan ervaart en ook zij niet van jou, omdat, daar het zaad ontbreekt,
het lijkt alsof vuur ontbreekt in de haard. En zelfs hoewel Ik je niet
vrijwaarde van de erfzonde zoals mijn Moeder, bewerkte Ik, door bij jou het
zaad van verdorvenheid te verwijderen nog een wonder van genade, nooit aan
iemand anders toegestaan, omdat het mijn Wil, driewerf heilig, niet waardig was
om af te dalen in en bezit te nemen van een ziel die zelfs heel weinig
overschaduwd zou zijn door de minste verdorven adem. Mijn Wil zou geen bezit
van haar hebben kunnen nemen, om Zijn zienswijze aan haar duidelijk te maken
als Die een zaad van verdorvenheid in haar had aangetroffen, net zoals Ik,
Woord van de Vader, niet Mijzelf zou hebben aangepast om ontvangen te worden in
de schoot van de hemelse Mama als Ik Haar niet had vrijgesteld van de erfzonde.
En voorts, hoeveel genaden heb Ik je niet gegeven?
Jij denkt dat
het niets is en daarom besteed je er geen aandacht aan en in plaats van Mij te
bedanken, houd je je bezig met te denken over wat Ik voor je beschikt heb en
over degenen die Ik rondom je geplaatst heb – terwijl Ik wil dat je alleen mijn
Wil volgt. Je moet weten dat die wordt gerekend tot de grootste werken die de
Godheid tot stand heeft gebracht. En Ik wil dat Die bekend wordt, zodat zij,
als ze de grootsheid kennen en de onmetelijke gaven die Die bevat, Die zullen
beminnen, op zijn waarde schatten en ernaar verlangen. Drie keer besloot de
Godheid om “ad extra” te werk te gaan. De eerste was bij de Schepping en dat
was zonder tussenkomst van het schepsel omdat geen van hen nog het daglicht had
gezien. De tweede was bij de Verlossing en daarbij werkte een vrouw mee, de
heiligste, de schoonste – mijn hemelse Mama. Zij was het kanaal en het
instrument dat Ik gebruikte om het werk van de Verlossing tot stand te brengen.
De derde is de vervulling van mijn Wil die gedaan moet worden op aarde zoals in
de Hemel – dat betekent voor het schepsel leven en werkzaam zijn met de
heiligheid en de kracht van onze Wil. Een werk niet te scheiden van de
Schepping en de Verlossing, net zoals de heilige Drie-eenheid niet te scheiden
is. Wij kunnen ook niet zeggen dat het werk van de schepping door Ons voltooid
is, als onze Wil, zoals Wij besloten, niet handelt in het schepsel en leeft met
die vrijheid, heiligheid en macht waarmee Die werkzaam is en in Ons leeft. Nog
sterker, dit is het mooiste punt, het hoogste, het helderste en het zegel van
de vervulling van het werk van Schepping en Verlossing.
Dit zijn
goddelijke besluiten en Zij moeten volledig vervuld worden. En om dit besluit
te realiseren willen Wij nog een vrouw gebruiken – en dat ben jij. De vrouw was
de aanzet, de oorzaak waardoor de man in zijn ongeluk stortte en Wij willen de
vrouw gebruiken om dingen in orde te brengen, om de mens uit zijn ongeluk te
laten geraken, en hem zijn waardigheid terug te geven, zijn eer, onze ware
gelijkenis – net zoals hij door Ons werd geschapen.
Wees daarom
aandachtig en neem dingen niet licht op. Dit gaat niet over zo maar iets – dit
gaat over goddelijke besluiten en over ons het veld te geven om Ons het werk
van Schepping en Verlossing te laten voltooien. Daarom, net zoals Wij Onze Mama
toevertrouwde aan de H. Johannes, zodat Zij in hem, en door hem in de Kerk, de
schatten, de genaden en al mijn onderricht kon storten wat Ik in Haar had
gestort tijdens mijn leven toen Zij aan Mij werd toevertrouwd en Ik optrad als
priester voor Haar – zoals Ik in Haar als in een heiligdom al de wetten
onderbracht, de voorschriften en de leerstellingen die de Kerk moest bezitten.
En Zij, trouw als Ze was, en zorgvuldig wakend zelfs over een enkel woord van
Mij bracht die over in mijn trouwe leerling Johannes zodat die niet verloren
konden gaan en daarom heeft mijn Mama primaatschap over de hele Kerk – en zo
deed Ik het jou: omdat het “Uw Wil geschiede” moest dienen voor de hele Kerk
vertrouwde Ik jou toe aan een priester van Mij zodat gij in hem alles zou
overbrengen dat Ik jou openbaarde over mijn Wil – de gaven die Die bevatte, hoe
het schepsel er binnen moet gaan en hoe vaderlijke goedheid nog een tijperk van
genade wil starten om zijn gaven die Hij in de Hemel bezit te delen met het
schepsel en haar het verloren geluk terug schenken. Wees daarom aandachtig en
trouw aan Mij”.
deel
15 – 14 juli 1923
In
mijn gebruikelijke toestand kwam mijn goede Jezus heel gekweld. Het kwam me
voor dat Hij niet van me los kon komen en één en al goedheid zei Hij: “Mijn dochter, Ik ben gekomen om je te laten
lijden. Weet je niet meer dat Ik de mens wilde tuchtigen en jij dat niet wilde,
dat je zelf wilde lijden in hun plaats en om je tevreden te stellen, zei Ik dat
Ik uit liefde voor jou er vijf zou tuchtigen i.p.v. tien? Welnu, de naties
willen strijden tegen elkaar en degene die zichzelf beschouwen als de
machtigste en zal bewapenen tot in de tanden om de zwakke naties te
vernietigen. Dit leidt tot totale vernietiging, mijn dochter. Daarom ben Ik
gekomen om je te laten lijden om je “die vijf” te geven die Ik je beloofde.
Mijn rechtvaardigheid zal aan vuur en water de macht geven van de taak die zij
bevatten om mensen en hele steden te vernietigen. Daarom is een beetje van jouw
lijden nodig om de kastijdingen tot de helft terug te brengen”.
Welnu,
terwijl Hij dit zei, bewoog Hij in mijn binnenste alsof Hij veel instrumenten
in zijn handen had. En terwijl Hij die bewoog, veroorzaakten die pijn en lijden
en verscheurden al mijn ledematen zodat ik niet weet hoe ik in leven bleef. En
toen Hij me zag kreunen en huiveren vanwege de intensiteit van de pijnen zei
Jezus met ’n air van iemand die over alles heeft getriomfeerd: “Jij bent mijn leven en met mijn leven kan
Ik doen wat Ik maar wil”. En Hij ging door met me te laten lijden. Moge
alles zijn voor de glorie van God, voor het heil van mijn ziel en voor de
redding van allen.
Nadien
vervolgde Hij: “Mijn dochter, de hele
wereld staat op zijn kop en iedereen verwacht veranderingen, vrede, nieuwe
dingen. Zij zelf komen samen om er over te praten en zij zijn verbaasd dat zij
niet tot conclusies kunnen komen en geen serieuze besluiten kunnen nemen. Dus
ware vrede komt er niet en alles blijft bij woorden, maar daden ho maar. En zij
hopen dat meer overleg zal leiden tot serieuze besluiten, maar zij wachten
tevergeefs. Intussen zijn zij bang tijdens dit wachten en sommigen bereiden
zich voor op nieuwe oorlogen, anderen hopend op nieuwe overwinningen. Maar al
met al verarmen de mensen, worden levend uitgeschud en terwijl ze wachten, moe
van het droevige tegenwoordige tijdperk, duister en met bloed besmeurd, wachten
zij en hopen op een nieuw tijdperk van vrede en licht. De wereld staat er
precies zo voor als toen ik op het punt stond op aarde te komen. Allen
verwachten een grote gebeurtenis, een nieuw tijdperk wat inderdaad gebeurde. Nu
hetzelfde. Omdat het grote gebeuren, het nieuwe tijdperk waarin de Wil van God
geschiedt op aarde zoals in de Hemel er aan komt, – iedereen verwacht dit
nieuwe tijdperk, het huidige tijperk beu maar niet wetend wat dit nieuwe, deze
verandering inhoudt, net zoals ze dat niet wisten toen Ik op aarde kwam. Deze
verwachting is een duidelijk teken dat het uur nadert. Maar het duidelijkste
teken is dat Ik openbaar wat Ik wil doen en Mij wendend tot een ziel, net zoals
Ik Mij wendde tot mijn Mama toen Ik afdaalde van de Hemel naar de aarde, schonk
Ik Haar mijn Wil en de gave en uitwerkingen die Die bevat, om Die te maken tot
een geschenk voor de hele mensheid”.